Jaarboek 1981-1982 - pagina 27

de tweefasenstructuur, vooral de beleidsvorming voor tweede-faseopleidingen en de herstructurering van het wetenschappelijk corps (BUWP) al aan de orde. Van essentieel belang is uiteraard het wetgevingsprogramma. Daarop staat het wetsontwerp WWO '81, bedoeld om de experimentele bestuursorganisatie volgens de WUB van 1971 (die destijds tot 1976 zou gelden) met een aantal wijzigingen definitief in de WWO op te nemen. Het wetsontwerp WWO '81, waarover het voorlopig verslag in augustus zou uitkomen, zal op zijn vroegst tot een WWO 1983 leiden. Afgezien van de wijziging van het hoofdstuk over de Academische Raad, die dat orgaan aanzienlijk zou kunnen versterken ten dienste van overleg en samenwerking tussen de instellingen (een urgente zaak), heeft het wetsontwerp geen betekenis voor het hanteren van bezuinigingsproblemen. WWO '81 blijft in het spoor van WWO 1960, geschreven op groeibestuur, initiatieven van onderop, geleidelijke besluitvorming en selectie hogerop in de organisatie, beperkte bevoegdheden en competentie op universitair bestuursniveau, geen voorzieningen en procedures voor ingrijpende bezuinigingsbeslissingen. Als er dan toch zoals nu bezuinigd moet worden, dreigt het gevaar dat de minister met zijn geldmacht naar het roer grijpt, ongeacht de beperking van zijn wettelijke bevoegdheden en competentie. In tijden van bezuiniging werkt de huidige WWO centralisme bevorderend. Opmerkelijk in de parlementaire behandeling van de WWO '81 wordt nu waarschijnlijk dat men zich bezig gaat houden met de problemen van gisteren, het definitief bedoen van de bestuursdemocratisering, in een wet voor morgen, een tijd van voortgezette bezuiniging op het WO wegens bugettaire overheidscrisis, dalende studentenaantallen als gevolg van de daling van het geboortecijfer, en verschuiving in overheidstaken van bv. onderwijs naar bejaardenzorg. Het tweede wetsontwerp dat is ingediend, is de Kaderwet Hoger Onderwijs, een vrucht van de politieke ambitie tot perfectionering van het Nederlands onderwijsstelsel en als zodanig ook niet van zin ontbloot. Deze wet draagt echter niets bij tot de hanteerbaarheid van de bezuinigingsproblematiek en daarmee samenhangende structuurproblemen. Het is typerend voor het huidige overheidsfunctioneren dat schaarse wetgeverstijd en -competentie aan de Kaderwet worden besteed, een wet die het risico schept dat alles nu in dat kader moet worden gewrongen, blauwdruk op blauwdruk wordt gestapeld, men verstrikt raakt in papieren concepties, juridische constructies worden gegenereerd die problemen scheppen in plaats van oplossen. Omdat WWO '81 en Kaderwet voorgingen, bleef tot nu toe de revisie van hoofdstuk V van WWO over bekostiging van het WO liggen. Dit is het meest verouderde WWOhoofdstuk en direct van belang voor het bezuinigingsbestuur, waarin het overigens niet voorziet. Belangrijke bepalingen in dit hoofdstuk worden al meer dan tien jaar niet meer toegepast. De constructie van dit hoofdstuk hangt echter nauw samen met de WO-structuur volgens de rest van de WWO, definitief te (her)regelen bij WWO '81. Van principieel belang voor een grondbeginsel in de WWO (het toelatingsrecht van 25

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen