Jaarboek 1983-1984 - pagina 24

en een overheid die er in slaagt om een geloofwaardige grondslag voor serieuze WOplanning te leggen. Het zij met waardering gemeld. Was die stabiliteit er nu ook maar in de financiële planning per instelling! Wat dit betreft heeft de minister niet zo'n gelukkige hand gehad bij de invoering en hantering van het financieringsmodel PGM voor de personeelsbudgetten van de instelhngen. In 1982 legde hij voorstellen terzijde om daarin reallocatieregels op te nemen en een zekere initiële normering van de zgn. B-delen toe te passen, voor de invoering van voorwaardelijke financiering. Het gevolg daarvan was: een nog steeds onbillijke verdeling van die onderzoekbudget-component, geen grondslag voor verdeling van de TVC-bezuiniging over de instelhngen, grote problemen om de uitkomsten van PGM en van TVC aan elkaar te passen, zodanige ingewikkeldheden ook dat fouten werden gemaakt. Soms waren dat ernstige, onbetwistbare fouten, wat de VU betreft in één geval zo ernstig dat een beroepsprocedure is aangespannen voor de herziene begroting 1984. Binnenkort produceert O&W een nieuwe concept-middelenverdehng tot 1989. Het is vurig te hopen dat de minister daarin een betrouwbaarder verdeling tussen de instellingen zal bereiken, en daarmee ook stabiliteit in de bezuinigingsplanning per instelling. Voor een zorgvuldig personeelsbeleid is dat nodig, vooral vanwege het aantal gedwongen ontslagen dat op het spel staat. Tot die noodzakelijke stabiliteit behoort ook dat de minister het opereren met innovatiefondsen, doeltoewijzingen, budgettaire beleidsaansporingen en straffen zeer beperkt. Gewoonlijk levert dergelijk ministerieel stuntwerk de universiteiten en hogescholen toch niet meer op dan een sigaar uit eigen doos. Het laatste van PGM zullen we voorlopig nog niet gehoord hebben, ook vanwege BUWP en AIO's volgens de Beiaard. De combinatie van BUWP en Beiaard beoogt immers vermindering van de vaste staf en vergroting van het aantal tijdelijke plaatsen voor promotie-onderzoek. Daartoe zal het totale aantal arbeidsplaatsen in het WO flink moeten stijgen; anders daalt met de verlaging van de zgn. rangenmix en van het gemiddeld salaris ook de wetenschappelijke produktie. Het leeuwendeel daarvan wordt door senioren geleverd. Bij vervanging van een hoogleraar door een pas afgestudeerde promotiemedewerker blijft er één formatie- of arbeidsplaats, die wel veel minder kost maar ook veel minder oplevert voor de Nederlandse wetenschapsbeoefening. En om dat laatste gaat het toch in de eerste plaats? De nota Beiaard heeft meer duidelijkheid gebracht in de uitspraken van de Nederlandse politiek over de structuur van het Nederlands universitair onderwijs. Er tekenen zich nu eerder twee sectoren af dan twee fasen. De eerste sector, die van hoofdzakelijk de opleidingen voor lichamelijke gezondheidszorg, blijft categoraal georiënteerd: opleidingsduur en -opzet worden bepaald door eindtermen verbonden met civiel effect en deugdelijke startcompetentie voor zelfstandige beroepsuitoefening. Omdat dit dure opleidingen zijn die van overheidswege worden bekostigd, wordt de toelating beperkt volgens afstemming op de verwachte arbeidsmarkt. De tweede sector is het hoger onderwijs voor velen, met vier jaar cursusduur, ongeacht 22

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen