Jaarboek 1989-1990 - pagina 26
Een blijvend kenmerk van een universiteit is haar functie: in stand houden van we tenschappelijke kennis, vernieuwen en uitbreiden ervan, overdracht ervan aan vol gende generaties, vgl. E.H. Kossmann, The Purpose of University Education in the past, the present and the future, U & H Tijdschrift voor wetenschappelijk onder wijs, jrg. 36, p.2-15 (september 1989). Die functie wordt in de kern gedragen door haar vaste wetenschappelijk staf. Kwaliteit van die staf en van zijn prestaties bepa len de kwaliteit van een universiteit. Traditioneel heeft een universiteit bovendien nog de volgende kenmerken. Wat on derwijs betreft is zij gericht op voltijds onderwijs, aan 18-23-jarigen, voor graden en examens. Bij onderzoek gaat het om resultaten vastgelegd in wetenschappelijke publikaties (geavanceerde patiëntenzorg en ontwikkelingsgeneeskunde vormen een belangrijke uitzondering). De eenheid van onderwijs en onderzoek in de taakstel ling geldt niet alleen macro, voor universiteit en faculteit, maar ook meso, voor vakgroep, en micro, voor individuele stafleden. Dit hangt nauw samen met het ge brek aan organisatie voor 1960. Ten opzichte van die traditionele kenmerken treedt differentiatie op. Er komt on derwijs ook voor andere doelgroepen, deeltijds, ouderen, ad hoe cursussen. Bij on derzoek doen zich ook andere produkten voor: rapporten, adviezen, derdegeldstroom-contractactiviteiten. Er treedt een grotere selectiviteit op in taakstelling en arbeidsorganisatie: specialisatie en groepsvorming in onderzoekprogramma’s; taakverdeling tussen onderzoekers, onderwijzers, en onderzoekers-onderwijzers; honorering van excellentie in onderzoek. Bovendien worden specifieke externe bin dingen aangegaan, door intra- en interuniversitaire samenwerking, het laatste nati onaal en internationaal, in onderzoek en sinds kort ook in onderwijs (ERASMUS). Een nieuwe vorm van samenwerking is die in AIO-netwerken. Differentiatie manifesteert zich ook in geringer eenvormigheid, van curricula ge zien verschil in belangstelling, motivatie en talent van studenten, van organisatie door het scheppen van satellieten, inter- en parafacultaire instituten, van cultuurkeuzen ten aanzien van arbeidsorganisatie, managementstijl en zorg voor studen ten, van profilering en concurrentie ten opzichte van collega’s. Meer differentiatie veronderstelt grotere professionaliteit, vooral in het onderwijs. Een universiteit behoort wat zij niet goed kan doen, niet te doen. Ik kom straks op de professionalisering en op de kwaliteitsbewaking terug. De zin van eenvor migheid ligt immers in eenvormige standaardisering, die tezamen met sterke staatsregulering van het onderwijs in de traditionele kwaliteitsbewaking voorzag. Diffe rentiatie vergt specifieke organisatie van kwaliteitsbewaking. Toenemen van differentiatie is naar mijn mening de moderniseringsfase die in de jaren ’80 begonnen is en nog lang niet is afgelopen. Wat het functioneren van de overheid betreft is er in het kader van de modernise ring een effectieve reregulering op gang gekomen, waarvan het einde nog niet te zien is. Reregulering begon in de jaren ’70 met het ontwikkelen en invoeren, al thans voor het onderwijs, van een normatief bekostigingsstelsel en het toewijzen 24
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989
Jaarboeken | 161 Pagina's