1954 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 27
DE MAATSCHAPPIJ DER TOEKOMST
15
Merkwaardig in dit verband doet het aan, dat het de radicale liberaal van Houten was, die in 1874 met een initiatief wetsvoorstel tot beperking van de kinderarbeid kwam, de latere kinderwet van Houten. Kuyper, reeds toen de geweldige, stemde tegen, want de Overheid behoorde niet te regelen, doch te beschermen, zoals hij het stelde. Later voerde deze grote staatsman het pleit voor een Wetboek van de Arbeid, waarin de rechten en plichten van de arbeidersstand zouden worden vastgelegd. Een tendenz dus tot afwijzen van rechtstreeks overheidsingrijpen, tot aanhaking aan en stimulering van de in de maatschappij sluimerende krachten. Het is om meer dan één reden opmerkelijk, dat nauwelijks een eeuw later van Riessen het volle gewicht zijner overtuiging inzet, om het, mede onder invloed onzer volksgroep tot stand gekomen sociaal-economisch bestel scherp te critiseren. Als de schrijver bedoelt te zeggen, dat het daarin belichaamde streven naar zekerheid fataal is, kunnen wij hem daarin voor een belangrijk deel volgen. Maar bepaald zwak, om niet te zeggen, hoogst onbevredigend is het boek, als gevraagd wordt, wat dan wel dient te geschieden. Het positieve deel dus. Onbevredigend is het boek ook daar, waar analyses worden geboden over brandende questies, als vrije economie, planeconomie, publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties en last but not least de verhouding van Overheid en bedrijfsleven. Allen, die uit hoofde van hun dagelijkse arbeid bij deze problematieken betrokken zijn, zullen door het boek teleurgesteld worden, want het verlossende woord wordt hierover stellig niet gesproken. Men leest en leest, men raakt onder de bekoring van des schrijvers grote kennis, vooral in de historische hoofdstukken, die wij naast de technische gedeelten, die het uitgesproken vakterrein van de schrijver raken, wel als het best geslaagd mogen beschouwen. Doch indien men, als het ware buiten adem door deze haast beklemmende situatietekening, zich verbijsterd afvraagt, wat er dan wel moet gebeuren, dan is het „de vrijmaking der maatschappij". Gaan we na, wat de schrijver daaronder verstaat, dan blijkt het accent te liggen op „de verlossing der mensheid", die, zo lezen we in het Besluit (pag. 332) „onontbeerlijk is voor de vrijmaking der m.aatschappij". „Zij is als het verlaten van de kooi der zelfhandhaving en der zelfverlossing, om zich vrij te bewegen in de dampkring der genade. Eerst in deze vrijheid is het mogelijk de maatschappelijke hindernissen weg te nemen, die de mens maakte, in de hoop, dat zij hem zekerheid zouden verschaffen, maar die in feite de tralies van zijn kooi werden" (pag. 333).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1954
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 290 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1954
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 290 Pagina's