GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1959 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 103

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET BEWIJS IN DE NATUURWETENSCHAPPEN

79

hulp van relaties, waarvan men meent dat ze reeds bewezen zijn. Dit proces van uitwerken van de hypothese zal de fysicus en veelal ook de chemicus uitvoeren gebruik makend van het apparaat dat de wiskundige hem aanbiedt. Daarom zal hij ook zijn hypothesen meestal zo opstellen, dat bij de uitwerking ervan de wiskunde hem van nut kan zijn. Op deze wijze komt hij dan tot conclusies die zich lenen voor vergelijking met de gegevens die zijn waarnemingen of experimenten hem verschaffen of reeds vroeger verschaften. Hij kan dan beoordelen, of deze theorie, die hij gevormd heeft, zin heeft of verworpen moet worden. Spreken de feitelijke gegevens de conclusies, die de theorie hem opleverde, tegen, dan is het duidelijk dat de theorie die ontwikkeld werd onjuist is. Het uitgangspunt, dat de natuuronderzoeker als veronderstelling aannam, was mis; zijn intuïtieve greep was er naast. Wat nu als de feitelijke gegevens en de resultaten van de theorie met elkaar in overeenstemming zijn? Is dan de theorie inclusief haar uitgangspunt bewezen? Dit is zeker niet het geval. Er kunnen wellicht veel theorieën geconstrueerd worden met zeer verschillende uitgangspunten, waarmee dezelfde gegevens uit waarneming en experiment verklaard kunnen worden. De enige zekerheid die de natuuronderzoeker verkregen heeft, is dat hij niet gevonden heeft, dat zijn theorie onjuist is; dat nog niets er op wijst dat zijn uitgangspunt verkeerd is. Zelfs moet opgemerkt worden dat de natuuronderzoeker ook aan deze conclusie wat moet toevoegen. Zijn waarnemingen zijn nu eenmaal nooit volkomen scherp, er is altijd een graad van onzekerheid. De onderzoeker poogt dan deze graad van onzekerheid vast te leggen door kwantitatieve uitspraken over de mogelijke fout in het resultaat van het experiment en komt dan tot uitspraken als bijv. de uitkomst van de meting was 100 ± 5 graden Celsius. Is het volgens de theorie te verwachten resultaat 50 graden Celsius, dan is er een duidelijke tegenspraak; is dit echter volgens de theorie 97 C, dan is er inderdaad nog geen tegenspraak. Maar het is onzeker of wanneer dezelfde proef met grotere nauwkeurigheid zou worden gedaan dezelfde conclusie voor de dag zou komen. Een andere bron van onzekerheid komt voort uit het beperkt aantal experimenten dat uitgevoerd kan worden, terwijl er steeds een oneindig groot aantal uitgevoerd zou kunnen worden. Wil iemand de wet van Ohm controleren, dan zou hij eigenlijk voor alle geleiders bij iedere waarde van de spanning de waarde van de stroomsterkte moeten bepalen. In feite is dat onuitvoerbaar. De onderzoeker moet dus steeds uit een eindig aantal experimenten induceren tot een conclusie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1959

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 295 Pagina's

1959 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 103

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1959

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 295 Pagina's