GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1967 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 17

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

FREUD ALS JOOD DOOR

W. M A R S M A N Sigmiind Freud werd op 6 mei 1856 in Freiburg (Moravië) geboren, leefde het grootste deel van zijn leven in Wenen, en stierf 22 september 1939 als baUing in Londen. Zowel van vaders- als van moederszijde was hij van joodse origine. Zijn overgrootvader en grootvader waren rabbijnen. Zijn vader kreeg nog een orthodox joodse opvoeding, maar zette deze traditie niet voort, al stuurde hij zijn zoon gedurende de schooljaren naar de synagoge en onderwees hij zijn kinderen uit de Thora. Reeds in de 14e en 15e eeuw moesten zijn voorouders uit het Rijnland, waar zij toen gevestigd waren, vluchten wegens antisemitische vervolgingen. Ook in zijn eigen jeugd maakte hij in Freiburg reeds vroeg kennis met het antisemitisme. De joodse bevolking in Freiburg behoorde tot een Duits sprekende minderheid in een Tsjechische omgeving, met alle gevolgen van dien toen er een economische crisis uitbrak. Toen Sigmund 12 jaar oud was vertelde zijn vader hem wat hem op straat eens overkomen was: een niet-jood schold hem uit en gooide zijn muts in de modder. „Wat deed U toen?" vroeg de jongen. „Ik liep naar de goot en raapte de muts op." — de jonge Freud vond dit zeer laf van zijn vader en trok vergelijkingen met Hamilcar, die zijn zoon Hannibal bij het huisaltaar liet zweren wraak op de Romeinen te nemen. Dit vond de jongen veel heroïscher. Hannibal bleef sindsdien een grote figuur in zijn fantasie. Over zijn komst aan de universiteit in 1873 schreef hij later, toen hij 69 was: „het viel mij dadelijk op dat ik mij minderwaardig en niet „volkszuhörig" moest voelen, omdat ik jood was. Het eerste wees hij in aUe bescheidenheid af, maar hij begreep niet waarom hij zich zou moeten schamen vanwege zijn ras, en wat de geweigerde „Volksgemeinschaft" betreft schrijft hij: „Ich meinte dasz sich für einen eifrigen Mitarbeiter ein Platzchen innerhalb des Rahmens des Menschtums auch ohne solche Einreihung finden müsse". Al vroeg werd hij dus vertrouwd met het lot in de oppositie te staan en „von der kompakten Majoritat" in de ban gedaan te worden. „Eine gewisse Unabhangigkeit des Urteils wurde so vorbereitet". Naar aanleiding van de toekenning van de Goethe-prijs in 1932 schrijft hij dat dit een hoogtepunt „meines bürgerlichen Lebens" was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1967

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 294 Pagina's

1967 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 17

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1967

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 294 Pagina's