GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1971 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 157

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

109

K. F. GUNNING

zou kunnen leveren, en derhalve naar schatting 40 miljard mensen zou kunnen voeden. Daarnaast bespreekt hij ook de mogelijkheden tot uitbreiding van de huidige cultuurgrond (tot 52% van het aardoppervlak), waardoor dit getal nog enkele malen kan worden vermenigvuldigd. Met verwijzing naar verschillende experts zullen wij achtereenvolgens de belangrijkste produktieverhogende factoren bespreken. III. A. 3. Kort overzicht van produktieverhogende

factoren

a. Water. Het huidige geïrrigeerde gebied (13% van de totale landbouwgrond) levert 25% van de totale wereldvoedselproduktie op (4). Echter minstens 3/5 van dit gebied wordt niet op de juiste wijze geirrigeerd. Goede irrigatie alleen al zou de totale produktie van dit gebied met het equivalent van 175 miljoen ton rijst per jaar kunnen verhogen, genoeg om alle huidige honger uit de wereld te bannen (5). (De wereldproduktie van rijst in 1965 was 125,5 miljoen ton). III. A. 3. b. Kunstmest. Het huidige irrigatiegebied wordt voor 3/4 onvoldoende bemest, d.w.z. krijgt gemiddeld 2 kg stikstof/ha/jaar, terwijl goede bemesting 50 kg/ha/jaar vraagt (6). Bij proeven van de FAO in Ghana bleek de rijstopbrengst door gebruik van voldoende kunstmest gemiddeld meer dan verdrievoudigd te kunnen worden: zonder kunstmest 1070 kg/ha; met 40 kg stikstof, kalium en fosfor/ha 3486 kg/ha; d.w.z. een stijging van de nettowinst van $ 47,10 tot $ 172,20 per acre (7). Enkele getallen ter vergelijking: India verbruikte in 1950 gemiddeld 0,5 kg kunstmest/ha en had een gemiddelde graanopbrengst van 0,65 ton/ha. In 1960 waren deze getallen resp. 2,5 kg kunstmest/ha en 0,83 ton gi-aan/ha, dat is een toename van 180 kg graan/ha; Japan verhoogde zijn kunstmestverbruik per hectare tussen 1950 en 1960 van 153 kg tot 304 kg. Zijn graanopbrengst steeg van 2,9 ton/ha tot 4,1 ton/ha, dat is een toename van 1200 kg/ha; Nederland gebruikte in 1960 gemiddeld 456 kg kunstmest/ha. III. A. 3. c. Veredelde graansoorten geven twee- tot driemaal hogere opbrengst, indien natiuirlijk voldoende water en kunstmest aanwezig zijn. Gecombineerd hiermee kan men 8 a 10 maal grotere opbrengsten per ha verkrijgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 324 Pagina's

1971 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 157

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1971

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 324 Pagina's