1971 Geloof en Wetenschap : Orgaan van de Christelijke vereeniging van natuur- en geneeskundigen in Nederland - pagina 274

214

DESCARTES EN HET GENEESKUNDIG DENKEN IN NEDERLAND

dat de fysica destijds als wetenschap zich in een meer gevorderde fase van ontwikkeling bevond dan de scheikunde, kreeg tenslotte toch het biomechanisme in de medische gedachtenwereld de overhand. Dat is, zoals bekend, vooral te danken geweest aan het optreden en de invloed van Herman Boerhaave.

^ G. A. Lindeboom. Boerhaave en Descartes. Geloof en Wetenschap 69 (1971), p. 153-166. 2 André Bridoux. Oeuvres et lettres de Descartes. Ed. Gallimard, 1953, p. 1219: „La conservation de la santé a été de tout temps Ie principal but de mes études". ^ „Ses oracles l'ont bien trompé" (Christina aan Saumaise (Salmasius) ). * Het Antwerpse blad Extraordinarisse Posttijdinghe van 10 april 1650 bevatte het bericht „Dat in Suède een gek gestorven is die seyde, dat hij soo langh leven kon als hij wilde." (H. J. de Vleeschauwer. René Descartes, levensweg en wereldbeschouwing. Antwerpen/Nijmegen 1937). = Descartes was in dit opzicht zó zeer van zijn gelijk overtuigd, dat hij zich verstoutte tot de uitspraak, dat, indien deze opvatting onjuist zou bUjken te zijn, de gehele rest van zijn filosofie niets waard zou wezen ( tout Ie reste de ma Philosophie ne vaut rien"). Ch. Adam en P. Tannery. Oeuvres completes de Descartes, 13 vols.. Paris 1897-1913, vol. II, p. 501 (brief aan pater Mersenne van 9 februari 1639). Zie ook J. H. van den Berg. Het menselijk lichaam. Callenbach, Nijkerk 1961, p. 223. 6 Bridoux, 1063. „et j'ai été un hiver Amsterdam, que j'allais quasi tous les jours en la maison d'un boucher, pour lui voir tuer les béter, et faisais apporter de la en mon logis les parties que je voulais anatomiser plus a loisir . . ." (brief aan Mersenne, 15 november 1639). ' Adam en Tannery, vol. XI (1909), cf. J. Dankmeyer. Les travaux biologiques de René Descartes (1596-1650). Arch. int. Hist. Sci. (1951), 675-80; en: De biologische studies van René Descartes. Leide voordrachten 9, Leiden 1951. s Bridoux, 927/8: „J'etudie maintenant en chimie et en anatomie tout ensemble, et apprends toujours quelque chose que je ne trouve pas dedans mes livres. Je voudrais bien être déja parvenu jusqu'a la recherche des maladies et des remèdes, afin d'en trouver quelqu'un pour votre érésipèle . .." (brief aan Mersnne van 15 april 1630). » Bridoux, 1071 (brief aan Mersenne van 1 april 1640). Descartes spreekt van een „vieux professeur qui faisait cette anatomie, nommé Valcher." R. C. G. Martin (Descartes mêdecin. These, Paris 1924, p. 61) weet te vertellen, dat Descartes dikwijls bij diens collega Adolphus Vorstius (1597-1663) de maaltijd gebruikte - overigens zonder dit te docimienteren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen