Wetenschap en rekenschap - pagina 586
Een eeuw wetenschapsbeoefening en wetenschapsbeschouwing aan de Vrije Universiteit 1880-1980
J KLAPWIJK
H E.S. Woldring doende een historisch beeld te schetsen van reformatorische
maatschappijkritiek in de lange lijn van Groen van Pnnsterer-Kuyper-Ane-
ma-Gerretson-Dooyeweerd en anderen
Zoals gezegd, heeft Zuidema eertijds de „wijsgerige achtergronden" ook in de
economische faculteit gedoceerd Dit onderwijs wordt momenteel eveneens op de
noemer van vakfilosofie voortgezet en wel binnen de vakgroep wijsbegeerte van de
economische wetenschappen in oprichting In de vakgroep worden thans niet
zozeer de wijsgerige stromingen achter als wel de wijsgerige problemen binnen de
economische wetenschap ter sprake gebracht Er is nog geen vakfilosoof benoemd
op dit braak liggend terrein Onderwijs en onderzoek worden behartigd door de
wetenschappelijke medewerkers B Kee en G M Huussen, die zich geïnspireerd
weten door de filosofie van Dooyeweerd, omdat juist hij zo groot gewicht gehecht
heeft aan de transcendentale kritiek van het theoretisch denken, dus ook aan de
wijsgerige ondervraging van de vakwetenschappelijke theorie Meer inhoudelijk is
het onderzoek van Kee naar aard en structuur van het economisch veld, terwijl
Huussens onderzoek van meetaf meer wetenschapstheoretisch is gericht
Afzonderlijke aandacht vergt de wijsbegeerte van de psychologie, het vakgebied
van Sanders Zoals we eerder zagen, hadden reeds Kuyper, Geesink en Bavinck
een wijsgerige mensvisie opgebouwd De laatste twee hadden zich ook reeds een
visie op de psychologie gevormd Wat met name Bavinck voorstond, was een
„empirische psychologie" die tweeërlei uitgangspunt had Enerzijds benadrukte
hij, dat in de wetenschap, dus ook in de psychologie, geen empirie mogelijk is
zonder theorie (PB 7), dus ook geen wetenschap zonder axioma's, zonder subjec-
tiviteit, zonder inbreng van het geloof (CWt 37, 64) Anderzijds beklemtoonde
Bavinck een uitwendig kenbeginsel voor de psychologie (evenals voor zijn theo-
logie), te weten de bijbel De empirische psychologie mocht zijns inziens niet
voorbijgaan aan „de psychologie der Heilige Schrift" (PB 8), reden waarom hij de
psychologie zag aangewezen zo n»et op de leiding van dan toch wel op de samen-
werking met de theologie ^^
Tegen deze achtergrond valt het te verstaan dat toen in Nederland de bijzondere
studie psychologie mogelijk werd gemaakt (namelijk als hoofdvak voor het doc-
toraal examen wijsbegeerte, 1921) en J Waterink dit vak aan de V U ging doceren
(1929), deze eveneens voorstander werd (bijvoorbeeld in De oorsprong en het
wezen van de ziel, 1930) van wat ik zou willen noemen een „comprehensieve
psychologie", dat wil zeggen een psychologie die als „christelijke zielkunde"
verweven is met de theologie en zich ten doel stelt „de gegevens van Schrift en
geloofsleer" (op een in feite dichotomistische manier) te verwerken (OW 82, 92)
Naderhand was Waterink terughoudender, bijvoorbeeld m Ons zieleleven
(1934/1938 en volgende jaren), en werd de Schrift slechts kenbeginsel voor „de
hoofdlijnen van ons denken" genoemd, haar gegevens heetten nu slechts „in
indirecte zin" voor de psychologie van belang (OZ 11)
In 1952 werd de psychologie tot een afzonderlijke studierichting, sedert 1964 met
pedagogiek en sociologie bovendien georganiseerd in en vanuit een afzonderlijke
580
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980
Publicaties VU-geschiedenis | 602 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980
Publicaties VU-geschiedenis | 602 Pagina's