De Vrije Universiteit na Kuyper - pagina 393
De Vrije Universiteit van 1905 tot 1955, een halve eeuw geestesgeschiedenis van een civitas academica.
bepalen, had Dooyeweerd naast de vier grondmotieven in het
Westerse denken nog het voortbestaan van allerlei Perzische,
Egyptische, Joodse en Germaanse motieven moeten onderkennen,
met name in de mystiek en de gnostiek. En ook had hij duidelijker
moeten maken dat men bij iedere denker een vermenging en ver-
schuiving van motieven vindt. In de bijlage bij hoofdstuk 2, over de
antropologie van A. Kuyper, hoop ik die duidelijkheid inzake
Kuyper te hebben verschaft.
Boek n i van de Reformatie en Scholastiek in de Wijsbegeerte zou
ons de antropologie van Dooyeweerd hebben moeten geven. In de
aangetroffen fragmenten van het manuscript ging Dooyeweerd in op
de kritiek, o.a. van Berkouwer in De Standaard, op het laatste
hoofdstuk van De Wijsbegeerte der Wetsidee. Dat driedelige werk was
'in waarheid een doorlopende voorbereiding voor een wijsgerige
anthropologie, die uit het schriftuurlijk grondmotief van de
Reformatie zou behoren te worden opgebouwd.' Maar waar bleef
deze antropologie, vroeg destijds Berkouwer. Op die vraag lezen we
het antwoord:
het is nu eenmaal de schijnbaar paradoxale karaktertrek van een
wijsgerige mensbeschouwing, dat zij tegelijk aan het begin en aan het
eind van de wijsgerige bezinning staat.
Is het een te stoute gedachtenwending, wanneer wij de grond van deze
stand van zaken in de schepping zelf zoeken? In de mens vat God heel
de zin van zijn tijdelijk schepsel concentrisch samen. In die zin staat de
mens aan het 'begin' der schepping. Maar hij verschijnt in de tijd eerst,
wanneer heel de wereld voor zijn komst is voorbereid: eerste en laatste
tegelijk onder alle tijdelijke creaturen!
Eén van de onderdelen van zijn antropologie, waarmee Dooyeweerd
gereedkwam, bestond uit de 32 stellingen over de mens, die in 1942
en opnieuw in 1954 werden gepubliceerd. Een ander onderdeel
werd in Philosophia Reformata van 1961 gepubüceerd met als titel:
De taak ener wijsgerige anthropologie en de doodlopende wegen tot
wijsgerige zelfkennis. Stukken over Schelers Die Stellung des Menschen
im Kosmos en andere over de dichotomie, de act-structuur e.d.
bleven Uggen. Gedeelten over tijd, biologie, evolutie en
individualiteit werden niet geschreven. De bespreking in 1959 van
het boek van Lever: Creatie en Evolutie, bevatte een omwerking van
een deel van dat niet-gepubliceerde materiaal. Maar de discussie
met Lever werd niet voortgezet, mee doordat Dooyeweerd in 1959
387
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987
Publicaties VU-geschiedenis | 460 Pagina's