Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 42
maakte. In dat kader werd veel van de aandacht besteed aan zaken die het onder-
wijs betroffen. Daarop wordt hieronder nader ingegaan. Regelmatig aan de orde
kwamen ook ruimteproblemen, inherent aan de optredende schaalvergroting'^
In reactie op de snelle uitgroei van de universiteit was al spoedig na het
gereedkomen van het nieuwe WN-gebouw begonnen met het realiseren van
een tweetal verdiepingen dakopbouw. Dat gebeurde allereerst bij de gebouw
delen waarin het Natuurkundig Laboratorium gehuisvest was. Per april 1974
zouden de werkzaamheden beginnen om die opbouw ook bij het Instituut
voor Aardwetenschappen en het Biologisch Laboratorium te realiseren.
Aanvankelijk volgde uitstel tot april 1975, en vervolgens leidden financiƫle
problemen tot afstel". Dat neemt niet weg dat de VSF er in slaagden om in
de loop van de jaren zeventig een beperkte uitbreiding van de beschikbare
ruimte te realiseren. Omvangrijke problemen op ruimtegebied deden zich
eerst vanaf rond 1984/85 voor, in verband met de overkomst van de geologie
van de UvA (hoofdstukken 3 en 4).
Een continu punt van aandacht tenslotte vormde de middelenvoorziening. In de
beginperiode verliep de toewijzing van personele en overige middelen via de
faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, waarbij de VSF budgettair waren
ondergebracht'^ De vertegenwoordiging van VSF in de faculteitsraad bestond uit
door en uit de subfaculteitsraad aangewezen leden, in principe afkomstig uit de
subfaculteit geologie. Binnen de faculteitsraad werd in de beginfase veel tijd
besteed aan de bespreking van faculteits- en subfaculteitsreglementen. Dat hing
samen met verschillen in inzicht omtrent de wenselijke verdeling van bevoegd-
heden tussen de beide niveaus. In een volgende fase zou een en ander tot een
ernstige crisis leiden, waarop hieronder wordt teruggekomen. Ook het bibliotheek-
budget vormde regelmatig onderwerp van gesprek. De grondslag waarop de mid-
delenverdeling binnen de faculteit tot stand kwam was echter, voorzichtig gezegd,
weinig inzichtelijk. Binnen de VSF leefde het sterke gevoel dat er sprake was van
een voorkeursbehandeling van de gevestigde grote studierichtingen natuurkunde
en scheikunde die ten koste ging van de VSF en ook van de biologie'^ Dat schrijn-
de temeer omdat de kleine VSF veel minder dan de genoemde grote studierichtin-
gen over buffercapaciteit konden beschikken om de toenemende studentaantallen
op te vangen. Natuurkunde en Scheikunde hadden, via de stichtingen FOM en
SON, bovendien (en in tegenstelling tot de VSF) een professionele aansluiting op
de 2e geldstroom waarmee aanzienlijke extra middelen verworven w e r d e n " .
Binnen de VSF drong zich het beeld op dat het subfaculteitsbestuur, i.e. Wiggers,
onvoldoende partij gaf in de strijd om de facultaire middelenverdeling. De realiteit
lijkt te zijn geweest dat de realist Wiggers er geen behoefte aan had zich door het
stellen van onhaalbare eisen te vervreemden van het facultaire management. Hij
had de steun van de faculteit hard nodig in het kader van de effectuering van de
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's