Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 222
de integriteit van de sectie op het spel staat, lijkt groot. Een overleg met Van Hinte
over mogelijke aansluiting bevestigt dat beeld. De overwegingen van K/L zijn meer
dan lokaal van aard. Essentieel is de vraag of in het nieuwe onderzoekslandschap
de fysische geografie en daarmee verwante aandachtsvelden in Nederland een
herkenbare plaats zullen kunnen behouden naast de traditionele geologie en de
geofysica. De sectie oordeelt een dergelijke situatie, zowel met het oog op de
eigen positie binnen de faculteit als meer in het algemeen, wenselijk. De gevoelens
zijn echter nogal dubbel. Principieel is de sectie tegen een geprononceerd onder-
scheid geologie-fysische geografie en voorstander van een brede aardwetenschap-
pelijke benadering. Gegeven het dominante geologische karakter van de beoogde
onderzoeksschool Mariene Geologie wordt niettemin besloten allereerst te verken-
nen of op de "fysisch-geografische" markt tot een onderzoeksconcentratie van vol-
doende omvang gekomen zou kunnen worden. Daartoe moet de ijzige atmosfeer
die sinds de TVC-operatie de verhouding met de fysische geografie aan de UvA
kenmerkt doorbroken worden. Beide partijen, zo blijkt na een eerste overleg, ach-
ten het gemeenschappelijk belang voldoende groot om het verleden achter zich te
laten. Al spoedig wordt, met Utrecht (fysische geografie) en de paleobotanische
vakgroep Bijzondere Plantkunde aan de UvA een school voor "Landschaps- en
Milieuonderzoek"in de steigers gezet (later Interuniversitair Centrum voor Geo-eco-
logisch Onderzoek, ICG). Onzeker is medio december 1990, mede door afwezig-
220 held van Touret, nog de positie die de petrologie en isotopengeologie zullen kiezen.
De vakgroep Meteorologie kondigt aan zich aan te willen sluiten bij een door
Utrecht gedomineerde school voor atmosferisch en marien onderzoek (SAMO).
Op 17 december richt het faculteitsbestuur zich tot de VCW om advies. De vakgroep
SG, de secties Hydro en K/L en de vakgroep Meteo zullen zich in verschillende lan-
delijke onderzoeksscholen organiseren. Voor tenminste één groep zou steun uit
het Universitair Stimuleringsfonds moeten worden verworven. Hoe te prioriteren?
Het bestuur geeft een duidelijk signaal: de groepen Sedimentaire Geologie (bunde-
ling van krachten met PI zou de positie nog versterken) en Hydro(geo)logie nemen
de sterkste positie in. Objectief bezien is dat een logisch standpunt. Zowel SG als
Hydro kunnen kwantitatief en kwalitatief een belangrijke rol spelen in de beoogde
landelijke onderzoeksscholen en in beide gevallen lijkt het penvoerderschap voor
de VU haalbaar. De sectie K/L, die slechts een kleinere partner zal kunnen zijn in
een school waarvan het penvoerderschap bij de UvA zal komen te liggen, is furieus.
Men voelt zich gestraft voor het niet deelnemen in de school Mariene Geologie en
qua kwaliteit van onderzoek miskend. Op 9 januari 1991, de vakgroep PI heeft dan
inmiddels te kennen gegeven aansluiting te willen zoeken bij de school Mariene
Geologie", wordt de situatie in de faculteitsraad besproken. Het faculteitsbestuur
laat weten de identiteit van de faculteit niet afhankelijk te willen maken van het
streven naar USF-steun en derhalve geen voorstander te zijn van een door de VCW
bepleite organisatorische schaalvergroting (samenvoeging van vakgroepen of
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's