Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 12
start gegaan en vormt op dat moment een rechtstreekse bedreiging voor het
voortbestaan van de aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit In een omvang-
rijke documentatie ten behoeve van het College van Bestuur stelt het subfaculteits-
bestuur onder meer vast dat de wetenschappelijke productie per medewerker aan
het Instituut voor Aardwetenschappen hoger ligt, deels zelfs aanzienlijk hoger, dan
bij de geologische en fysisch geografische subfaculteiten/afdelingen in Utrecht en
aan de Universiteit van Amsterdam. De verzuchtingen van Van de Fliert en Wiggers
lijken dan ook in de eerste plaats te moeten worden opgevat als een indicatie dat
beiden, wanneer zij aan het begin van de tachtiger jaren terugzien op hun loop-
baan aan de Vrije Universiteit, het gevoel bekropen heeft dat zij persoonlijk te wei-
nig van hun aandacht aan het onderzoek hebben gegeven. Inderdaad, zelf hebben
noch Wiggers, noch Van de Fliert zich sinds hun benoeming aan de VU intensief
met onderzoek bezig gehouden en evenmin hebben zij veel praktische prioriteit
gegeven aan de ontwikkeling van onderzoeksbeleid. Die opstelling was in een peri-
ode waarin binnen de universiteit de aandacht traditioneel allereerst op de onder-
wijstaak was gericht overigens bepaald met uitzonderlijk. Dat neemt met weg dat
de derde in 1960 aan de VU benoemde hoogleraar in de aardwetenschappen,
Uytenbogaardt, zeker aanvankelijk en meer dan zijn beide collega's, de ontwikke-
ling van het onderzoek gestimuleerd heeft.
Aan het begin van de jaren '80, in een fase waarin binnen het wetenschappelijk
bedrijf de onderzoeksprestatie steeds meer als het kwaliteitscriterium bij uitstek
begint te gelden, zullen Wiggers en Van de Fliert zich beiden met enige teleurstel-
ling hun terughoudende opstelling ten opzichte van het onderzoek gerealiseerd
hebben. Maar tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat beiden, in een periode
waarin de nadruk op de onderzoekstaak veel minder vanzelfsprekend was dan
thans, hun beste krachten, elk naar eigen inzicht en vermogen, hebben ingezet ten
behoeve van hun vakgebied en van de universiteit Zij hebben daarbij keuzes
gemaakt en moeten maken die ongetwijfeld deels mede door externe omstandig-
heden zijn bepaald, maar die ook werden ingegeven door persoonlijke belangstel-
ling en voorkeuren. Dat neemt niet weg dat, zoals Van de Fliert (1980) stelde, de
landelijke herstructurering van de aardwetenschappen inderdaad diep ingegrepen
heeft Ook Wiggers (1981) beaamt dat " verschillen wij niet van mening over de
mate waarin m de tweede helft van de zestiger jaren en in de zeventiger jaren de
landelijke herstructurering aardwetenschappen heeft ingegrepen in het functione-
ren van individuen en groepen". In de situatie aan de Vrije Universiteit is het met
name Van de Fliert zelf geweest die dat persoonlijk nadrukkelijk als zodanig
ervaren heeft In dat laatste kan heel wel de verklaring zijn gelegen dat Van de
Fliert in zijn bijdrage uit 1980, waarin hij 17 pagina's aan het onderzoek besteedt,
nog geen twee volle pagina's aan de landelijke herstructurering van de aardweten-
schappen en zijn gevolgen heeft willen wijden. En ook aan de invoering en de
effecten van de democratische bestuursstructuur, die met zijn voorliefde had.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's