GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 40

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 40

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

36 I Fragiel begin (1880-1 <) 18)

deze opvattingen kwam Woltjer tot wat we kunnen noemen een kritisch realisme,

waarin een wisselwerking bestond tussen het kennend subject en het te kennen ob-

ject.*'' Hij zou niet akkoord zijn gegaan met het begripsrealisme van Hoedemaker die

had gesproken over de vorming van een begrip als een theoretische constructie van

een stukje werkelijkheid; een begrip moest volgens Hoedemaker corresponderen

met een object als een zijnde. Woltjer beschouwde begrippen echter als uitingen van

de menselijke logos, die zouden moeten corresponderen met de ideeën van de godde-

lijke Logos in de werkelijkheid.

Ook al erkende hij dat menselijke kennis onvolkomen was, zijn opvatting dat de

menselijke logos inzicht in de goddelijke Logos kon krijgen en de mens om deze re-

den 'beeld van God' werd genoemd, zou kunnen leiden tot een overschatting van het

menselijk denken en de wetenschap. Hij maakte zich aan deze overschatting echter

niet schuldig. Weliswaar schreef hij dat de wetenschap 'een schat is, kostelijker dan

eenig ander ding', maar hij was zich terdege bewust van de begrensdheid van weten-

schappelijke kennis.*' In verband met de goddelijke Logos bracht Woltjer ook de 'or-

dinantiën Gods' ter sprake.*' Hij noemde als voorbeelden de zelfstandigheid van vol-

ken en hun culturen, en het gezag van de overheid. Hij realiseerde zich echter dat het

spreken over de kenbaarheid van de goddelijke of scheppingsordinantie kon leiden tot

een aanmatigende vereenzelviging van menselijke interpretaties met die ordinantie.

In zijn ontologie leek Woltjer de opvatting van de antieke filosofen te volgen, dat

alle dingen waren opgebouwd uit materie en vorm, stof en idee, en dat ideeën in het

stoffelijke waren geobjectiveerd. Hij verwierp echter hun opvatting dat het stoffelij-

ke eeuwig zou zijn. Ook het stoffelijke was volgens hem (met verwijzingen naar de

Bijbel en Augustinus) geschapen en vond als zodanig zijn grond in de Logos.*' Met

deze opvatting oversteeg hij het antiek-filosofisch dualisme.

In verband met zijn christelijke interpretatie van de Logos was voor Woltjer ook

een andere vraag van belang: welke relatie bestond er tussen de christelijke religie en

de oudheid? Velen van zijn vakgenoten in binnen- en buitenland vonden deze vraag

niet relevant. Niet dat zij de relatie tussen de filosofie en de oudheid ontkenden. Inte-

gendeel, zij bestudeerden onder andere diverse vormen van menselijk leven in de oud-

heid, die zij vergeleken met de daar gevonden filosofische ideeën van de hoogste men-

selijkheid. Woltjer stelde echter dat de hoogste menselijkheid niet in mensen, maar

alleen in Christus werd gevonden. De ware menselijkheid was niet door de studie van

de oudheid te bereiken, maar in het christen-zijn als navolging van Christus. In de

oudheid was veel tot stand gebracht in het ordenen van het leven, stichten van de staat,

handhaven van het recht en beoefenen van kunsten en letteren, dat God wilde gebrui-

ken voor de voortgang van zijn rijk. Woltjer erkende dat veel in het leven en de daden

van de Grieken en Romeinen inspirerend was. Zij kenden het zoeken naar waarheid,

waarin de Logos werkzaam was. Met verwijzingen naar de kerkvaders en Calvijn stel-

de hij dat alle mensen, christenen en niet-christenen, verstandelijke vermogens had-

den om de werkelijkheid als openbaring van de Logos te onderzoeken en over de Lo-

gos na te denken. Zo werd bij de Grieken en Romeinen wijsheid en voortreffelijke

kennis gevonden. Hij beschouwde de oudheid als een belangrijke fase in de geschiede-

nis die aan de christelijke religie was voorafgegaan en haar ontstaan had voorbereid.**

64 Woltjer, 'De wetenschap van den Logos', pp. 16, 41-42. Woltjer, 'Ideëel en reëel', pp. 202-204.

65 Woltjer, 'Ideëel en reëel', p- 219.

66 Woltjer, 'De wetenschap van den Logos', p. 44. Woltjer, 'Ideëel en reëel', p. 226.

6y Woltjer, 'Ideëel en reëel', p. 212.

68 Woltjer, 'De wetenschap van den Logos', pp. 35-45. Zie Van der Laan,7a« Woltjer, pp. 50-51, 59. Ook Kok,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 40

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's