GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 105

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 105

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

6 H. Dooyeweerd: filosoof van religieuze grondmotieven loi

kelijke uitwas der romantiek').'* Hij durfde een pleidooi te houden voor het toneel

- destijds een taboe in gereformeerde kring. Toneelstukken die in de jaren twintig

door studenten van de Vrije Universiteit zouden worden opgevoerd, werden door

de besturende colleges en de achterban van de universiteit veroordeeld. Dooye-

weerd schreef in 1916: 'Het is daarom met weinig optimisme, dat we nog eens het

pleit opnemen voor de schijnbaar reeds verloren zaak van het Christelijk toneel.

Maar wij schuwen de ongeestelijkheid van een zekere doode orthodoxie, die de ba-

zuin des gevaars blaast'. Hij trad helemaal buiten de grenzen van het gereformeerde

milieu met zijn voorstel dat calvinisten zich zouden kunnen aansluiten bij katho-

lieke toneelverenigingen. Als gereformeerde vrijbuiter riep hij zijn geloofsgenoten

op hun 'blinde vooroordelen' af te leggen en 'vooral geen grenzen van confessie' als

belemmering op te werpen." Gewaagde woorden, nog lange tijd voor dovemans-

oren gesproken.

Hij was vrijmoedig, meer extravert dan Vollenhoven, maar beiden stonden bij hun

medestudenten bekend als gewiekste debaters. Intelligent, belezen en gedreven wa-

ren zij, geen debat gingen zij uit de weg en zich gewonnen geven was er niet bij. Zo

kenden hun studiegenoten hen en zo typeerden zij hen als 'een Dooyeweerd die al-

les wist, en een Vollenhoven die alles beter wist'.'

Dooyeweerds studie verliep vlot. Na één jaar had hij zijn kandidaatsexamen ge-

haald en nog geen tweeëneenhalf jaar later zijn doctoraal. Hoewel van zijn leermees-

ters Anema voor hem de meest inspirerende was en Fabius met zijn slaapverwek-

kende colleges en aartsconservatieve denkbeelden hem ronduit onsympathiek was,

zou toch Fabius zijn promotor worden. Deze hoogleraar gaf nu eenmaal staatsrecht

en Dooyeweerd wilde op een staatsrechtelijk onderwerp promoveren. Na verloop

van jaren zou hun verhouding vriendschappelijk worden.'"'

Een jaar na zijn doctoraalexamen promoveerde de tweeëntwintigjarige Dooye-

weerd op het proefschrift De ministerraad in het Nederlandsche staatsrecht. De uit-

gebreide inleiding die begon met een beschrijving van Montesquieu's De l'Esprit des

Lois, Lockes Two Treatises of Government en Kants Rechtslehre, bevatte hoofdza-

kelijk een rechtshistorische uiteenzetting van de plaats van de ministerraad in het

negentiende- en twintigste-eeuwse staatsrechtelijk denken.'" Weliswaar merkte hij

op dat in de bestudering van rechtsbronnen de verschillen tussen juridische leerstel-

ligheden niet konden worden opgelost zonder rechtsfilosofisch onderzoek, maar

hij voegde er direct aan toe dat dit onderzoek buiten het bestek van zijn proefschrift

viel.'^ Dooyeweerd liet zich in zijn boek kennen als een scherpzinnig analyserend

98 Dooyeweerd, 'De neo-mystiek en Fr. Van Eeden', p. 150. Dooyeweerd, 'De troosteloosheid van het wag-

nerianisme', p. i i i .

99 Dooyeweerd, 'Een oude schuld aan een paria', pp. 162, 179-180.

IOC Van Deursen, Een hoeksteen, p. 164.

l o i Van Dunne, 'Herman Dooyeweerd', pp. 39-40. Ook Dooyeweerd, De heteekenis der wetsidee, p. 76.

102 Dooyeweerd, De ministerraad, pp. 9-35.

103 Dooyeweerd, De ministerraad, p. 31. Van de bij het proefschrift gevoegde stellingen luidde stelling XVII:

'Het is, met het oog op den nationalen grondslag van de Vrije Universiteit gewenscht, de verklaring van instem-

ming met hare beginselen bij de promotie te doen vervallen'. Met deze stelling koos hij partij voor de meerder-

heid van de senaat, die in 1914 had gepleit voor het afschaffen van de verklaring van instemming met de grondslag

van de universiteit door promovendi. De curatoren waren dermate verdeeld geweest over deze kwestie, dat zij

het senaatsvoorstel niet konden overnemen. Het zou tot 1956 duren voordat de verklaring van instemming door

de promovendi werd afgeschaft (archief college van curatoren. Notulen, 7 april 1956). Zie Roelink, Een blinkend

spoor, pp. 40-44. O o k Zondergeld, Geen duimbreed, pp. 222-223.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 105

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's