De wetenschap van den Logos - pagina 40
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit
34 beesten verschilt, dewijl hij met verstand begaafd is en dat nogtans dit licht door een zeer groote onwetendheid wordt verstikt, zoodat het niet krachtiglijk kan doorbreken." „Alzoo is ook de wil, omdat hij van des menschen natuur niet kan worden • afgezonderd, niet verloren gegaan, maar hij is door booze begeerlijkheden
verstrikt geworden, zoodat hij niets goeds
kan begeeren." De logos eertijds terstond de waarheid kennende, daar hij in zijn geheelen aard zelf helder en waar was, zoekt ook nu nog de waarheid, althans in de natuurlijke dingen. „Want wij zien, dat in des 1 menschen verstand ingeplant is ik weet niet welk verlangen om 1 de waarheid op te sporen, naar welke hij volstrekt niet zou (streven, indien hij niet voorheen eenig besef daarvan had gehad" i). 't Doet mij waarlijk genoegen, dat ook de hoogleeraar Dr. Land in dit opzicht met Calvijn schijnt overeen te stemmen, dien hij anders met minachting „zoo iemand" noemt. „Wanneer
Immers hij zegt:
het denkbeeld van waarheid blijkbaar uit ons onver-
basterd geestesleven ontspringt, mag men voorzeker beginnen met te onderstellen, dat dit er niet op ingericht is om aan alle waarheid vreemd te blijven" 2). , ' Zoo leidt dus de kennis van de ruïne nog op tot eene voorstelling van j het gebouw, van het doode geraamte tot het levende wezen; maar ook ) omgekeerd : de ruïne kunt ge alleen verstaan uit de kennis van het gebouw, het geraamte uit de kennis van het levende wezen. Waarin echter bestaat het wezen, de innerlijke oorzaak van het verval der heerlijke gaven, die den logos vormen? In den afval van God. De logos was ook oorspronkelijk niet i) Instit. II, 2 : 12: Videmus enim insitum esse humano ingenio desiderium nescio quod indagandae veritatis, ad qiiam minime aspiraret, nisi aliquo eins odore ante percepto. 2) Inleiding tot de wijsbegeerte 's Gravenhage 189O; bladz. 52. In de noot op bladz. j 400: „dat hij (Calvijn) aan dergelijke bespiegelingen uit vroegere tijden zijn eigen dogma j te danken heeft, ontgaat zoo iemand geheel." — En aan wien heeft zoo iemand als Dr. Land het dogma, dat hij hier verkondigt te danken'? — Ik heb hierbij aangenomen, dat Dr. Land een „onverbasterd geestesleven" in 't verleden stelt; doet hij dit niet, dan versta ik hem in het geheel niet.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1891
Rectorale redes | 70 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 oktober 1891
Rectorale redes | 70 Pagina's