GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verzen van de Noord-Hollandsche vlsschersvronw Elsje  Hording.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verzen van de Noord-Hollandsche vlsschersvronw Elsje Hording.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De predikant van Landsmeer, Ds H. J. Heynes, die ons in z'n bekende boeken zulk een frisschen kijk gegeven heeft op de Noord-hollandsche menschen en dingen, kent in zijn dorpje een eenvoudige visschers-huisvrouw van ongewone gaven. Ze is huismoeder als al de bewoonsters van de vriendelijke visschershuisjes langs den zeedijk; ze poetst en stoft en schuurt en is dagelijks bezig in het nijvere huishoudgedoe, dat bij de Hollandsche properheid behoort. Maar — zoo vertelt Ds Heynes in een inleiding op het bundeltje, dat voor ons ligt, — deze vrouw kan meer. „Terwijl zij stoffer of schuurlap hanteert", terwijl ze dus bezig is in haar eenvoudig werk, kan het gebeuren, dat plots „maten en strofen en rijmen door haar heen (ritselen)" en een vers groeit. Ze schrijft het dan op en bewaart zoo vele van haar invallende gedachten. Vooral in rustige uren, als het werk is gedaan en de stilte om haar is, wijdt ze zich graag „aan de beoefening van haar kunst" en dan dicht zij, naar Ds Heynes opsomt, „over harde kinderjaren, over kinderleven, over dierenleven, over den zegen van beproevingen, over godsvrucht...., over de veel vertakte techniek der Zuiderzeevisscherij..., over kerkdienst, kerkleeraar, kerktoren..., over nog een en ander. ..."

Ze geeft dus „huiselijke poëzie" in 'den zin van deze in onze Jetterkunde veelvuldige soort.

Uit haar werk nu las Ds Heynes een bundeltje samen, dat hij onder den titel „Verzen van de Koord-Hollandsche Visschershuisvrouw Elsje Hording" in het licht gaf 2), met de bedoeling, „eenigen in (m) zijn verwondering over het kunnen eener gewone visschersvronw te laten deelen". Zij zelve voert niet de minste pretentie, veeleer voelt ze er zich bezwaard over, dat ze den predikant toestemming gegeven heeft tot deze uitgave.

Inderdaad is er niets in het (keurig uitgegeven) bundeltje, dat naar pose zweemt, 't Is alles eenvoud en Noord-hollandsche werkelijklieid, „gelegenheidspoëzie" bij vreugde en leed, versjes over den visscher en z'n kajuit, de visschersvrouw en haar huis, de zee en de weiden, die rechts en links van haar huis zich uitstrekken. Over 't algemeen zijn de dichtjes vlot en rhytmiseh vrij' zuiver: „De Regen" b.v. en „Buurvrouw" zijn naar voTm en inhoud pittig. Er is rijmvaardigheid en — met nitzondering zeer beslist van het vers „bij den kapper" — ook wel visie. We willen daarom wel „deelen in de verwondering" van Ds Heynes over het kunnen van een gewone visschersvrouw.

Maar we verschillen met hem van meening, dat dit werk „kunst" zou zijn. Al te Veel toch ligt de kracht in het uiterlijke, in rijmvlotheid en maatslag en niet zelden is daaraan de zuiverheid van taal en beeld, die immers sinds 1880 zoo sterk op^ den voorgrond zijn gekomen als elementen van dichtkunst, ten offer gevallen. Als men b.v. eens leest deze strophe van een gedichtje, waarin een gestorven kindje als in den geest tot moeder spreekt:

2) Uitg. N. V. Boekliandel W. tea Have, Amsterdam.

En het roept u soms toe: o, mijn moetje, ween niet Maar veAef vaak naar boven uw oogen, Want dan zult ge mij zien 'als een engeltje rein. Dat daar blikt op u neer uit den hoogen

dan ziet men duidelijk, hoezeer dé vorm als hoofdzaak is gevoeld. Terecht hebben de jongeren, de Nieuwe Gidsers van 1885, tegenover de oudere poëzie er den nadruk op gelegd, dat er harmonie moet zijn tusschen gedachten en uitdrukkingsvorm, dat de eerste niet mag worden verwroaigen naar den laatste en cliché's, rijm-en ihytmeinvoegsels of - weglatingen alle kunstwaarde aan een gedicht ontnemen. En dat cliché-gebruik vinden we hier juist veelvuldig.

Voorts missen we in deze verzen soms de fijnheid van gedachten, 'die voorwaarde is voor kunst; 'de sfeer is hier en daar al te „huiselijk" (vgl. „Op het Huwelijk van een Nichtje", „Hnisvrouw", „Bij den kapper" e.d.) Ook in het eenvoudige moet een aesthetisch element zijn, wil het stof zijn voor den kunstenaar en waar dat aesthetische ontbi-eekt keui met het „bezingen" geen kunst ontstaan, zelfs niet als het uiterlijk, de vorm, die is van een gedicht.

We zeggen dit alles niet, om af te doen aan „de verwondering", die het kunnen van deze ongeschoolde vrouw wekt, • ook niet, om de uitgave van dezen bundel te disqualifioeeren. We bedoelen slechts te doen uitkomen, hoe een gedichtje, zelfs een formeel goed gedichtje, volstrekt nog geen „kunst" behoeft te zijn en gaven, als die deze vrouw ongetwijfeld bezit, iemand niet tot een dichter maken, nocli ook het werk tot poëzie. „Kunst" vraagt meer dan rijm-en maatgevoel, en dat meerdere missen we hier.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Verzen van de Noord-Hollandsche vlsschersvronw Elsje  Hording.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1926

De Reformatie | 8 Pagina's