GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De uitbreiding van de VrUe Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitbreiding van de VrUe Universiteit.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

In den regel maken wij van de jaarvergaderingen der Vrije Universiteit geen gewag.

Dat wij thans van dien regel afwijken moet alzoo een zeer bijzondere oorzaak hebben.

In geen jaren is die jaarvergadering en inzonderheid de buitengewone vergaderingen, welke eraan voorafgaan, zoo belangrijk geweest als zij nu beloven te zijn.

Ter sprake komt: de uitbreiding der Vrije Universiteit.

Dat onderwerp heeft al meer op het agendum gestaan.

Maar nog nooit op. deze manier.

De Vrije Universiteit moet tot uitbreiding wor­

den gebracht. Dit is niet slechts een zedelijk moeten.

Doch een w e 11 e 1 ij k moeten.

De Overheid staat er achter met haar zweep.

Als er in , 1930 geen vierde faculteit aan de Vrije Universiteit verbonden is, worden van regeeringswege haar graden niet langer erkeiid. Dan verliest zij den effectus civilis. Dan wordt b.v. geen harer juridisch gepromoveerden meer tot de balie toegelaten. Dan moeten er weer dubbele examens worden gedaan, zoowel voor de eigen professoren als vooT hoogleeraren van Openbare Universiteiten. En welke ontzaggelijke bezwaren dit oplevert, kan hij het best beoordeelen, die van den vroegeren tijd, toen dit geschiedde, nog heugenis heeft.

Het zou onverantwoordelijk zijn het tot dien toestand te laten terugkeeren.

Daarom staan er maar twee wegen open.

Er moet aan de bestaande faculteiten èf een wisen natuurkundige óf een medische faculteit worden toegevoegd.

Voor beide hebben de Directeuren in overleg met de andere colleges eeu plan opgemaakt.

Men ? : ou drie medische hoogleeraren kunnen benoemen.

Dan had men aan den eisch der wet voldaan.

Zelfs kon men dan betrekkelijk op een koopje klaarkomen.

Maar wat baat zou onze Vrije Universiteit daarvan hebben?

Deze hoogleeraren zouden geen examens kunnen afnemen.

Zelfs geen kandidaats-examens.

Zelfs geen kandidaats-examens. De medische studenten zouden heel hun opleiding dus toch aan een Openbare Universiteit moeten ontvangen.

Van extra college-loop en aan de Vrije Universiteit zou weinig komen.

De ervaring leerde dat reeds.

Prof. Bouman had indertijd veel studenten op zijn colleges, omdat hij tegelijk artsexamens had af te' nemen.

Maar Prof. Buytendijk zat zonder eigen studenten.

Nu kan men wel zeggen: aan de Vrije Universiteit is er wel plaats voor een hoogleeraar ook al zijn er geen studenten.

Dat is volkomen waar. Doch men zal toestemmen: begeerlijk is dit niet.

En voor een hoogleeraaf is het ook niet animeerend.

Wel droeg de heer Colijn in 1922 op. de vergadering te Leeuwarden een plan voor, dat hierop neerkwam: voor de principiëele vakken een katheder aan de Vrije Universiteit, voo-r de meer neutrale vakken een soort van inkorporeering bij andere Universiteiten.

Doch ons volk gevoelde daarvoor niet.

Zóó. werd de grondidee van de stichters onzer Univ-ersiteit losgelaten.

En daarvan wilde het niet hooren.

Op het oogenblik schijnt echter Dr .Schermers het .jveer over dien boeg te willen werpen.

Wij lazen uittreksels uit een brochure, die van zijn hand verschenen moet zijn, maar die ons niet werd toegezonden.

Daarin zou hij dan een lans breken voor de oprichting van een medische faculteit als de vierde door vestiging van bijzondere leerstoelen bij een Openbare Universiteit.

Maar deze oplossing kan niet worden aa, nvaard.

Dat zal ook te Arnhem wel blijken.

De oorspronkelijke idee van de Vrije Universiteit zit er bij ons volk te diep in.

Wij achten dit hoogst gelukkig.

Men zal dus een anderen weg moeten inslaan.

Toen Prof. Buytendijk naar Groningen ging, rijp-te er een ander plan, dat zich in de ridhting van een natuur-en wiskundige faculteit bewoog.

natuur-en wiskundige faculteit bewoog. Eerst door enkeleir geopperd, werd het door steeds meerderen aanvaard.

Totdat het mi als voorkeur-plan aa.n de ledenvergadering zal worden voorgelegd.

Het vraagt van ons Gereformeerde volk opnieuw offers.

Toch gaat het naar onze overtuiging zijn draagkracht niet te boven.

Het omvat voor den €> ersten tijd althans geen volledige wis-en nattiurkundige faculteit.

Maar wel zulk eene, waaraan in een bepaalde richting volledige examens kunnen worden .afgelegd.

En dat biedt een zeer groot voordeel.

Wat zeker niet minder meespreekt is dit: deze faculteit w'ordt de onderbouw voor een medische faculteit, welke er in 1955 moet zijn.

Het is in. elk opzicht het meest praktisch om met de wis-en natuurkundige fa.culteit te beginnen.

Zijn wij wel ingelicht, dan denkt men aan de Roomsche Universiteit te Nijmegen er precies eender over.

Ook daar zal men de natuurfilosofische aan de medische faculteit la.ten voorafgaan.

Ziethier nu, hoe dit voorkeurplan in het Jaarboek 1927 is uitgewerkt.

Daarin vindt men alle gewenschte inlichtingen:

Op den voorgrond stellende het groote belang, dat er gelegen is in de vorming van onderwijskrachten voor ons gymnasiaal-en middelbaar onderwijs, is in beschouwing genomen de oprichting der wis-en natuurkundige faculteit, voorloopig omvattende de vakken wiskunde, natuurkunde, en chemie in den eenvoudigst mogelijken voim, nml. één hoogleeraar voor elk dier vakken, met bijstand van een wetenschappelijk co.nservator voor den professor in de chemie en in de natiuirkunde.

Uitgegaan is daarbij van de gedachte, dat voor een hoogleeraar in de wiskunde geen materiëele voorziening van groote beteekenis noodig is; dat de hoogleeraar in de natuurkunde zijn laboratorium zou kunnen hebben in het tegenwoordig niet gebruikte physologisch laboratorium en dat voor den hoogleeraar in de chemie een laboratorium zal moeten worden gebouwd, dat in elk zijner beide onderdeden, organisch en .anorganisch, werkgelegenheid zal moeten verscliaffen voor twintig studenten, terwijl het tevens een collegezaal en bibliotheekruimte zal moeten bevatten. Aairnemende, dat de bouwkosten van dit chemisch laboratorium bestreden kunnen worden uit de opbrengst eener extra kapitaalinza, meling, zouden de kosten van dit plan op het volgende neerkomen:

Hoogleeraar wiskunde f 10.000 Hoogleeraar chemie, met inbegrip^ exploitatie laboratorium - 30.000 Hoogleeraar natuurkunde, met inbegrip, exploitatie laboratorium - 35.000 Tezamen f 75.000

Rekent men op een bijdrage van f30.000 van de Van Coeverden—Adria, nistichting, zooals tot heden het geval was, dan zou aan nieuwe middelen moeten worden opgebracht f45.000 per jaar, doch aangezien de becijferingen slechts zeer globaal zijn en op dit oogenblik ook niet met nauwkeurigheid kunnen worden bepaald, acht de Commissie het veilig, dit bedrag met f 15.000 te verhoogen en dus te stellen op f60.000 per jaar. In deze cijfers zijn de kosten van onderhoud en afschrijving van het chemisch laboratorium niet opgenomen, aangezien de post van f15.000 voor onvoorzien nog al ruim genomen is, terwijl men, uitgaande van de gedachte, dat de bouwsom door een kapitaalinzameling bijeen zal worden gebracht, evenmin rente van de bouwsom in rekening heeft gebracht.

Het zal wellicht de aandacht trekken, dat de in alinea 1 van dit plan genoemde groep, van vakken niet bevat eeii der vijf, hierna genoemd als de vakken, waarbij de beginselen meer in het bijzonder betrokken zijn, ook niet biologie, dat onder wis-en natuurkundige faculteit ressorteert.

Gaarne zou de Commissie dit laatste vak reeds nu in haar schema voor 1930 hebben opgenomen, maai zij durft het, op grond van de daaraan verbonden kosten, niet voorstellen. Wel is de Commissie van oordeel, dat in dit plan het vak biologie in de eerste plaats in aanmerking komt o-m aan de vakken wiskunde, scheikunde en natuurkunde te worden toegevoegd, en zulks niet alleen met het oog op de completeering. van de wisen natuurkundige faculteit zelf, maar ook in verband met de omstandigheid, dat men, wanneer ook 'de biologie aan de Vrije Universiteit onderwezen zal worden, tevens yoiorzien heeft in dris van de zes va, kken, die voor het candidaatsexamen in de medicijnen vereischt worden, zo-odat daarmede dan reeds dadelijk de grondslag gelegd zal zijn voor de op.riohting der medische faculteit, die uiterlijk in het jaar 1955 tot stand zal moeten komen. De vakken toch, die .yoor het candidaats-examen in de m.edioijnen vereischt zijn, zijn de navolgende: '

1. Natuurkunde. 2. ycheikunde. .'^I^^J*: -. 3. Biologie (Plarit-., eü''4)ïèrkttride). 4. Anatomie. . ï'< ? '|5ï' 5. Physiologie. '' ", 6. Algemeene ziektéikunde'.

Wanneer men dit plan nader beziet, dan blijkt' daarnit, dat aanvankelijk een wis-en natuurkundige faculteit wordt verkregen in den meest bescheiden vorm, omvattende de groep natuurkunde en wiskunde met scheikunde. Wordt daaraan later in de eerste plaats toegevoegd planten dierkunde, dan ontstaat weer de mogelijkheid voor nieuwe combinaties, terwijl dan automa, tisch uit een zoodanige combiiiatie voiortvloeit, dat een grondslag is gelegd~ voor de vijfde faculteit, waarvoor tusschen de jaren 1930 en 1955 •de vakken anatomie, physioJogie en algëmeene ziektekunde dan nog alleen maar zijn toe te voegen, om zelfstandig het candidaats-examen in de medicijnen te kunnen afnemen.

Uwe Corrimissie ontveinst zich niet, dat in dit plan de bezetting der verschillende vakken in de wis-en natuurkundige faculteit aanvankelijk meer dan sober is; met name geldt dit voor de. chemie en de natuurkunde. Wie intusschen let op den gang van zaken in de geschiedenis onzer Vrije Universiteit, die een tijdlairg voor hare drie faculteiten in totaal slechts vijf hoiogleeraren had, zal moeten toegeven, dat, waar dei mogelijkheid om reeds in 1930 verder te gaan ontbreekt, hiermede voorloopig genoegen kan worden genomen, met de bedoeling zooveel mogelijk tot een ruimere bezetting van de verschillende vakken over te gaan. De vermeerdering van kosten, die daaruit t.z.t. zal voortvloeien, beperkt zich in hoofdzaak tot de salarissen der hoogleeraren, afgezien natuurlijk van de zoo spoedig mogelijk aan de orde te stellen uitbreiding met het vak biologie.

Een nieuw baken In zee.

Te Assen ging het ten principale om de vraag: zal er in onze kerken leervrijheid woeden toegelaten pi niet.

Men kan daarover wel heenredeneeren.

Maar dat was en blijft de kardinale kwestie.

Als men eenmaal een welnigje leervrijheid duldt, de geschiedenis bewijst het, dan wordt een heele kerk er door bedoi-ven.

Men zie het aan de Ned. Hervormde Kerk. *

Telkens doen zich nieuwe gevallen voior, waaruit blijkt welk een ellende het beginsel der leervrijheid over een kerk brengt.

Thans ligt er weer een nieuw ba, ken in zee.

Of neen, heelemaal nieuw is het niet, maar het is nog meer bloot gekomen.

„De Waarheidsvriend" schrijft er over:

Velen zullen zich nog wel herinneren, dat, in 1923, een aanklacht bij het Classicaal Bestuur van Edam is ingediend tegen D'S H. J. ü. R. Theesing, predikant bij de Ned. Hervormde gen> eente te Middelie—Kwadijk (N.-H.), omdat hij, in strijd met zijn belofte bij' de aanvaarding van zijn ambt, een ander Evangelie verkondigde daai overeenkomstig den aard, het beginsel en karakter onzer Hervormde Kerk is. Natuurlijk heeft die aanklacht, in zichzelve zeer juist zijnde, niets uitgewerkt. Dat is zoo de gewoonte onder ons! Trouwens, de huidige kerkelijke Organisatie leent zich oo'k niet voor dergelijke leer-geschillen en beslissingen. Daarom moet er zoO' spoedig mogelijk, om des Woords wille, verandering komen! Dat het intusschen geen futiliteit geweest is wat hierbij in 't spel wa.s, is daarna, nog duidelijker geworden dan het" te voren was. Want brutaal — och, waarom ook niet? — heeft Ds Theesing in een brochure: „Verboden Christendom", zes toespraken van een „Ketter" enz. uitgegeven.

Irriteerend dus in vorm en 't meest door den inhoud.

Wij gaan iets uit die brochure (uitgegeven bij „Ee V'rije religieuse tempel", dir. K. H. Noest Jr, Amsterdam) meedeelen. Men kan dan zien, hoe eerlijk moderne dominees zijn, als zij een pro-' ponentsfcrmule oaderteïkenen, waarin staat, dat zij „beloven in het diep besef van onze roeping en in vertrouwen op God" in de openbare Evangeliebediening in de Nederlandsche Hervormdte Kerk het Evangelie van Jezus Christus zullen verkondigen, overeenkomstig de beginselen en het karakter van de Hervormde Kerk! (Art. 27 Regl. op het Examen).

Dat dit het Evangelie van Jezus Christus moet zijn naar de Schriften; het Evangelie van Jezus Christus „overgeleverd om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking'" (Rom. 4 vers 25) schijnt men, blijkbaa, r, niet te voelen en te weten.

Men heeft een ander Evangelie, vierkant anders bedacht, met loochening van de Godheid van Christus, met ontkenning vair het verzoenend lijden en sterven van den Heiland, met loochening , van het wonder, met verwerping van Gods Woord.

En zóó radicaal, zóó ruw, dat men er van huivert. Totale miskenning v, an het Evangelie^ dat van den beginne in 't midden van de Christelijke Kerk is geloofd en beleden en verkondigd!

Wij willen zooi hier en daar een gedeelte uit de brochure, bovengenoemd, c'.teeren. Men kan dan zelf oordeelen.

zelf oordeelen. „Er is een absolute tegenstelling tusschen het . evangelie van Jezus en de leer van het Christendom". Zoo begint 't boekje in het eerste hoofd-, stuk, waarboven staat: „De Groote Fabel", (blz. 5).

„Tweeërlei bescbouwing: in het evangelie van Jezus komt de kracht ten goede bij den mensch uit; in de' leer van het Christendom de onmacht ten goede" (blz. 6). „Er waren goden en geesten; deze konden zenden ramp ol voorspoed, ziekte of dood. Zij waren de wispelturigen en onberekenbaren." „Eigenlijk zijn de goddelijke ma, chten afgunstig op den mensch. Er is vijandsc.ha, pi tusschen den mensch. en zijn god, een vijandscha.p om de macht", (blz. 6). Als de mensch niet doet wa.t de godheid wil, komt de straf. Da, n komen de priesters, die den menschen allerlei opleggen. Er komen offers, gebeden, riten en sacramenten. Hierin schiet de mensch te kort uit onwil en traagheid. Want hij wil wel „ontvangen", maar weinig „geven". Deze overtredingen zijn zonden, die gestraft moeten woirden. Hier komt de priester als middelaar tusschen god en menschen; is als 't ware de plaatsvervanger van den god op aarde. De mensch is en blijft zondaar. Dus heeft de mensch behoefte aan vergeving en hier rijst de gedachte, d.a.t de god die oiordeelt zich óók openbaart als de god der verlossing. Hier rijst de gedachte aan den god-Verlosser en den god-M.iddelaar, den god die toegang geeft tot het eeuwig leven. Hier stei-ft de god zelf vO'Or de geloovigen, maar staat uit de jdooden op en een iegelijk, die in dezen opgestanen god gelooft, zal ook zelf zonde-vergeviiig deelachtig worden en uit den dood verrijzen!

Oorsprongen van dit geloof in den god, die sterft en uit den dood opstaat, zullen zijn te vinden in de natuurgodsdiensten waar het „leven" sterft maar eeuwig uit den dood verrijst. Deze natuur-gedachte wordt symbool van geestelijke waaiheid. Ze zijn te vinden in de niet-christelijke verlossingsgodsdiensten, wa, a, r de goden sterven en uit de dooden opsta; a, n. Babyion met M a rd u k, die sterft in den winter en in het voorjaar verrijst; Phrygië met Attis, die sterft en opstaat tusschen 22 en 25 Maaït; Egypte met Osiris, die stierf en opstond en nu regeert in de andere wereld; Perzië met M i t h r a, die geboren werd, uit den dood verrees en terugkomt bij het wereldeinde; en in Antiochië, waar de volgelingen van Jezus Christus het eerst den naam Christenen ontvingen, werd A d OiU i s als Heer vereerd, wiens •beeld werd begraven onder klaagzangen der vrouwen, maar die uit het graf verrijst.

Al deze gedachten van verlossing vinden hun oorsprong in een zedelijk pessimisme, 't Is alles duister, maar 't licht breekt door. De God-oordeelaa.r wordt tot een 'god-verlosser, en de zaligheid, die de mensch niet verdienen kan dooT de onmacht, die zaligheid verkrijgt hij door goddelijke genade, (blz. 9)..

„De Christelijke Kerkleer is gefundeerd op deze gedachtenwereld. T^alloos waren in Rome de verlossers, talloos de heilanden. Tenslotte is de strijd gegaa.n tusschen de heiland Mi.thra en de heiland Jezus Christus, wa, arbij toevallig dan de laatste de overwinning behaalde, zoodat het nageslacht geen vereerders van Mithra maar van Jezus Christus worden z, a, 1" (blz. 11). , , Door politieke invloeden wordt na la.ngen twist de Christelijke Kerkleer opgebouwd, waarbij de God-Verlosser als de Zoon, de tweede persoon der Heilige Drieëenheid worden zal. De mensch Jezus en zijn menschelijk evangelie zal omhangen zijn met wonderen en 't is VOOT de menschen niets anders geworden als het aannemen va, n een ge-Ico'f, dat in werkelijkheid berust op een „fabel". En de Bijbel moet dan hewijzen, dat de „fabel" gebeurd is", (blz. 11—12).

„Dat een zóó gerichte religie getriumfeerd heeft, is uit den tijdgeest te verklaren. De mensch had zulk een religie noodig als innerlijke' troost en zielsbehoefte."

„Het is een .andere vraag of ons dat complex van gedachten nog bevredigen kan. Of voor ons deze leer nog een troost en zielsbehoefte is. En dan is zeker, dat dte moderne mensch er vreemd tegenover staat" (blz. 12). „Blijkt niet uit alles, dat Jezus den mensch de macht toekent om zichzelven innerlijk te veranderen? Hij zag in hen, die hadden gedwaald, toch dragers van het goddelijk-gedoe."

, , De evangeliën zijn geen historische geschriften."

„De moderne mensch kiest niet het Christusbeeld, ma, ar het Jezus-beeld." „Kiest niet het zedelijk-pessimisme van een leer, gegrond op' een , , fabel", maar het zedelijk idealisme en het geloof aan een eigen zedelijk vermogen.. Voor oins is de opstanding van Jezus Christus, den Go'd-Verlosser als historisch feit, een „fabeT'. En gelijk geen der andere goden noch heilanden historisch en in realiteit hebben geleefd en uit de dooden opstonden, zoo min is een Go'ds Zoon .Jezus. Christus, historisch en in realiteit op aarde geweest en uit de dooden opgestaan. Jezus heeft in historie en realiteit bestaan als een menscb-Jezus Christus, als een god, is nimmer in de historie geweest; en voor zoover eenige Christelijke leer zich beroept op', leven en opstanding van Jezus Christus als historisch feit, beroept zij zich op wat in de historie nimïner plaats vond" (blz. 18—14).

„Wie zich tot bewijs van de waarheid der 315 Christelijke leer beroept O'pi de historie, beroept zich op een „fabel".

„Het is de vloek geweest voor het Christendom, dat het eeuwen lang gemeend heeft zich te kunnen beroepen op - de historie, en den godsdienst van zijn geloovigen heeft gegrondvest pp het z.g.n. historisch feit" (blz. 14). „Daarom heeft, de Protestantsch-Christelijke Kerk herhoorte noodig. Van het historisch feit, dia, it een „fabel" bleek en de leer, die een pessimistische tendenz draagt, moeten wij terug tot het zuivere, oo'rspronkelijke evangelie en zijn zedelijk idealisme. Van „Christus terug tot „Jezus". „Dan z, aj de mensch alle krachten allereerst concentreeren op' de aarde en zijn eigen leven, en daiar vinden als levensdoel de eeuwige schepping en herschepping van een heiliger leven en een rechtvaaï'diger wereldO'rde. Dan zal de mensch in zich voelen zijn zedelijke kracht en het uitro-epen: Ik zelf z; al de wereld verlossen, ik zelf mij vrij maken van onrecht en kwaad. Dat zal het uur zijn van waarachtige bevrijding e'ii 's menschen opgang naar Gods Koninkrijk op aiarde" (blz. 15).

Zie hier, in heel kort overzioht, wat Ds Theesing .in hoofdstuk I van zijn boe'kje, O'lider het opschrift De Groote „Fabel" meedeelt.

Wat óns Christendom leert, wat ónze Bijbel vertelt, wat ónze Hervormde Kerk belijdt, be'rust alles op een „fabel" — 't is alles me^nschenbrouwsel en uitspruitsel van oud-heidensche voorstellingen.

Ds Theesing weet het nu .alles beter en anders — en brabbelt nog eens wat de Christelijke Kerk al honderden jaren geleden principieel veroordeeld en verworpen heeft.

Hoe kan nu zóó iemand predikant worden en zijn in de Ned. Herv. (Geref.) Kerk ? 't Is immers 'de dwaasheid gekroO'Ud! Dat zoO' iemand een. eigen „vrij religieuse temp'Ol" gaat oprichte'n, fiat. Maar predikant bij de Ned. Hervormde Kerk kan en mag hij niet wezen. Zelf mO'est hij 't niet willen, hij moest er van gruwen. Maar als hij 't dan toch doet, welnu dain moet de Ned. Hervormde Kerk m'et dergelijke warhoofden rekening houden en er een stokje voor steken. Zulke dingen zijn onder O'ns ontoelaatbaar!

Tot zoover „De - W.aarheidsvriend".

Het blad verklaart^ Zulke dingen zijn onder ons ontoelaatbaar.

Toch worden ze officieel to'egelaten en wie met de daa, d die ontoelaatbaarheid handhaaft, wordt uitgeworpen.

Dat is de tragiek van de Ned. Herv. Kerk.

Voor zulk een tragiek heeft Go'd O'uze Kerken te Assen bewaard.

Dat is dé beteekenis van Assen.

Vergeten wij dat nimmer. '

ytemme het nog dagelijks tot dank.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De uitbreiding van de VrUe Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 1927

De Reformatie | 8 Pagina's