GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr C. G. Berkouwer over hel begin va» het plQrifonniteitsdebat.

Dr C. G. Berkouwer mengt zich, terwijl ik nog mid*' in mijn poging tot bespreking van Prof. Hepps alma''* artikel zit, even in de discussie. Natuurlijk ga ik "" in op wat Dr Berkouwer in het algemeen zegt; ' is trouwens ook geen reden toe, omdat het grootenc om de in geding gebrachte kwesties heen gaat. MM an'voorzoover het artikel van Dr Berkouwer de hier sproken kwestie wèl raakt, geef ik hem gaarne woord.

We lezen dan:

Het is te verstaan, dat velen zich bezighouden B de thans opnieuw gerezen vragen. Maar er is ' gevaar, dat we overijld tot een conclusie komen, zich dan bij ons vastzet, zonder dat we de qnaesti '

waarover het gaat, „door"hebben. Een van de gevaren waarvoor we moeten waken, is het zonder meer vereenzelvigen van de pluriformiteitsgedachte met het kerkelijk quietisme.

Ik laat thans In het midden of de pluriformiteitsidee ten slotte moet voeren tot het kerkelijk quietisme, dat zegt: och, laten we alles maar zoo laten. Laten we de pluriformiteit maar niet trachten te vervangen door de uniformiteit, want dat lukt toch niet.

Het spijt me, maar ik kan dézen keer Dr B.'s voorlichting niet geluklug vinden. Om deze reden:

a. de pluriformiteit, die ik, afgedacht van het nare woord, hier in ons blad herhaaldelijk heb gezegd te aanvaarden, diè probeeil niemand weg te werken; en die kan ook niemand wegwerken, omdat ze een werk van God is. In hoeverre ik ze aanvaard, heb ik al gezegd; maar ik zal, als ik Prof. Hepps artikel heb afgehandeld, daarover in een reeks thetische artikelen, zoo God wil, nog wel spreken. Nu alleen dit: de pluriformiteit, zoover ze aanvaard worden moet, is een scheppingswerk van God, doorwerkend ook in dit zijn be-paalde werk: de kerk. Maar ze is totaal iets anders, dan wat Prof. Hepp, naar ik letterlijk citeerde, heelt verstaan' daaronder;

b. de pluriformiteit moeten we maar niet vervangen door de uniformiteit, zegt Dr Berkouwer, WANT DAT LUKT TOCH NIET. Het spijt me, dat ik het nu nog eens weer, voor de zóóveelste maal, zeggen moet: ik aanvaard dat argument van „het lukt toch niet", niet. Ik vind dat ongerelormeerd. Ik vind dat in strijd met de bergrede, en met den Catechismus. Ik weet bizonder goed, dat de uniformiteit „niet lukt". Ik weet ook, dat iedere hoorder in de kerk van Dr Berkouwer zeggen kan, na een preek van hem over de door Christus gestelde eischen, b.v. van de bergrede: „dat lukt nooit". Maar ik weet ook, dat Dr Berkouwer dan tegenover dien man volhoudt, „dat God den mensch geen onrecht doet, als hij in Zijn wet van hem eischt, wat hij NIET DOEN KAN". Dat nu houd ik dezen keer tegen Dr Berkouwer vol. En ik heb al ettelijke keeren gezegd: als de kerk een geloofsstuk is, en als Dr Dijk thans in „De Heraut" — gelukkig — precies dezelfde klanken laat hooren op dit punt, waarom zou men dan de vraag, wat de kerk doen en laten, najagen en niet-najagen moet, ooit mogen plaatsen onder het aspect van: wat !ukt-of-niet-lukt? Der Narr in Christo, Dr Berkouwer, dien zoeken we in alle geloofsstukken, ook inzake de kerk. Hem niet te zoeken, dat is een grondbederf in de Christelijke ethiek. Ik weet, dat U dat niet bedoelt, ik weet het bizonder goed. Maar we moeten elkaar toch steeds.weer naar. de. grondgedachten van gereformeerde dogmatiek en ethiek, en naar de termen van Christelijke, gereformeerde, denk-methode heenleiden.

Dat U dan verder zegt:

er zit toch ook in die pluriformiteit wel iets (resp. veel) moois,

doet, natuurlijk hier niet ter zake. U weet, dat ik ze — afgedacht van het woord, zie boven — aanvaard, met alle moois. Maar het loopt nu alleen maar er over, of de pluriformiteit naar de meening van Prof. Hepp c.s. mooi is.

Dr Berkouwer zegt verder:

Het gaat er ons hier slechts om, dat door wie de pluriformiteit aanvaardt meermalen dit quietisme uitdrukkelijk wordt verworpen en met nadruk de roeping tot eenheid wordt gehandhaafd.

Ik vraag: wie ontkent dat? Ik zeker niet, want ik heb Prol. Hepp, die hetzelfde zegt, eerst objectief geexcerpeerd laten spreken, eer ik hem bestreed; en heb al herhaald, dat hij werkt met het èn-èn-schema. Trouwens, ik denk ook niet, dat Dr B. met deze opmerking mij critiseeren wil, want hij spreekt dan verder over «en pluriformiteitsartikel, dat door een ander dan Prof. Hepp geschreven werd. Het volgende raakt evenwel rechtstreeks mijn laatste artikelen:

De kwestie is nu in ieder geval weer op „de hel-.ling". Een van de vragen, die rezen, was: Hoe denkt Calvijn hierover? Prof. Schilder schrijft thans over de hoofdstukken, die Prof. Hepp terzijde gelaten had en meent te kunnen aantoonen, dat reeds hier door Calvijn de pluriformiteitsleer wordt veroordeeld („deze de pluriformiteitsleer principieel veroordeelende eerste paragrafen"). Deze stelling lijkt me uit het artikel van Prof. Schilder nog niet bewezen.

Dr B. zegt niet, waarom hij zoo oordeelt; we gaan dit dus maar voorbij. Overigens: als Dr Berkouwer meent, de in onze eerste aanloop-artikelen gegeven citaten uit Calvijn te mogen isoleeren, dan heeft tiij met zijn: „nog-niet-bewezen" natuurlijk gelijk. Maar Wie den heelen Calvijn laat spreken, m.a.w., wie dus de in de aanloop-artikelen gegeven uitspraken ziet tegen den achtergrond van Calvijns andere, in de volgende artikelen (en dan ook reeds vóór 9 Maart, den dag waarop Dr B. publiceerde) besproken beweringen van Calvijn, die moet het een met het ander verbinden, zooals in èlk onderzoek naar wat een bepaald schrijver oedoelt te zeggen. Het spreekt natuurlijk verder voor 2^ich, dat als ik in deze artikelenreeks spreek over „de pluriformiteitsleer", daarmee natuurlijk het oog heb op deingedingzijnde leer. Men zou anders nota bene ook mijzelf met mijzelf kunnen bestrijden, immers, ik aanvaard — zie boven — voor wie mij gelezen heeft, ook „ëen pluriformiteit".

Voorts:

Hij spreekt van „het quietisme der pluriformiteitherauten" en acht dat in strijd met Calvijn. Uit het besproken deel van Calvijns Institutie blijkt metterdaad, dat Calvijn geen kerkelijk quietist is geweest en de roeping tot eenheid heeft gehandhaafd en dus allerminst op het standpunt staat: slaap, kerkje, slaap!

Maar dat is in het momenteele stadium van de besprekingen niet in geding. Want het gaat er om of werkelijk pluriformiteit (in den zin van Prof. Hepp e.a.) samenvalt met quietisme.

Neen, Dr Berkouwer, daar gaat het NIET om. Niet daarover loopt het, of Prof. Hepps pluriformiteitsleer SAMENVALT met quietisme, maar of het er toe leid t. En dat is onbetwistbaar. Als Dr Berkouwer zegt: bewijst u dat eens, dan antwoord ik: ik weet het uit de beste bron; ik weet het uit een kerkelijk phaenomeen, genaamd K. S. Ik verzeker U, Dr Berkouwer, als Prof. Hepp gelijk heeft, als het naar de Schrift is, en naar de grondgedachte der Reformatie, als de Chr. Geref. Kerk in de „provincie" (zie art. van heden) Nederland een „ware kerk" is, nu, dan voel ik, K. S., er letterlijk niets voor, saam te komen met „de" Chr. Gereformeerden van heden. Ik kan dan de te verwachten eerste ? misère best missen, en vereenig dan eigenlijk liever •NIET met hen. Ik gun me dan het genoegen van twee , „ware kerken", en drie, en wie weet, hoe veel nog meer. Maar orhdat ik niet te rekenen heb met wat ik prettig vind, of gemakkelijk voor de rust, daarom ben ik al zooveel jaar aan 't antwoord geven aan „De Wekker"; want ik vind — lettende op de Schrift — dat het MOET (komen tot vereeniging, dat het zónde, en een snijden in het hart der Reformatie is, de zaak te laten, hier in Nederland, zooals ze is. En daarom wil ik vereeniging, ik wil die, met de oogen toe. Ik denk ook zóó, met de oogen toe, over de drieëenigheid, en over Christus' twee naturen, en over de wederkomst ten oordeel. En uit wat ik dan zóó hoor, maak ik dan mijn „toepassing".

Ik vraag niet: wat denkt Prof. Hepp over het quietisme? Ik vraag: waartoe leidt zijn pluriformiteits-theorie? Is een kerk „ware kerk", dan is de prikkel van het móeten breken-met-het-bestaande, wijl God „niet wachten" wil, „geen dag en geen nacht", afgestompt. En ik geloof ook, dat die vereeniging vrucht dragen zal. Want ik zeg met Calvijn: het is onmogelijk, dat waar twee of drie (onder beding van Cyprianus, zie art. van heden) In Christus' NAAM (dat gaat zoo maar niet!) vereenigü zijn, en weer naar het Woord luisteren, dat daar geen vrucht zou gezien worden.

„Slaap, kerkje, slaap"; Dr Berkouwer schijnt te denken, dat ik hier alleen aan de eigen kerk gedacht heb als adres van het wiegeliedje. Onjuist is dat. Ik denk hier aan „alle" z.g. „ware" kerken, ook dus aan de èndere-dan-waartoe-wij-behooren. En ik zie de resultaten voor de oogen, en heb ze in „De Reformatie" meer dan eens aangewezen. Toen de Chr. Geref. pers haar scheidings-d a a d verdedigen moest, zei haar pers: wij zijn de ware kerk; Ds Hilbers, en veel anderen. Haar kerkelijke pers, almanakken, etc. geven een heele reeks van zulke thesen. Als later op het geweten van de Chr. Geref. Kerk een beroep gedaan wordt, en men wil dan ginds den toestand der gescheidenHEID (al is het maar voorshands) handhaven in „De Wekker", dan valt diezelfde Chr. Geref. pers blij als een vogeltje een geref. orgaan bij, als daar gezegd wordt: de ware kerken in Nederland zijn vele. Quietisme, bij mij, INDIEN Prof. Hepp gelijk heeft; bij „De Wekker" ook. —

Maar als we eens weer gingen luisteren naar de klanken van Calvijn, en van de Synopsis, dan zouden we in Nederland weer een andere groepeering krijgen, ontstaan uit den wil-tot-gehoorzaamheid aan het gebod. Het gebod, en daarmee uit. Die practijk, en die phaenomenen van vroomheid en goeie dominees, die kunnen mij geen zier schelen; mógen mij niets willen geven, als het erop aankomt, te vragen: wat moet ik DOEN?

Conclusie: als Dr Berkouwer dan nog schrijft:

Ds den Houting heeft eens gezegd, dat het begrip pluriformiteit verschillende inhouden had naar gelang het door den één of door den ander werd gebruikt. Ik geloof, dat dit juist is. Maar dan mag m.i. Calvijns afwijzing van 't kerkelijk quietisme niet zonder meer gekarakteriseerd worden als een veroordeeling van „de" pluriformiteitsleer.

dan antwoord ik: dat heeft ook, bij mijn weten, niemand gedaan. Niet Calvijns afvrijzing van iets, maar Calvijns leer van de eenheid der kerk (in het zichtbare wijl in het onzichtbare) DIE is veroordeeling van de (in geding zijnde) pluriformiteitsleer, en daardoor tevens afwijzing van het kerkelijk quietisme.

House-parties.

Ds P. V. Dijk schrijft in zijn Kroniek „Geref. Theol. Tijdschrift":

Men hoort daar in Gereformeerde kringen tegenwoordig zeer veel van. In talrijke onzer steden worden House-parties belegd; ik ken onderscheiden Gereformeerden, die er enthousiast heengaan en nog enthousiaster vandaan komen.

Reeds op de Predikantenconferentie in April bleek het, dat de waardeering dezer beweging onder degenen, die in de gemeente leiding hebben te geven, zeer verschilde. Dat verschil nam sindsdien grooter proportion aan. In sommige steden beleggen dominees van de Gereformeerde Kerk zelf House-parties; in andere zijn ze er trouwe bezoekers van. Niet alleen in Indië, wat reeds bekend was, maar ook ten onzent, wint dit Revival al breeder terrein. Ziet men op de vrucht, dan is men geneigd het van harte toe te juichen, dat er ook ten onzent een opwekking in het geestelijk leven komt.

We hebben met meer dan een van de leiders en bezoekers der House-parties kennis gemaakt, wier leven door het volgen van de vier principes der Beweging een heerlijke wending heeft genomen.

Die verandering is uitermate geschikt om iemand zeer sympathiek jegens deze Oxford-groep te stemmen en hem er voor bedacht te maken, haar naar 't schijnt zoo gezegenden invloed door ongemotiveerde critiek te belemmeren.

De kerk kan er niet anders dan wel bij varen, wanneer het geestelijk leven wordt verdiept en het heilig vuur eener enthousiaste keuze voor Christus hoog opvlamt.

De Oxford-beweging staat niet vijandig tegenover onze kerken, ze bedoelt de half-of bijna geheel ledigstaande kerken weer te vullen.

Maar dan geloof ik toch, dat allen, die hetzij op den kansel, hetzij in de school of in de pers leiding geven in het Gereformeerde leven, de roeping blijven behouden om tegen de talrijke ketterijen te waarschuwen, die met deze Beweging in de Gereformeerde kringen, die er aan mee doen, dreigen binnen te sluipen. Wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de waarheid. En tot dusver ken ik geen enkel boek, van die zijde uitgegeven, waarin geen ketterijen te vinden zijn, bij sommigen waarvan zelfs Arminius in zijn dagen gebloosd zou hebben.

Wie „For Sinners Only" b.v. vergelijkt met de Vijf Artikelen tegen de Remonstranten kan meer dan eens een punt aan zijn rood potlood slijpen.

En zelfs in het nieuwe boek van Russell: „One Thing I Know", dat met een confessie begint in de goddelijkheid van Jezus Christus en Zijn verzoening op Golgotha, zijt ge nog geen twee bladzijden gevorderd of de co-operation komt weer voor den dag, en ge stoot op een ongeloovig verwerpen van duidelijke Schriltuitspraken als het heet:

„I do not believe that the Atonement appeased the wrath of an angry God, for there was no wrath to appease. God hates sin, but not sinners... God loves saints and sinners alike."

En ik geloof niet minder dat alle Gereformeerde leiders er toe geroepen zijn minstens even ernstig als tegen de ketterijen tegen het mysticisme in deze Beweging te waarschuwen.

Reeds in „For Sinners Only" komen verschijnselen voor die aan mysticisme doen denken; spreekt ge achtenswaardige voorstanders en leden van een team, dan hebben ook zij ervaringen in die richting; lichtimpressies, engelengezang, glossolalistische verschijnselen. En hoever die religieuse mystieke hallucinaties, waaraan allen bij de door hen aangenomen „geestesleiding" hooge waarde toekennen, wel gaan vindt ge zeer duidelijk in Russells nieuwe zooeven genoemde boek aangegeven, waar hij op bl. 22 van zichzelven schrijft:

„Op een zekeren, gedenkwaardigen Zondag zag hij, zooals vele anderen door al de eeuwen van het Cliristendom heen dat hebben gezien, het gordijn terzijde geschoven en dewijl zijn nood zoo groot was werd ook hem (gelijk den tvrijfelenden Thomas, zijn onverstandig type) het zichtbare bewijs gegund: de onvergehjkelijke aanschouwing (incomparable Vision) van de Eeuwige Schoonheid „de verhevenste onder tienduizend, den Al-beminnenswaardige". Hier in 't moderne Engeland, in een Devonshire marktstadje werden aardsche wolken gescheiden en Hij, die woont in het Ongenaakbaar Licht werd tweemaal aanschouwd door iemand, die het absoluut niet verwachtte (utterly unexpected) en volkomen er toe onwaardig was; in dit jaar onzes Hoeren A. D. negentien honderd drie en dertig!"

Eens toen hij in het Oude Testament las, ontving zijn gevoeligheid een stoot toen hij het verhaal las van onzen lijdenden Heer. „Hij had geen gedaante noch heerlijkheid...

Misschien waar van onzen Heere aan het kruis, maar niet van Hem, die kwam op den wondervollen dag dier dubbele manifestatie."

Ziedaar het gevaar! Van de g o d d e 1 ij k e uitspraak in Ps. 53 over den Heiland, wordt het „misschien waar" gezegd, dat is dus t w ij f e 1! op hetzelfde oogenblik als hij verhaalt van den twijfel omtrent zichzelf genezen te zijn door een hallucinatie.

Rectificatie.

De heer Zwart verzoekt mij te willen melden, dat er een zetfoutje ingeslopen is in de van hem opgenomen copie. Er moet staan:

Wenn man nur das Genus weisz, so ist es genug und wird damit NICHT in Wind hinein georgelt.

Dit „NICHT" moet dus worden gelezen inplaats van „recht", zooals in het blad heeft gestaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's