GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nieuwe Boeken over Indië.

II.

Wegens plaatsgebrek moest van het artikel van verleden week het tweede gedeelte blijven overstaan, handelend over het boek „Morgenrood", dat werd ingeleid door Z.Exc. A. W. F. Idenburg. Omdat juist toen ik dat stuk schrijven zou het overlijden van den heer Idenburg werd gemeld, draagt het 't stempel van den indruk, dien dat bericht wekte en was het in het nummer van verleden week beter op z'n plaats geweest. Toch laat ik het onveranderd hier volgen, omdat de citatie uit Exc. Idenburgs inleiding haar waarde Ijehoudt.

Het verband met het reeds geplaatste deel, over het boek van Mevr. Renes—Boldingh „Menschen en Machten" is, dat van dezen schetsenbundel gezegd werd, dat hij geeft een beeld van de levende kiemkracht van het zendingswerk en van den zegenrijken invloed van het Evangelie.

Precies hetzelfde geldl vau hel tweede boek, dat in dit artikel aan de orde moet komen, ookeeu schetsenbundel, namelijk „Morgenrood" door Dr H. A. van An del en Dr N. A. C. SI o temak er de Bruine, met 'een voorrede van Z.Exc. A, W. F. Idenburg. Want van de 22 schetsen en verhalen, die hier zijn samengebracht, is de samengevatte inhoud óók het beeld van de levende kiemkracht van hel zendingswerk en de zegenrijke invloed van het Evangelie. De eerste blijkt uit verschillende verhalen, die vertellen van den medischen dienst, het onderwijs, de bemoeiingen ter verbetering van het Javaansche volksteven, 'de bijbelcolportage, enz. En van den zegen, dien het Evangelie brengt getuigen de bijdragen over de wondere werking van de prediking in het leven van de onder moeite en zorg, maar vooral ook onder angst en geestenvrees gebogen inlanders. Daarbij is alles gevat in het kader van Indische cultuur en Indische verhoudingen, zoodat dit zendingsboek metterdaad ook is een boek over Indië: de schoonheid van het Indische landschap, de vormen van het dagelijksch bedrijf, arbeid en rust, feest en rouw, ze worden in de verschillende schetsen alle beschreven. Soms is die decoratieve sfeer bijzonder goed: ik denk aan de schetsen over „Solo's laatste wijze", „Een vijfdaagsche reis door het land van Wonogiri", „Darsini's trouwdag", e.d.

Het dadelijk opvallende van dezen bundel is, wat óók in het boek van Mevr. Renes frappeerde, dat ervaring en zelf-aanschouwing achter al de verhalen staat, dat de Schrijvers vertellen, wat ze zelf hebben gezien, van nabij hebben meegemaakt en met groole dankbaarheid hebben geconstateerd als kennelijke vrucht op den arbeid, dien ze in Gods kracht hebben mogen doen. En het is deze eigenschap, die het boek aantrekkelijk maakt, zooals dat ook het geval is met den bundel van Mevr. Renes.

Te meer aantrekkelijk is het, door de vrij breede inleiding, die Z.Exc. Idenburg er aan deed vooraf gaan. Op zichzelf is dat al zoo, omdat de Heer Idenburg èn het zenain^swerk in Indië èn Indië zelf kende als weinigen en zijn introductie, die een waardeerend oordeel inhoudt, er het stempel van boek-van-beteekenis op zet. Maar in 't bijzonder krijgt die inleiding waarde door de omstandigheden van het oogenblik. Juist terwijl ik dit schrijf vermelden de avondbladen het plotseling CA Cl lijden van Z.Exc. Idenburg en de diepe indruk van dit schielijk gebeuren en van het groote verlies, dat land en volk, maar óók het zendingswerk in Indië, daardoor lijden, doen van deze inleiding een ontroerende sprake uitgaan: 't is alsof die, nu ze opgeslagen voor mij ligt op den dag van zijn sterven, een anderen klank heeft gekregen, dan toen ik haar voor 'teerst las. Wat geschreven werd met betrekking tot het boek, wordt een getuigenis in 't algemeen, dat zich uitbreidt over heel het denken en streven van dezen eminenten christen-staatsman, een zielebeeld, overstraald van het licht des geloofs.

Het is daarom even treffend als in het verband dienend, enkele passages uit deze introductie hier over te schrijven.

Zoo deze passage, die volgt op een samenvatting van den inhoud der schetsen: „De schrijvers staan midden in het zendingswerk en uit hunne ervaring brengen zij ons als het ware in levend contact met de zending, een contact dat niet te missen is, als men liefde voor dat werk wil wekken, en wil bevorderen, dat in breede kringen van ons volk dat zendingswerk wordt gedragen door gel> ed en door gave. De grond van dat werk is zeker het zendingsbevel van den scheidenden Heiland; maar de plant, die op dien bodem door het geloof in den Verrezene en Levende opgroeit, moet gekweekt en verpleegd worden door warme en innige liefde. En die liefde kan alleen vrucht zijn van bekendheid met het wezen der zending, vrucht van levend con­ tact. De christen, die zich rekenschap geeft van den aard der koloniale verhouding en van Gods bedoeling, die daaraan ten grondslag ligt, komt bij deze overdenking telkens weer tot de overtuiging, dat die bedoeling allereerst op ons volk — op ons Nederlandsche volk, maar dan natuurlijk speciaal op het gedeelte, dat de beteekenis ervan beseft — de verplichting legt om het Evangelie van Jezus Christus te brengen aan de Indische volken, die in den loop der historie onder Nederlands hoogheid zijn gebracht. Dat is de groote taak, die van Godswege op de Nederlandsche Christenen - deze woorden in ruimen zin genomen — is jelegd. Een groole taak. Een taak zóó groot, dat alleen het geloof en de gehoorzaamheid van een Paulus haar kunnen doen ter hand nemen zonder er voor terug te schrikken."

Opmerkelijk ook is, in het licht der momenteele omstandigheden, het persoonlijke woord, dat de heer Idenburg op het slot van zijn artikel richt tot de schrijvers en schrijfsters van de verschillende schetsen, 'lis een bemoediging, een woord uit hel hart voor de arbeiders in den groolen oogst, die zoo heel weinige zijn. „Voor de menschen" zoo getuigt deze man, die de hoogste waardigheden heeft beldeed en in eere is geweest, ook bij andersdenkenden, „voor de menschen, die ingaan tot Gods oogst bestaat... een vreugde, die de^ wereld niet kent en waarmede ^een andere vreugde te vergelijken is. Op alle aardsche vreugde, op alle succes in aardsche zaken, op elk wereldsch eerbetoon valt een schaduw... maar die schaduw bestaat niet voor hen, die 'sHeeren mede-arbeiders zijn op den akker der wereld. Bij hen veriieugen zich èn hij die zaait èn hij die maait. Die met moeite, met tranen zaait, verheugt zich, als een ander de volle schooven van den oogst binnenbrengt en aaardoor schijnbaar zijn eigen arbeid op den achtergrond raakt. Beiden verheugen zich, omdat zij deelen in Jezus' vreugde, omdat 's Vaders werk wordt volbracht, waartoe zij beiden hebben mogen meewerken... Wie dat kent, die zal niet moedeloos worden. Hij weet, dat eens ook over zijn arbeidsveld — thans misschien zoo onvruchtbaar — tot hem of tot zijn opvolgers in het werk, het woord des Heeren zal weerklinken: Ik heb u uitgezonden om te maaien hetgeen gij niet bearbeid hebl; anderen hebben het bearbeid en gij zijl tot hunnen arbeid ingegaan. Dit woord, broeders en zusters, die ook in deze schetsen deedi blijken van uw heilige liefde voor Gods werk, die u toebetrouwd is, zij uw kracht en uw licht, als het werk soms wat zwaar en de weg soms wat duister is."

Deze boodschap, welks brenger thans is heengegaan, hij die zelf op dien wijden akker der Indische wereld heeft gearbeid op den belangrijksten post, die daar bestaat, en die daar is geweest een getrouwe getuige voor Christus en Zijn gezegend Koninkrijk, is een groote, rijke bemoediging voor allen, die op het Zendingsterrein werken en voor ons metterdaad een zielebeeld, dat klaar en krachtig zegt, wie en wat de groote ontslapene is geweest; een eenvoudige groote, aan wien „het werk des Vaders" heerlijk is „volbracht".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1935

De Reformatie | 8 Pagina's