GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

: .D(! Mislukking van de Geschiedenis". Berdjajews critiek op bet Natlonaal-Socialisme.

Wie hebben ons de beide vorige keeren hoofdzakelijk bezig geliouden met enkele hoofdgedachten Tan een Russisch wijsgeer van onze dagen, Berdjajcw geheelen, wiens publicaties meer en meer ie aandaclit treklien. Velen luisteren gaarne naar de bescliouwingen van dezen mysticus over de xgeestelijlie situatie van onzen tijd".

Van een sclieiding tussclaen God en kosmos wil Berdjajew — zooals we gezien hebben — niets weten. Hij richt zich daarom fel tegen Barth, wiens theologie een „ontmenschelijking van het Chrislendom" beteekent, „wiens God een absoluut transcendent karakter heeft en van den mensch door een onoverbrugbaren afgrond is gescheiden". Het Barthianisine wordt door hem _geheel veroordeeld, omdat hel in den mensch „do gestaltenis en het evenbeeld Gods heeft verwoest" en omdat het „God uit 'de wereld en den mensch heefl verwijderd." ^) We herinneren er aan dat dergelijke oordoelen van B'Rrdiai; ew speciale uitdrukkingen zijn van de door hem beleden panentheïstische wereldbeschouwing, dat de door hem gebruikte begrippen hier een zeer bizonderc beteekenis hebben.

Berdjajew keert zich niet alleen tegen het dualisme van Barth, hij aanvaardt geen enkele grens tasschen God en kosmos en verwerpt dus de wet. Hij verzet zich tegen de scheppingsordi- Hantiën; de verscheidenheid in de schepping is volgens hem het gevolg van de zonde. j, De materie is bet resultaat van de verscheurdheid en het gespleten-zijn der wereld. De stolling der stoffelijke wereld is het gevolg van de verschuiving van het Ware middelpunt in de geestelijke wereld." ^)

Deze wijsgeer, die „iederen aanval op Iièt geestehjke en religieuze universalisme" — dat de eenheid van God en wereld leert — „een verraad aan Christus noemt" 3), belijdt echter een akosmistische wereldbeschouwing, hij scheurt den kosmos m twee, voortaan absoluut gescheiden deelen: in. „Geest" en „Natuur", in „hoogere natuur" en „lagere natuur", die zich verhouden als „Zijn en Niet-Zijn", , als „waarheid en leugen", als „God en duivel". Dezelfde, die klaagt over de „E n t g o 11 u n g" van mensch en wereld, en over de ont-menschelijking der menschheid-als-geheel, berooft nu zelf een gedeelte der menschheid f& n zijn menschelijke waarden, laat een stuk van den kosmos in zijn totale God-verlatenheid reddeloos verloren gaan en eischt zelfs de absolute ontmaskering en vernietiging van dat deel, opdat de overige wereld verheerlijkt worde in den Geest. Berdjajew predikt een (jod vol teeder verlangen naar 'den „geestelijken mensch" als naar Zijn Andere, maar zonder eenig mededoogen voor de „lagere natum-", die nooit de reddende hand van Christus mag verwachten, omdat zij in de oogen van den Zone Gods eenvoudig niet-bestaat.

Dit „dualisme", dat den echten gnosticus kenmerkt *), leidde, zooals we den vorigen keer hebben gezien, tot een scheiding der menschheid in twee groepen. De oorspronkelijke leer van de verheerlijking der gansche menschheid, wordt in Berdjajews laatste geschrift^) niet meer ten volle gehandhaafd. De kleinste helft van de menschheid wendt zich nu^ volgens hem, tot het „Gott-menschentum", de grootste helft stort zich in het bestialisme. Voor de laatsten is .geen mogelijkheid tot redding: het „gericht over de geschiedenis", het oordeel van de „hoven-historische machten" over de „tijd-ruimtelijke historische verschijnselen", zal hen tot stof doen vergaan. In den „nacht en de duisternis, die in onze wereld zijn binnengedrongen", zuUen zij, die den naam van mensch rdei langer verdienen, „oplossen iu hel kosinischu leven of in de almachtige techniek, en aldus verdwijnen".

Beteekent deze scheiding van de menschheid in „verheerlijkten" en „verdoemden" een begin van een breuk in Berdjajews verzet tegen de aanvaarding van het Offer van Golgotha, dat ook voor deze „verdoemden" is gebracht?

Zal hij inzien, dat zijn toofiien tegen de persoonlijke schuldvergiffenis en de verlossende genade een ontzaglijke hardheid is tegenover hen die nu de prooi dreigen te worden van de „elementaire kosmische en tellurische krachten"? Het laatste hoofdstuk van zijn „Schicksal des Menschen in unserer Zeil" getuigt weder van een vurig verlangen naar behoud. „De mensch van den nieuwen Geest zal de wereld niet verdoemen, de bezetenen en de afgodendienaars niet veroordeelen, hij zal het lijden der wereld deelen en de tragiek van den mensch op zich nemen en er naar streven het bevrijdende principe aan alle sferen des levens mode te deelen — het nieuwe Christendom zal staan aan de zijde der menschheid en de menschelijkheid, aan de zijde van de sociale gerechtigheid, van de verbroedering der menschen en der volkeren ..." '^)

„De menschen van den nieuwen Geest", het „nieuwe Cliristendom" ... maar zij verschijnen pas nadat „het gei-icht, dat over de geschiedenis wordt voltrokken, ook het „historische Christendom", de Christelijke theologie — „die „zwoele rationalistische vervorming van de Christelijke waarheid en het Christelijk geheim" — en dus ook het „naturalistische Bijbelsche Christendom" met zijn leer van zonde en genade, zal hebben getroffen. Want het gericht over de gescliiedenis is „tegelijk het gericht over het Christendom, omdat het Christendom een deel van de geschiedenis is en niet bewaard bleef voor haar innerlijke conflicten en verlokkingen".

Ondanks alle liefde voor de menschheid, waarvan Berdjajew getuigt, is hij onbarmhartig. Zijn verlangen naar behoud uit zich niet in een smeekgebed om vergeving. Het gericht dat hij aanroept om te scheiden en te vernietigen, beteekent het vonnis over een wereld-deel, dat — evenals trouwens de z.g. „vrije geestelijke hoogere natuur; die trotsche wereld! — de genade zoo dringend behoeft. Berdjajew moge het determinisme verfoeien, zijn pessimistische historiebeschouwing heeft een uitgesproken deterministisch karakter. Het gericht dat komt behoort, volgens hem, tot het historieproces. De mensch kan zich daaraan niet onttrekken, hij kan niet buiten de historie treden en moet haai- lot deelen.

Wij kunnen ons nu niet langer met Berdjajews geschiedenisfilosofie bezig houden, omdat we nog het oen en ander willen zeggen over zijn kritiedfi op het nationaal-socialisme. We mogen voor een antwoord op een geschiedenisbeschouwing als de zijne, wel verwijzen naar de reeds eerder genoemde artikelen van Prof. Vollenhoven en ook naar het laatste werk van Prof. Schilder: ^Wat is de hemel".') De lezer zal in de door deze hoogleeraren behandelde geestesstroomingen, veel terugvinden van hetgeen wij bij Berdjajew aantroffen. „Het cultuur-pessimisme der levensfilosofie, schrijft Prof. Vollenhoven, „vooral waar het in bond met de gnostiek optreedt, moet met al de kracht van ons Christelijk geloof worden bestreden, s) De bestudeering van een denker als Berdjajew, wiens optimistische en aristocratische leer van het „Gott-menschentum" tenslotte eindigt in een arm „Christelijk humanisme", met een sociaiistischeu inslag, ietrt wib de beteekenis van deze waarschuwing goed verstaan.

Berdjajew heeft in zijn nieuwste boek en in het meermalen door ons genoemde gemeenschappelijke getuigenis tegen de Jodenvervolging"), een scherpe kritiek op het nationaal-socialisme gegeven. Er is in zijn beschrijving daarvan wel het een en ander dat ons aantrekt, maar groote voorzichtigheid blijft steeds geboden. „De nationale hartstochten", zegt hij, „verscheuren de menschheid, ze getuigen van den qppervlakkigen invloed van het humanisme. Christelijke volkeren worden weer tot heidenen, ze zijn nu overgeleverd aan een bezetenheid, die onvereenigbaar is met hun geloof in den eenig waren God. In schokkende vormen voltrekt zich deze „paganiseeriug" in Duitschland, dat bewust het Christendom loslaat, dat het kruis vervangt door de swastika en dat de atzwering eischt van de hoofdwaarheden der Christelijke openbaring, van het Christelijk geloof en van de evangelische moraal".

Een „natuurlijk-zoölogische opvatting van den mensch" beheerscht daar alle aclie. ^„De middelen tot instandhouding van een zuiver germaansch ras herinneren zeer duidelijk aan de methoden van het fokken van een zuiver honden- of paardenras. De Duitsche rasvsenleer is naar haar karakter een romantisch naturalisme, dat de elementen van het bloed en de aarde en de volksziel bevat, dat beheerscht wordt door alle tellurische machten".

Die Duitsche ras-beschouwing wordt terecht een „grof materialisme met een mystiek karakter genoemd", de „vermenging van materialisme en mystiek" hoeft inderdaad „de meest noodlottige gevolgen". We kunnen ons voiorstellen met welk een verontwaardiging Berdjajew een leer afwijst, die „den Geest geheel afhankelijk maakt van het bloed, den schedelvorm en de haarkleur". „Het moderne nationalisme", gaat hij vo'Ort, „is evenals de moderne staatsvergoding van het fascisme, een vorm van afgoderij. De Christelijke waarheid, die luidt dat er voor God geen Grieken en Joden bestaan — en die natuurlijk geen loochening van het nationale karakter beteekent — wordt op een gewelddadige wijze opgeheven, de volkeren keeren terug tot de heidensche opvatting van het nationale leven. Het anti-semietisme, zooals we dat nu in Duitschland kunnen waarnemen, moet noodzakelijk in een anti-christendom overgaan.

De afgoderij van het nationalisme verandert de nationaliteit in de hoojgste absolute waarde, waaraan het gausche leven onderworpen is. H e t volk stelt zich in de plaats van Go d". i")

Dat zijn allemaal bekende klanken: Berdjajew geeft hier duidelijk aan waarom ook het „Bijbelsche Christendom" de rassenleer moet verwerpen. „Het determinisme van het ras", schrijft hij elders 1^), „heeft een absoluut karakter, het verdedigt het fatum van het bloed", waaraan geen ontkomen mogelijk is. Want als „de mensch een Jood of Neger is, kan geen overgang tot het Christendom hem helpen. Christendom, doop, geloof en genade — alles is voor de versmade rassen vergeefs en zonder werking. Zelfs de bekeering tot het nationaal-socialisme kan hierin geen verandering brengen. "De rassentheorie vertegenwoordigt het absolute determinisme en fatalisme van het bloed. Maar dat fatalisme is een uitdrukking van het heidendom, van het heidensche naturalisme, van de heidensche aanbidding van de natuur".

We herinneren ons wellicht, hoe Pf. H o m a n n in zijn mooie boek „Der My thus und das Evangelium", deze zijde van het nationaal-socialisme heeft besproken. Hij schreef dat de meest smartelijke gedeelten In de „Mythus", die een Christen slechts met een bloedend hart kon lezen, die bladzijden waren, waarin Rosenberg met een hardbeid des harten en een wreedheid zonder weerga over alles den staf breekt, wat voor het tribunaal van zijn uitverkiezing-door-het-ras niet kan bestaan. Reeds de toon, waarmede Rosenberg over het uitwerpen van het vi'eemde ras en het vijandige bloed spreekt, is door en door ijskoud. Ieder lid van het anti-ras is in zijn oogen door de natuurlijke binding gepraedestineerd tot een „eeuwige verdoemenis". Zelfs Matthëus en Paulus, Tcrtullianus en Augustinus slaan op den „Index G erma nic us", i^) „Rosenberg heeft niet 't geringste bezwaar om op grond van zijn ras-praedestinatieleer het meest stralende in het beeld van den apostel Paulus met de donkerste kleuren zwart te maken." i^) Dat zijn de consequenties van een leer, die goed gelijk stelt met ras-echt, en kwaad met wat niet uit het ras voortkomt.

Het lezen van een boek als dat van Pfarrer Homann, waarin zoo schoon gezegd wordt dat alleen door de genade Gods en de rechtvaardiging uit het geloof in Jezus Christus een volk gered kan worden, leert ons weer zeer goed het verschil zien tusschen een bestrijding, die haar kracht put uit de bronnen van het Woord van God, en die van een wijsgeer als Berdjajew, wiens afkeer van de „zonde- en genade theologie" voor dien van Rosenberg niet onder doel. Het kost weinig moeite om vrijwel gelijkluidende veroordeelingen daarvan uit de monden der beide , _, antipoden" op ie vangen.

We herhalen: in de beschrijving die Berdjajew geeft van het karakter van het radicale nationalisme is wel het een en ander dat ons boeit. In zijn kritiek betrekt hij ook de tegenpool: het internationalisme, dat „een verarming van het Zijn beteekent, en een op-den-voorgrond-stellen van een ahstracte eenheid der nienschheid". Het gedeelte dat handelt over den invloed die verschillende denkers hebben gehad op de ontwikkeling van het Duitsche nationalisme, is zeer lezenswaard. Berdjajew zegt wel dat deze richting een „emotioneele verschijning is, waartegen alle redelijke elementen onmachtig zijn", maar bijgeeft toch nog een wetenschappelijke uiteenzetting over het ras-begrip, waarin de onhoudbaarheid van de hypothese van het „Arische ras" wordt aangetoond.

Belangrijk is zijn beschouwing over de volksbewegingen, „die altijd zoeken naar een symbool dat samenbindt en samenhoudt, die met dat symbool „steeds een overeenkomstige „Orthodoxie" verbinden, en nu allen die daarvan durven af te wijken van ketterij aanldagen en excommuniceeren". Terecht zegt Berdjajew verder dat met het moderne radicale nationalisme onafscheidelijk de idee van den totalen staat is verbonden.„Het is niet slechts een heidensche vergoding van de nationaliteit, maar tegelijk ook een vergoding van den s t aat".

Over de spanning die het leven van en in zulk een absoluten staat ondermijnt, lezen we mooie opmerkingen. In zijn ontleding van het karakter van de |ascistiscli geregeerde landen (Rusland inbegrepen) geeft Berdjajew dikwijls blijk van een diep inzicht, i')

De wereldbeschouwing, waaruit ook deze critiek voortkomt, verloochent zich echter bij hem nooit. Reeds zijn algemeene beschouwingen over het nationalisme ontmoeten bij ons bedenkingen. Volgens Berdjajew is alle verscheidenheid in de wereld, ook die van staten en rijken, een directe uiting van het booze. Zij moet dus als toestand verdwijnen. „Niet de staten, maar de kuituren moéten hun nationaal karakter bewaren; alleen de overwinning van de souvereiniteit der nationale staten en de ontwikkeling van de menschheid tot oen wereldbond van volkeren en naties, kan de aarde van de tyrannie van het „Rijk des Keizers" bevrijden.

Die tegenstelling tusschen het Rijk Gods en het Rijk des Keizers, waarover we in den laatsten tijd zoo dikwijls lezen, is bij Berdjajew absoluut. Het is bij hem de tegenstelling van „Geest en Natuur^ van vrijheid en noodwendigheid, van persoonlijkheid en samenleving" 13), dus van „God en duivel", van Zijn en Niet-Zijn. De ware overwinning van dit dualisme is, volgens hem, weer de vernietiging van dit kwaad (door zijn ontmaskering, door het inzicht in zijn demonisch karakter), en den daarop als vanzelf volgenden overgang tot een „nieuwe aarde" en een „nieuwen hemel", d.w.z. tot den verheerlijkten kosmos: verheerlijkt in onze geestelijke ervaring.

Welk een verstrekkende beteekenis hebben deze opvattingen voor het leven der volkeren. Als we Berdjajew hoorcn spreken over een „overwinning" van de nationale souvereiniteit en over de „ontwikkeling" der menschheid tot een „wereldbond", dan is onze eerste gedachte, dat zulke algemeene uitdrukkingen niet de geringste beteekenis hebben. Wat moeten we hier onder .jOverwinning" enz. verstaan? Berdjajew toornt wel tegen „abstracte oordeelen", maar bedient zich zelf geregeld daarvan. Hij wil van bet „internationalisme" niets weten. Zijn eigen beschouwingen over de Al-ecnheidsidee, over het „Christelijk universalisme" naderen echter weer bedenkelijk tot het door hem zoo fel bestreden humanistisch ideaal.

Die begrippen „overwinning" en „ontwikkeling" leeren we eerst goed verstaan, nadat we gezienhebben hoe Berdjajew het „Rijk Gods" en het „Rijk des Keizers" tegenover elkaar stelt.

De Russische mysticus veroordeelt de heidensche leer en betreurt haar nieuwste ontplooiing. Hij ziet scherp het onderscheid met j, het" Christendom, maar staat tenslotte volkomen machteloos tegenover 't opdringend heidendom en tegenover alle „demonische krachten". „De wereld'', zegt hij, „zal niet eerder den idealen levensvorm bereiken", voordat het grootste deel der menschheid vernietigd is." i-') Dat is niet een uiting van een pessimistisch gevoel, maar de uitdrukking van een wereldbeschouwing, die het gericht over de historie leert en yan een werken Gods i n de geschiedenis niet wü weten, i*)

Terwijl Dr Balthazar jubelt over de heerlijkheid der beloften Gods en vast daar op vertrouwend de toekomst tegemoet gaat, kan Berdjajew geen anderen troost vinden dan de mededeeling, dat aan de algemeene verbroedering de vorming van een geestelijken kosmos vooraf moet gaan. Dat is alles!

We hopen hinnenkort gelegenheid te hebben om do kritiek van Berdjajew op het communisme te bespreken. i°) We willen dan tevens op enkele kwesties, die nu slechts even aangeroerd konden worden, wat dieper ingaan.


1) Berdjajew: „Das Schicksal des Menschen in unserer •'^'t, Pg. 30.

2) Berdjajew: „Philosophie des Freien Geistes", pg. 198.

3) „Die Gefahrdung des Christentums", pg. 31.

4) Wij willen nogmaals verwijzen naar de artikelen van Prof. Vollenhoven in „De Standaard" over Messer (b.v. de nummers van 3 en 28 Mei, 26 en 31 Juli, 3 en 24 Sept.).

5) Zie noot 1.

6) Berdjajew: „Das Schicksal u.s.w.", pg. 98 en 100.

7) B.v. Hoofdstuk II en III en Hoofdstuk VIII § 4.

8) „De Standaard" van 20 Sept.

9) „De Gefahrdung des Christentums u.s.w" (Vita Nova Verlag Luzern). Zie „De Reformatie" van 22 Nov.

10) Zie voor dit alles: „Das Schicttsal u.s.w", pg 65 e.v.

11) „Die Gefahrdung u.s.w.", pg. 34.

12) Pfarrer Homann: „Der Mythus und das Evangelium" b.v. pg. 313 en pg. 137. '

13) „Das Schicksal u.s.w", pg. 82.

14) Idem, pg. 83.

15) Zie zijn „Wahrheit und Lüge des Kommunismus".

(Dit werkje is, evenals een ander van B.: „Das neue Mittelalter", pas in het Hollandsch vertaald.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's