GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het recht van den oorlog.

I.

In zijn verslag van de verriclitingen der Dr A. Kuyperstichting gedurende 1934 merkt Dr N o t e- koora op, dat de voor eenige jaren blijna overstelpende belangstelling voor het oorlogs- en deksievraagstuk is ingeschrompeld tot een vrij Biddelniatige interesse. ^) Sindsdien zal, over het jeheel genomen, in onzen kring, op welken zijn opmerking betrekking had, deze belangstelling wel et weer geklommen zijn.

Dit geldt, alweer in het algemeen genomen, niet alleen van onzen kring. Zeker kan gezegd, dat ta laatsten tijd men minder vat heeft op het tavustzijn der massa, wanneer men het stelt voor liet probleem, dat men ziet liggen in verbindingen ils Clirislendom en oorlog, kerk en vrede, beschaving en vernietigingsoorlog, dan voor enkele jaren.

De daling der interesse in onzen kring is jrootendeels wel te verklaren uit de verschuiving fcr vraagstellingen over de geheele linie.

Beperken we ons tot Nederland, dan valt het «P, dat in den tijd vóór en om 1930 het probleem, ïooals het werd gesteld door de principiëele ont- '«apenaars, intense aandacht heeft gevraagd en verkregen. In die jaren verscheen het boelf, van "r G. J. H e e r i n g. De zondeval van het Christendom. Het vond in de pers van alle partijen ffl richtingen bespreking. Toentertijd is opgericht fe gereformeerde vereeniging voor daadwerke- Ipe vredesactie. In dien tijd valt de opkomst fcr Chr. Dem. Unie. ^) Ook steeg in die jaren de Wbied voor den volkenbond nog geregeld, in ille kringen van ons volk.

Aan het vraagstuk zat een uitgesproken poli- 'ieke kant. Meer dan één partij gaf in zijn projram plaats aan de leus der eenzijdige ontwapening. Alle partijen werden door het debat met iielygeestverwanten gedwongen positie te kiezen. Uitteraard heeft toen ook onze groep zich op- S^niaakt tot een grondig onderzoek van wat in den 'dep om vrede, in het groeiend protest tegen den ""flog, in probleemstelhngen als bovengenoemd, yerwerpelijk of aanvaardbaar was. In doorsnee «W men daarbij den eisch (tot kraditige mede- *erkiiig aan internationale ontwapening vast, Jaarbij sommigen wel eens de vrees uitspraken, "at men daarin te ver kon gaan tegenover het }^ tol de tanden wapenende Sovjet-Rusland rtgelijke vrees spreekt den laatsten tijd een 'ftig woordje mee ten aanzien van de Duitsche «bewapening, bij. al wat zich tot een anti-fascis- 1'* front verbonden heeft). Men toonde zich tot "yaleu steun aan den volkenbond bereid. Maar ' voorstellingen der eenzijdige ontwapenaars *6S men radicaal af. "Wat trouwens reeds vroeger Seineen aanvaard werd, vond zijn uitdrukking in 'nieuwe art. 18 van het A.-R. beginselprogram: iiVoor de betrekkingen met andere naties leert Partij, dat ook deze beheerscht worden door de ordinantiën, die God over de volken gesteld! heeft, dat mitsdien, met ongerepte handhaving der eigen nationale zelfstandigheid, krachtig js mede te werken aan de ontwikkeling van het recht der statengemeenschap en daardoor aan de vreedzame oplossing van geschillen tusschen de volken, zoomede aan wering, desnoods met de sterke hand, van alle onrechtmatig geweld en aan den opbouw van een samenleving en samenwerking der naties, die aan recht en gerechtigheid beantwoordt en de geestelijke en stoffelijke belangen der volken bevordert".

De noodzaak, om aan het vraagstuk energieke aandacht te schenken in den partij-politieken kring, opdat men in het bestrijden van veldwinnende verkeerde meeningen sterk zou staan, wordt met den dag geringer. Al istemden de sociaaldemocraten onlangs nog tegen de defensie-begrooting, in beginsel lieten zij de leuis van eenzijdige ontwapening varen. De vrijzinnig democraten wijzigden huti program in gelijken geest. Op het politieke erf kenteren de geesten duS zoodanig, dat! men daar, om verklaarbare oorzaken, ^ijn aandacht schenkt aan andere, voor het partijleven actueeler kwesties.

Toen er echter nog geen politiek leven in den modernen izin des woords bestond was het oorlogsvraagstuk er reeds een van de ethiek. Ook vanuit dien gezichtshoek heeft men er de laatste jaren ernstige belangstelling voor gekoesterd; de wereldoorlog heeft de belangstelling in dit opzicht op het allerfelst geprikkeld'. Door deze reujzenworsteling is ons godsdienstig en zedelijk bewuistzijn geschokt en in verwarring gebracht. "Waarschijnlijk is er nooit een oorlog geweest, die zoozeer als deze de vraag heeft doen opkomen naar zijn recht, noodzakelijkheid en nuttigheid. ^) Echter is niet alleen het redht van dien oorlog in het geding gekomen, maar het geoorloofde van eiken oorlog is door dien strijd weder met nadruk aan de orde gesteld. *)

In onzen kring ging men, gelijk elders, breedvoerig op de ethische zijde der kwestie in. Menige preek over Zondag 40 van den Heidelbergschen Catechismus poogde voorlichting te geven. Op de vergadering der Geref. Predikantenvereeniging in 1926 sprak J. J. C. van D ij k over den militairen dienst in het licht der Gereformeerde belijdenis. Tesamen met opstellen van Dr Hl Bavinck en A. "W. F. Idenburg werd dih referaat, eerder reeds afgedrukt in het Geref. Theol. Tijdschrift, in 1931 uitgegeven door Mr J. W. N o t e b o o m, omdat herdruk der vier opstellen wenschelijk bleek, in verband met de telkens terugkeerende vraag naar lectuur.*)

En nu mag het waar zijn, dat het voor de partijpolitiek geoorloofd is, het onderwerp, als allengs in haar kader minder actueel-belangrijk wordend, goeddeels te laten varen, als kwestie der ethiek houdt hel recht op belangstelling. De noodzaak om er vanuit dezen gezichtshoek aandacht aan te schenken wordt met den dag grooter.

In het afgeloopen jaar zijn er in Europa twee millioen mannen meer onder de wapenen gekomen, s) Dat men in de politiek, onder den druk van zoo verbijsterende feiten, gemakkelijker dan voor eenige jaren, klaar komt met een enkele partij, die het voor eenzijdige ontwapening nog opneemt, ontslaat ons niet van de roeping tot zorgvuldige toetsing dezer verschijnselen. Htet zij der politiek gegund, tijd en krachten vrij te krijgen voor andere dingen dan de bemoeienis met de pacifisten-rompslomp, toch ligt er iets beangstigen ds in, dat men over de geheele linie zijn fiat weer geeft voor de bewapeningsgedachte. Immers, daar ligt slechts zeer ten deele achter de erkenning van de roeping der overheid, om te waken voor het recht des Heeren in het nationale leven. Het gaat om de motieven. En die schijnen veeleer te zijn fascistenvrees en - haat, angst oim, in een Europeesch of Aziatisch conflict te geraken, in het algemeen een zich schikken in het onvermijdelijke.

Op politiek terrein nu kan men zich niet al te zeer verdiepen in de vraag, welke beweegredenen voorstanders van een bepaalde practijk tesamen brengen. Men pleegt in het parlementaire stelsel geen stemmen te wegen. De zonderlingste combinaties komen in actie, b.v. ter verwerping van een voorstel, waaraan de portefeuillekwestie vast zit. Dus kan een A.-R. minister van defensie niet vragen naar de laatste principiëele motieven der voorstemmers zijner begrooting. Doch daarmee is het verschil der motieven, en hun-al-of-niet-geoorloofd^zijn niet van de baan. Dit te ontkennen ware invoeren van het gelijkschakelingsprincipe..

De vraag naar de motieven van een daad, , een meening, een programpunt, een beweging heeft alle recht van bestaan. Hebben we niet naarstig onderzocht de beweegredenen der vredesbeweging? ' Met menige uitlooper dezer beweging kwamen wij klaar, door haar bron te ontdekken in internationalisme, oppervlakkigheid, kleinmoedigheid, . sentimentaliteit, boeddhistische mentaliteit'), défaitismic, politieke reclamemakerij ^\ grof materialism'e^), humanistisch vooruitgangsgeloof. Sommigen hebben het daarin tot een zekere virtuositeit gebracht, zoodat Mr D. P. D. Fabius, met alle respect voor een nuchtere ontleding van veler afkeer van den oorlog, nog vóór 1914 schreef „dat reeds het vreeselij ke van den oorlog iets anders dan luchthartigen spot zelfs tegenover vredesdroomen" eischt. 1») Maar al vraagt Mr A. Anema: „Verwaarloozen wij de arbeidersbeweging, omdat het socialisme de actie harerzijds baseert op den klassenstrijd? Verslappen wij soms in de bestrijding van den drankduivel, omdat men daarvan in methodistische kringen vaak haast een aparten godsdienst maakt, uit vrees van werkheiligheid in de hand te werken ? "ii), het serieus onderzoek naar de motieven heeft reeds heel wat aan het liclit gebracht, dat voorzichtig maakt.

Doch( niet anders staat het met de toetsing der beweegredenen dergenen, die het opnemen voor die weerbaarheid van een volk. Ook daarbij valt veel afschuwelijks te ontdekken.

Er gaat een vloedgolf van nationalisme over de wereld. Juist hier is lang niet alles goud wat er blinkt. En hier moeten de geesten worden beproefd.

„Patriotisme is een motief dat, indien het zich niet onderwerpt aan de wet Gods, overgaat in' zonde en schande. In de zonde der afgoderij. Gelijk de leer der staatssouvereiniteit, volgens welke de staat in zichzelf gezag heeft, afgodendienst is op het gebied van het staatsrecht, wordt op dat van het volkenrecht het vaderland een afgod, zoo het nationaal belang de hoogste wet wordt voor de diplomatie, i^)

Hiet is waarlijk niet strijden tegen een gecaricaturiseerden vijand, wanneer men de dingen zoo stelt. Een bekend theoloog van Luthersche confessie stelde het in Duitschland, nog vóór de totstandkoming vain het Dritte Reich zoo: De volken zijn gedwongen tot voortdurenden strijd. Daarbij is groote ruimte voor vreedzame afgrenzing, voor verstandig vergelijk. Maar deze ruimte heeft haar grenzen. Er ontstaaaa historische vragen, waarbij niet een vergelijk, maar een beslissing de eenige mogelijkheid is. Doch deze beslissing kan lang niet in alle gevallen gezocht worden voor het forum eener internationale rechtspraak. Immers het recht van een volk op staatkundige zelfstan-

digheid of op hegemonie laat zich niet vaststellen door het gebruik van algemeene principes van volkenrecht. Het is in het geheel; niet door een derde vast te stellen. Het volk moet daarin zijnj eigen rechter zijn. Want het historisch recht van een volk hangt af van zijn macht. De beslissing voor dat recht komt alleen tot stand door het in het geweer brengen van de macht van het volk. De roep: vrede door rech, t, moet vervangen door het verlangen naar een vrede, ruistend op dien uilslag van den oorlog. In zekere situaties kan het volk gedwongen zijn, zedelijk verplicht, de beslissing der levendige gerechtigheid in den weg van een oorlog te zoeken. De concurrentie van volken in een groot historisch moment mag niet gemoraliseerd worden. In geval van oorlog mag men niet in naam van het Christendom vragen om verzoening, maar dient te worden aangedrongen op gemeenschappelijk bewustzijn van de zakelijke waarde van den strijd om de beslissing van groole vragen, i^)

Als dit waar is, dan heeft de generale syniode onzer kerken van 1914 wel zeer misgetast, toen ze die bede uitsprak, dat God welhaast zulk een vrede mocht schenken, als Zijn Naam ter eer, Zijn koninkrijk lot zegen en den volken tot heil verstrekken kon, en ze alle kerken opwekte, om gezamenlijk en krachtiger dan tot op dat oogenblik lie pleiten voor het herstel en biehoud van den vrede in den weg van het recht.

Maar dit is niet waar. „Nationale behoeften en eischen, wereldhistorische momenten en wereldhistorische zending en al dergelijke ideeën hebben zich diep te onderwerpen aan de heilige majesteit van Gods geboden, dezelfde geboden, die het dorpskind op school leert." i"*)

We zijn van gruwelijk-afgodische voorstellingen, als boven aan het woord gelaten werden niet af, door te zeggen, dat hier wordt geredeneerd — inderdaad geschiedt dit bewust ^^) — uit een confessie, die de onze niet is, n.l. de Luthersche. Want afgezien nu nog daarvan, dat onder ons wel eens op het kantje is geloopen van Lutheraansche onderscheidingen tusschen tweeërlei moraal, we ontkomen niet aan den eisch, om dergelijke meeningen te confronleeren met de Schrift. In de verdediging der Italiaansche struikrooverij in Abessyniö door de N. S. B. b.v.. schrikt ons oor van soortgelijke klanken.

Het is zeer begrijpelijk, dat velen onder ons huiverig zijn voor het dieper ingaan op de vraag naar het rechl van den oorlog. Onze partij heeft jarenlang, met de Christelijk-Historischen, de antimilitairistische koe bij de horens moeten vatten. ^^) Had ze hel niet gedaan, dan had het er wel eens treurig uit kunnen zien met de middelen onzer landsverdediging. De toestand is nu al niet rooskleurig.

Maar bij de toeneming der bewapening van alle volken, bij het den kop opsteken van trotsch nationalisme roept gedurig de kwellende vraag om een antwoord: „Heelt de oorlog een „zin", of is liij nooit iets anders dan gruwelijk onrecht, brutaal geweld, duivels werk? " ")

. Dat wij toch terugdeinzen voor die vervloekte afgoderij, die daar is in liet zich werpen in de armen van hel fatalisme.


1) Antirevolutionaire Staatkunde, maandelijksche uitg. 1935, Mei-no., biz. 5 van het verslag.

2) Gelijk bekend, hebben bij de opkomst dezer partij ook andere factoren krachtig gesproken; zoo in bepaalde streken van het land de relaties van den heer Van Houten met den Bond van Landpachters, en zijn actie voor staatspensioen.

3) Dr H. Bavinck, De navolging van Christus en het moderne leven, overdruk van Schild en Pijl, I, no. 3 (1918) in Kennis en Leven, blz. 115, Kampen, z.j. 4) Dezelfde, t.a.p. blz. 116.

5) Aldus de bundelaar der vier opstellen, die in 1931 door J. H. Kok, Kampen, werden uitgegeven onder den titel „Oorlog en Christendom". Er is natuurlijk veel meer van onze zijde gegeven, dat later ten deele nog vermelding vinden zal. Deze uitgave werd genoemd om het belangwekkend feit der afzonderlijke uitgave.

6) H. R. Knickerbocker, art. Alg. Hbl., 26 April 1936. De bijna twee millioen worden aldus nader gespecialiseerd: 400.000 Duitschers, 800.000 Italianen en 200.000 Franschen en op zijn minst een half millioen Britten, Polen, Oostenrijkers, Tsjechen en onderdanen van kleine landen.

7) A. W. F. Idenburg, Oorlog en Christendom, blz. 59. 60. 8) Dr G. B. Wurth, Christendom en Oorlog, Antirev. Staatk., December 1930, blz. 526.

9) Mr D. P. D. Fabius, Volkenrecht, Amsterdam, 1907, blz. 2. 10) Dezelfde, t.a.p. blz. 2. 11) Mr. A. Anema, Onze tijd en onze roeping, Rotterdam, 1921, blz. 19.

12) Fabius, a.w. blz. 112, met beroep op Groen. 13) P. Althaus, art. Krieg und Christentum, in Die Religion in Geschichte und Gegenwart, III, Tubingen, 1929, kol. 1307 v.v. Over Althaus zie men ook Wurth, a.w. blz. 530 v.v. 14) Fabius, a.w. blz. 112.

15) Althaus, t.a.p. kol. 1307. Wurth, a.w. blz. 533 v.v. 16) Anema, a.w. blz. 20. 17) Bavinck, Oorlog en Christendom, blz. 33.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1936

De Reformatie | 8 Pagina's