GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een eigen economlsch^centruml?

In ons vorige artikel werd een stuk van den heer F(uykschot) uit het orgaan van het Chr. Nat Vakverbond aangehaald, waarin deze schrijver op de kracht van het „Tilburgsche centrum" wees, en de klacht uitte, dat in onzen kring op economisch gebied geen eigen geluid werd vernomen. De Katholieken, meende hij, werken welbewust in een bepaalde (protecüonnistische) richting; d« liberalen zijn krachtige verdedigers van den vrijhandelsburcht; den sociaal-democraten ontbreekt het evenmin aan activiteit en studiegeest; „de protestantsch-christelijke volksgroep bezit helaas geen leidende figuren op economisch gebied, zoodat in onzen kring geen eigen geluid wordt vernomen". „Wordt het niet hoog tijd", luidde de vraag, „dat voor deze volksgroep een economisch centrum wordt geschapen? "

De opmerkingen, en vooral ook de klacht van den heer Fuykschot verdienen O'.i. ernstige overdenking.

De krachtsontplooiing van het Tilburgsche ceniTum wekt inderdaad onder ons bezorgdheid; lei; dende figuren der A. R, partij geven daaraan deïi laatsten tijd bijzondere uiting, zoo verleden week nog de heer Schouten (in een redevoering te Zwolle gehouden). En het verlangen wordt uitgesproken, dat wij ons grondig met den „geest van heroriënteering", die op het terrehi van het economisch leven werkzaam is, bezig zullen houden, ons niet tot een afwijzing te bepalen, maar ook, zooals die heer Fuykschot zegt, een „eigen geluid" laten hooren. Ér geschiedt zooveel, waaraan te weinig aandacht wordt geschonken; de ontwikkeling van het economische leven verrast ons door haar geweldige energie, het gevaar is niet denkbeeldig, voortdiurend in een defensieve positie te worden gedrongen, waarbij onophoudelijk terrein verloren gaat.

Die overrompeling is verklaarbaar; weinigen hadden kunnen vermoeden, dat de nieuwe methode van economische en politieke strategie, die het Duitsche rijk toepast, zulke evidente successen zou behalen, als is geschied. Bij de „verklaring van dit raadsel" moet niet alleen met bepaalde (het zg onmiddellijk toegegeven) zeer laakbare financiëele manipulaties rekening worden gehouden, noch alleen met de structuur der bevolking, met de enorme uitbreiding van het militaire apparaat, en dergelijke factoren. Al deze verklaringen zijn opzichzelf juist, maar niet volledig. De wijze, waarop Duitschland zijn industrie heeft gemobiliseerd, zijn technici en arbeiders heeft geoefend, moet ook aandacht hebben. Terecht schreef het Handelsblad onlangs (Handelsblad—Timesdienst): „De kracht van zijn industriëele hulpbronnen en zijn kunde en bereidheid om deze volledig te mobiliseeren voor nationale doeleinden, leveren een grondslag waarop groote resultaten gebaseerd kunnen worden". De verschrikkelijke gebeurtenissen van de laatste weken mogen ons niet verhinderen voor deze ontwikkeling een open oog te hebben. En zoo is er veel meer, dat ons heeft verrast; des te klemmender wordt de vraag, welke de houding van Nederland moet zijn, ook daarop wees de heer Fuykschot in zijn beschouwingen,

Ontbreekt het ons nu inderdaad aan leidende figuren op economisch gebied? Zullen wij, zooals soms gezegd wordt, steeds de wegen moeten volgen, die anderen inslaan? Met tegenzin, en op eenigen afstand; eerst weigeren, eindelijk toch gaan, maar zonder innerlijke overtuiging, noodgedwongen?

Laten we nu ditmaal niet spreken over de regeerende figuren; hun invloed is waarlijk niet

gering. Denken we tlians aan verschillende menschen, die in het bedrijfsleven en in de Chr. sociale beweging een belangrijke plaats bekleedten, aan afgestudeerden van de Handelshoogeschool, die mede leiding geven aan de economische politiek, aan juristen, die niet alleen in ons land, maar ook in Ned.-Indië hun krachten aan de bevordtering van het economisch welzijn wijden, en aan anderen. Er zijn er onder hen, die door hun functies en kennis volkomen op de hoogte zijn van de economische vragen van dezen tijd, die zeker in staat zijn voorlichting te geven. De protestantsch-christelijke volksgroep is niet arm aan goede krachten, ook niet het Gereformeerde deel van haar. Integendeel!

Noodig is echter (en daarin zijn we het volkomen met den heer Fuykschot eens) „coördinatie", de vorming van een economisch centrum. Noodig is ook, dat er gelegenheid bestaat zich openhartig over de brandende vraagstukken van den dag te

uiten. Is hier niet een taak voor het Chr. Werkgeversverbond en het C. N. V. weggelegd? Beide groepen bevatten menschen, die zich dagelijks met economisehe vraagstukken bezighojiden. Indien zij contact zochten met-afgestudeerden van „Rotterdam" en andere inrichtingen van Hooger Onderwijs, van de juridische faculteit der Vrije Universiteit en van die van openbare Universiteiten, zou dan de kans op dre vorming van een „economisch centrum" niet groot zijn?

Natuurlijk onderschatten we de bezwaren niet. De „Protestantsch-Christelijke volksgroep" toont op' het «ogenblik helaas, weinig eenheid. Men denke slechts aan de wijze, waarop op het jongste congres der C.-H. partij over de verschillen met dfe A. R. gesproken is. En dat is het eenigste niet. Ook ten aanzien der te volgen economische politiek, bestaan er zeer verschillende meeningen. Er zijn er, die openlijk hun sympathie met „Tilburg" uitspreken; er zijn voorstanders van een „deflatiepolitiek", maar ook eener actieve conjunctuurpohtiek. (Prof. Liettinck bevond zich onder de „veertien", , die tegen het adres der „negen" protesteerden).

Toch behoeft die groote verscheidenheid van opinie de vorming van het gewenschte centrum niet te verhinderen. Het contact van verschillende Chr. economen zal zeker verhelderend werken.

Er is voor het Gereformeerde volksdeel ook nog een andere mogelijkheid', die onafhankelijk van de zooeven genoemde kan worden benut: de stichting eener economische faculteit aan de Vrije Universiteit.

Nog niet zoo heel lang geleden heeft Prof. Goops op de groote beteekenis daarvan gewezen. Men doet goed' zijn denkbeelden ernstig te overwegen. De tijd dringt. Ook degenen, die in de wis- en natuurkundige faculteit aan de V. U. studeeren, hebben belang bij de stichting eener economische faculteit. Want velen van hen moeten in het bedrijfsleven een plaats vinden. En nooit was er een tijd, waarin natuurwetenschappelijke en economische studie zoozeer eikaars steun behoeven als thans. Er is in ons land op het gebied van de coördinatie dezer beide studierichtingen nog wel het een en ander te doen!

Maar vooral is de oprichting eener economische faculteit noodzakelijk, omdat er zulk een groote behoefte bestaat aan principiëele oriënteering. Het gevaar van opportunistisch handelen dreigt, en dat juist in een tijd, dat het probleem der bedrijfsorganisatie, in den ruimsten zin des woords, zoo de aandacht van den wetgever heeft. Er hangt voor ons land, ook in geestelijk opzicht, zooveel af van de wijze, waarop het economisch leven zich zal ontwikkelen. We zijn er meer dan ooit van overtuigd, dat die ontwikkeling een prüicipiëel vraagstuk van de eerste orde is. Allerlei zeer moeilijke problemen houden ons bezig: vragen, waarop de enkeling nauwelijks een antwoord weet. Hier zal een innige samenwerking in den engeren kring van ; geloofsgenooten vrucht kunnen dragen. En iii eén „economisch centrum", door de „protestantsch-christelijke volksgroep" gesticht, zou de bedoelde economische faculteit zeker een belangrijke kern vormen.

Dat ook de theologische faculteit van haar toekomstige zusterafdeeling veel steun zal kunnen genieten, behoeft nauwelijks te worden gezegd. De tegenwoordige predikant ontmoet vele moeilijke kwesties op sociaal gebied, vooral zij, die in fabriekscentra arbeiden. Vragen, die we hier niet behoeven te noemen; ieder kent ze.

Zou het reeds thans niet mogelijk zijn, dat enkele vooraanstaande personen op economisch en sociaal terrein als privaat-docent in de bestaande faculteiten (theologie, rechten en/of natuurwetenschappen) werden toegelaten? Ligt hier voor de Chr. sociale beweging geen taak? Het zou van zoo groote beteekenis zijn, dat zij, die midden in de sociale en economische moeilijkheden van den tegenwoordigen tijd staan, en die al hun krachten voor de organisatie van den arbeid geven, hun stem geregeld in de collegezalen der V.U. konden laten hooren.

Zoo rijzen er bij de overweging van het artikel van den heer Fuykschot tal van vragen. We zijn hem dankbaar, dat hij de kwestie aan de orde heeft gesteld. Moge zij een ernstig onderwerp van bespreking uitmaken.

BI. t. B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's