GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De synodocratie weer in de crisis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De synodocratie weer in de crisis.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de synodocraten is thans de zending weer aan de beurt. De. leiding van dr J. H. Bavanck is in schier elk opzicht foutief; dogmatisch, kerkelijk, politiek. Voorbeelden gaven we; we praten dus niet in de ruimte.

Thans vergaderde men in , , synode" te Eindhoven. Agendum: zendingszaken (plus misschien nog wat; daar kan op hun standpunt altijd wel wat bij). Over die zendingskwestie is een breed rapport ingediend, met allerlei adviezen, die regelrecht afvoeren van de lijn, die ter zake van de zending destijds uitgestippeld is door de synode van Middelburg. Geen wonder, dat het jongste nummer van het synodocratische Zendingsblad een geruststellend artikel gaf pnder den, titel: In de lijn van Middelburg. Een fijn silhouet van Middelburg was in kleurendruk dóór den tekst heen zichtbaar. Toen het Zendingsblad nog gereformeerd was, was het zoo taai als een leeren lap. Nu het wat interessanter wordt, gaat het den ongereformeerden kant op. Er zijn weinig auteurs ginds, die „stoer-gereformeerd" kimnen schrijven en meteen interessant. Wat er te Eindhoven aan de orde gesteld is?

Het eerste punt is: van wie voortaan de Zending op Java : — en later wellicht in geheel Indië — zal uitgaan, van de kerken in Nederland óf van die op Java,

Tot nog toe ging de zending uit van de kerken in Nederland. Zendende kerken, die de verantwoordelijkheid voor het zendingswerk in Indië droegen, waren nederlandsche kerken.

In het rapport, door gindsche zendings-deputaten op tafel gelegid, wordt nu voorgesteld: „goed te keuren, dat het Zendingswerk van de gereformeerde kerken in Nederjand op Java van nu af aan beschouwd wordt en uitgeoefend wordt als een onderdeel in federatief verband van het geheel van den Zendingsarbeid, zooals die uitgaat van de kerken op Java (c.q. Indonesië) en van de kerken en corporaties in Nederlan d".

De verhouding wordt hierbij zoo gedacht, dat „de Indonesische c.q. javaansche kerken voortaan de zendende kerken moeten worden, terwijl de kerken in Nederland de met zulk een kerk samenwerkende kerken zullen zijn.

Men legt het dus aan op overdracht van verantwoordelijkheid. In zichzelf is natuurlijk het einddoel van de zending, dat de aan haar arbeid ontsproten Indische kerken zelf actief worden, ook in dezen. De vraag is alleen: is het zoover? en: zijn die kerken confessioneel betrouwbaar, zóó, dat zij kimnen en willen overgeven alleen dat, wat zij VAN GODSWEGE ONTVANGEN hebben? De synodocratische deputaten beantwoorden deze vraag onomwonden bevestigend. Zij zeggen, „dat het gebleken is, dat de Javaansche kerken, hoeveel schade zij ook naar hun eigen getuigenis hebben beloopen, in de oorlogsjaren krachtig haar zelfstandigheid hebben betoond. Door het wegvallen van den financiëelen, organisatorischen en geestelijken steun van de Zending, stonden deze kerken voor 'n zware taak. Vooral het nu zelf moeten dragen van de verantwoordelijkheid hebben deze kerken eerst als een last gevoeld, waarvoor men terugdeinsde, maar tenslotte hebben zij naar eigen getuigenis, die verantwoordelijkheid toch lief gekregen". En nog iets verder: „Deze verantwoordelijkheid, die men nu zelf aanvaard had als een van God gegeven opdracht, wil men nu niet meer uit handen geven", hetgeen door de commissie, die naar Indië geweest is „met blijdschap begroet is als blijk van sterken geestelijken groei".

Op grond hiervan meenen nu deze deputaten te kunnen zesggen „dat het volkomen terecht is, dat van nu voortaan de Javaansche kerken als de zendende kerken worden beschouwd".

Men kan niet zeggen — aldus niemand anders dan de synodocratische ds Vellenga in Geref. Kbl. Dr. en Ov. — dat dit ter fundéêring van zulk een 'gewichtig voorstel, een sterke argumentatie is.

Wij gelooven — aldus ds Vellenga — deze woorden gaarne, maar zouden niet minder gaarne hooren aan w i e dit gebleken is. Heeft de commissie, die naar Indië ging, zich hiervan op de hoogte gesteld? Grondig? En heeft zij niet alleen gehoord wat d« Javaansche kerken willen, maar er zich ook van overtuigd waartoe zij in staat zijn? Het is niet da vraag of de Indische kerken zending kunnen drijven, maar of zij het bestaande zendingswerk kunnen voortzetten en den ernstig geschokten arbeid weer krachtig kimnen opnemen. En kunnen deputaten daarover wat meer meededen? Tot zoover de vragen van d« Vellenga, Ook wij hebben er in den loop der jarea „iets van mogen komen te ontdekken", dat „deputaten" ginds wel eens concerteeren en oreeren als d» rattenvanger van Hameln, Dat ligt zoo aan het systeem.

Maar, zoo zegt ds Vellenga, een tweede 'punt is nog ingrijpender.

Het zendingswerk der synodocratische groep zou voortaan beschouwd en uitgeoefend moeten worden

„als een onderdeel in iederatief verband van het geheel van den Zendingsarbeid, zooals'Sie uitglaat van de kerken op Java (c. q. Indonesië) en van de kerken en.corporaties in Nederlan d". HQerin is sprake van „de kerken op Java" en van de kerken en corporaties in Nederland".

Ds Vellenga vestigt er de aandacht op, dat met de „kerken op Java" geenszins alleen de door de zending der voormalige Gereformeerde Kerken aldaar ontstane kerken bedoeld worden. Ook de andere kerken, uit zendingsarbeid van 'hervormden en doopsgezinden ontstaan, worden hieronder begrepen.

Déze kerken zouden samen, met „de corporaties en kerken in Nederlan d", een college van deputaten vormen, waarin „de" Indische kerken minstens het drie vierde deel van het aantal leden benoemen.

Begrijpen wij dit wel, dan — aldus ds Vellenga — komt het dus niet zoo te staan, dat de synodocratische kerken in Nederland via eigen deputaten samenwerken met een bepaalde zendende kerk in Indië, maar zoo, dat deze kerken wellicht hun eigen zendingsdeputaten behouden, maar dat deze via een afvaardiging in het college van deputaten in Indië, waarin Indische kerken en ook andere nederlan d-sche kerken zitting hebben, meespreken.

Op zendingsterrein wordt dat dus een samenwerking met, laten we bijvoorbeeld nu maar zeggen, hervormden, zoo concludeert ds V. En hij voegt eraan toe:

„Terwijl wij in eigen land nog altijd schichtig zijn in de Evangelisatie met anderen samen te werken, en zoo dit al geschiedt, bizondere regelen in acht nemen en in elk geval ieder voor eigen verantwoordelijkheid laten optreden, zouden wij in de Zending met niet-gereformeer den samenwerken) en daarbij ons deel nemen van de verantwoordelijkheid voor hetgeen door allen geschiedt".

En dan blijft er nog een derde punt: de opleiding van gemeentevoorgangers.

Gelukkig — aldus ds V. — hebben deputaten zich ten aanzien van dit punt gedistancieerd van de conclusies, die te Batavia door de commissie werden vastgesteld. Daar wilde men toch dat „de raad van deputaten van samenwerkende kerken in Indonesië" een curatorium voor een op te richten theologische school of faculteit zou kiezen. Dit curatorixun zou dus gekozen moeten worden door hetzelfde interkerke 1 ij k e college, dat, gelijk de deputaten het aanbevelen, de zendingszaken in het algemeen behartigen zal.

Deputaten hebben echter niet verder willen gaan, dan uit te spreken, dat „de theologische faculteit wordt opgericht en verzorgd door de kerken in Indonesië gezamenlijk, op den grondslag door die kerken overeenkomstig haar belijdenis vast te stellen. Deze kerken benoemen daartoe deputaten die het curatorium vormen".

Deze generale deputaten willen de zaak der opleiding dus geheel aan „de" Indische kerken overlaten. Wel bestaat — aldus ds VeUenga — de m o g e - 1 ij k h e i d dat deze kerken een gereformeerde tot ciu-ator of hoogleeraar aanwijzen, maar dat gaat dan verder buiten de verantwoordelijkheid der kerken in synodocratiseh verband om.

Tot zoover de mededeelingen, die in de synodocratische pers hier en daar aan te treffen zijn.

Wat men in Eindhoven beslissen zal, moet worden afgewacht. Maar ook al zouden de voortstellen daar worden afgewezen, het feit zelf reeds, dat ze konden worden ingediend, illustreert den toestand: de mug helpen uitziften, en den kernel graag laten doorzweigen. Wat de synodocraten in Batavia begonnen zijn — scheurmaking volgens art. 3 der K.O. — wijst op een geest, die aan het gereformeerde belijden vreemd is. De heeren hebben van Earth nogal eens wat gelezen ook over het pathos waarmee men in profetische spanning belijden moet. Maar juist van dat pathos zijn ze verder verwijderd dan ooit. Ze loopen nog warm voor elkaar, als iemand hun besluiten niet kan aanvaarden. Maar overigens leven ze noch uit die besluiten, noch uit de belijdenis. Hun zendingsgang is een baken in zee. Evenal» hun houding tegenover „Linggadjati".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

De synodocratie weer in de crisis.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's