GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christelijke geneeskunst en Buchman-beweging (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke geneeskunst en Buchman-beweging (IV)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr PAUL TOURNIER,

VAKWETENSCHAP EN PHACTIJK

Voor ik overga tot een wat meer critische bespreking van het voorgaande, wil ik echter eerst nog aan Tournier vragen, of hij er wel zeker van is, dat, wat hemzelf en zijn patient, in het „stille-tijd-houden" te binnen komt, werkelijk openbaringen en opdrachten van God zijn, en niet, maar slechts menselijke invallen.

Hierover uit Tournier zich wisselend. Het ene moment spreekt hij dienaangaande zeer positief, maar op een andere pagina acht hij twijfel op zijn minst gerechtvaardigd. Ten eerste verlegt hij de zekerheid hieromtrent naar het type-patient, dat hij voor zich heeft.

Hij hoort zelf natuurlijk tot de „intellectuelen" en van hen zegt liij b.v.: „Intellectuelen hebben met het stil-zijn de meeste moeite. Zij raken aan het twijfelen «n vragen zich af, of hun gedachten werkelijk van God afkomstig zijn; terwijl bijvoorbeeld een werkman alles, wat hem voor de geest komt, direct opschrijft. Hij merkt daarna, dat het zo waar, zo op de naan af, zo overtuigend is, dat hij er niet aan twijfelen kan of het van God komt" (R. T., 255).

(Gewoonlijk spreekt Tournier zeer positief. Ik citeerde U reeds het gesprek met „patient Benjamin"; lioe Tournier hem een recept-blocnote gaf, en hem zei: „God zal u zeggen, wat u doen moet. Wij zullen samen naar Hem luisteren, en u moet opschrijven, wat Hij (God) u zeggen zal".

Typerend is ook het volgende, dat Tournier schrijft: „Doch hoe kan men bevelen van God ontvangen, als men toch nooit zeker weet, dat men zich niet vergist? Het is meermalen voorgekomen, dat iemand tot mij kwam en zeide: „Ik heb uw boek gelezen en nu heb ik getracht stille tijd te houden. Maajt" ik heb geen enkele van die Goddelijke ingevingen of leidingen gekregen waar u van spreekt; hoe moet ik dat gedaan krijgen? " Ik heb hem tot zijn troost geantwoord, dat, toen ik voor 't eerst een uur besteed had om duidelijk te weten te komen, wat God van mij wilde, ik dezelfde tieleurstelling en moeilijkhe'den had doorgemaakt. Hoe ik het gevoel had gehad, dat ik niets anders dan mijn «igen gedachten had opgeschreven, en wat voor armzalige gedachten! Dingen, die ik me herinnerde uit preken of uit boeken. Maar toen ik_m.ijn notitieboekje dichtdeed was mij een bepaalde gedachte ingevallen, nl. dat ik moest voortgaan met dagehjks ruimschoots stille tijd te houden, ook al wist ik niet goed, hoe ik dat moest doen. En onmiddellijk heb ik toen daarbij gedacht, dat dit denkbeeld van (ïod moest komen" (T. G., 208).

Op andere bladzijden stemt Tournier echter het onzekere van dit alles duidehjk toe. Hij verhaalt b.v.: „Onlangs sprak ik een wijsgeer met wie ik bevriend ben. , , Ik ben helemaal geen scepticus of rationalist", zei hij. „Ik geloof, dat God somtijds tot een mens kan spreken en dat dit hier op aarde het meeste waard is". „Maar", zo voegde hij er aan toe, „hoe kan men er zeker van zijn, dat deze of gene gedachte of inspiratie of roepstem VEOI God komt? " En dan antwoordt Tournier: „Op deze vraag is mijns inziens maar één eerlijk antwoord mogelijk: „Daar is men nooit zeker va n". De mensen vergissen zich honderd keer, duizend keer, tienduizend keer met betrekking tot de vraag wat God van hen wil. Honderd keer, duizend keer, tienduizend keer h o u d e n ze hun eigen verlangens voor een g o d d e 1 ij k e r o e p s t e m" (T. G., 193). Weer op een andere plaats zegt Tournier: „Wanneer men gelooft, dat een denkbeeld waar en goed is; of als men denkt, dat het van God komt, dan komt het daarom nog niet werkeUjk van Hem. Wij lopen elk ogenblik gevaar op de een of andere manier het slachtoffer te worden van de geweldige macht der suggestie" (T. G., 190). En ook: „Er bhjft ongetwijfeld steeds een element van onzekerheid bestaan ten aanzien van elke inspiratie die men van God heeft ontvangen" (T. G., 273).

Ik geloof, dat Tournier hier eerlijk zegt, waar het op staat, en dat wij hem hieraan moeten houden. Maar hij gaat weer de andere kant op, als hij zegt: „Overigens wordt het ons meestal de volgende dag wel duidelijk of zulk een aanwijzing van God is geweest of dat ze van onszelf kwam!" (T. G., 215).

Vragen we nu: wat van dit a l l e s te denken ?

Dan wil ik allereerst memoreren, dat Tournier zo vrijuit met zijn patiënten over Christus spreekt. Wel zagen we, dat de overgrote massa van hen eveneens mensen van de Buchman-beweging zijn, die juist hém voor hun m.oeilijkheden opzoeken, omdat hij eensgeestes met hen is. Dit echter in het oog houdende, moeten we constateren, dat vele van die patiënten geestelijk behoorlijk aan lager wal gekomen waren; en dat hij maar met hen over Christus spreekt! Ze op Hem wijst, als op de bron, waaruit hun genezing moest voortkomen! Tournier zegt toch maar, en brengt het ook in toepassing: „Het is heus geen kleinigheid om tegen de zonde te vechten! Het is niet voldoende de wereld aa'n te sporen zich te verbeteren, haar te laten zien wat haar fouten haar kosten, op de zedeflijke achteruitgang van deze tijd te wijzen en knappe artikelen te schrijven over de geldzucht, die zich van veel medici heeft meester gemaakt. Men onderschat de macht van de zonde, als men bedenkt, dat een paar ter zake dienende Ijoeken hier de oplossing brengen. Geen macht is in staat de zonde te bedwingen dan die van Jezus Christus. De enige weg voor een waarachtige levensverandering is daarom: iemand, door het stil zijn voor God, te brengen tot een persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus" (R. T., 217).

We moeten toestemmen (al zijn we het niet met alles eens en al zou er over die „persoonlijke ontmoeting met Jezus Christus" heel wat te zeggen zijn!): hier zegt Tournier verschillende rake dingen! Waaruit ook wij heus wel een en ander kunnen en mogen Ieren!

Verder zagen we, hoe Tournier zich elke morgen op zijn werk voorbereidt; o.a. door in de Bijbel te lezen! Zeker, dat Bijbellezen'vormt een onderdeel van zijn „stille-tijd" houden. En ik wil geen ogenblik zulk een „stille-tijd"-houden (in Buchmanniaanse zin nl.) verdedigen. Zeker niet, als we daarbg horen van „goddeUjke openbaringen" en „opdrachten"! Maar zoals wij ons werk vaak verrichten, is evenmin goed te keuren. Tournier kwam er pas toe „stille-tijd" te gaan

houden na het gesprek met een R. K. priester. Maar zouden wij niet eens van Tournier kimnen leren, dat wij er maar niet zijn, als we van de vroege morgen tot de late avond vaak, jakkeren van de Garenmarkt naar de Oranjegracht en van de Breestraat naar de Melchior Treublaan! Zodat er haast geen tijd overschiet om eens rustig te eten ; laat staan in onze Bijbel te lezen! Zelfs aan tafel haast niet! Ik herhaal: ik voel niets voor het houden van „stille tijd"; maar ik voel er wél voor, dat wij elke dag, ieder voor zich, er eens een behoorlijke tijd afnemen om. bezig te zijn met de dingen van het Koninkrijk Gods. Hoe vaal^ doen wij niet als die bekende Martha uit Lucas 10, die het alléén niet eens meer af kon en het daarom niet goed hebben kon, dat Maria „maar" aan de voeten van Jezus zat! Zijn wij vaak ook niet bezig „het enige nodige" haast ±e vergeten?

* Daarmee hangt samen het bij zovelen niet meer zien van hun zonden en het ontbreken van ieder schuldbewustzijn. We zagen boven, hoe sterke nadruk Tournier er op legt, dat onze schuldbelijdenis „concreet" moet zijn! En tot in bizonderheden af moet dalen. Hij schrijft: „Op dit laatste punt leg ik de nadruk, want het kost ons juist de meeste moeite om de concrete bijzonderheden te vertellen en alleen deze maken, dat de schuldbelijdenis iets uitwerkt". (RT.

241). Ik geloof, dat wij ook hier van Tournier kunnen leren. Hoe vaak behjden wij niet schuld zo „in het algemeen". Zo op de manier van: „Here, gedenk niet onze naenigvuldige overtredingen"; of „we zijn onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad"; of: „we zijn melaats van de hoofdschedel tot de voetzool toe"; enz. Maar we noemen onze zonden niet één voor één! Daar ne- : men we vaak de moeite niet eens voor! En dat zouden velen van ons niet eens kunnen ook! Zeker, dan zou ons gebed lang worden en , ik ben tóch al wat laat; zo dadelijk gaat m'n trein" Of „als m'n huisgenoten eens zien, dat ik zo- lang zit te bidden, wat zullen die ervan denken? " En dan komt er een beetje valse schaamte bij! Maar, ik zeide het al: velen van ons zouden het niet eens kunnen ook. Omdat ze overdag niet eens in de gaten gehad hebben, dat ze zondigden. Ze halen zich de „wet Gods" „even" voor ogen, als ze die algemene „schuldbehjdenis" uit moeten spreken, die ze eigenlijk van anderen hebben leren naspreken: , , Here, doe verzoening over onze zonden". Maar overdag? Tijdens het werk? Op de beurs? Ik maak me sterk, dat heel wat christenen, als we hen eens vroegen: „noem Uw zonden van deze dag nu eens één voor één op", zouden moeten gaan zitten zoeken, zoeken en nóg eens zoeken, om er een paar te vinden! Ze hebben Gods gebod overdag niet voor ogen gehad!

Maar hoe zal het dan staan met het berouw over hun zonden? Over die met zoveel moeite „opgediepte" zonden!

Zeker, ik geef toe. Tournier betrekt de „waarde" van de schuldbelijdenis vooral op de genezing van ziekte; die genezing is dat „iets", waar hij het oog op heeft, als hij vraagt, gelijk we boven zagen: „of de schuldbelijdenis , , iets" uitwerkt". Maar wij kunnen hier toch wel uit leren, dat óns schuldbelijden eveneens „concreet" moet zijn. David zegt heel duidelijk in Ps. 51: „Want ik ken mijn overtredingen en mijn zonde is steeds voor mij"! In dat geval die zeer bepaalde zonde met Bathseba! Alleen wie zijn zonde bij name weet te noemen, kan 2!ich schuldig gevoelen aan die zonde; en die alleen kan die zonde en schuld, met berouw, voor de Here belijden. Schuldbelijden moet inderdaad een beUjden van schuld zijn! Wie zijn zonden werkelijk ziet, heeft de neiging ze te bedekken! Daarom belijdt Davld in Ps. 32 : „Mijn ongerechtigheid bedekte ik niet!" Ik vraag: Hebben wij die neiging zo sterk? Wij, die vaak moeten gaan zoeken, welke onze zonden zijn! David zeide verder: „Ik zal belijdenis van mijn overtredingen (meervoud!) doen voor de Here"!

Leren wij dat, zijdelings, van Tournier, dat wij ook onze zond e n voor de Here moeten gaan belijden : één voor één! Met naam en toenaam!

Zeer belangrijk in de Buchman-beweging is, dat men de zonden ook voor elkaar belijdt! „De Buchman-beweging hecht grote waarde aan dit publieke schuldbelijden, waarin niet alleen wat wij jegens elkander misdreven, maar al het kwaad van ons leven bekend wordt; en dat men het liefst „delen" noemt, omdat dit minder vormelijk en stijf klinkt" (Kraan: De Buchman-beweging, 33). Men moet dit „eenvoudigweg doen" en „speciaal die plekken tonen, die ons het meeste pijn doen. Wel is men van oordeel, dat dit delen geheel aan de leiding van de Heilige Geest moet overgelaten. De' ene keer, in groot gezelschap, zal men daarom de zonde meer in algemene benamingen aanduiden; terwijl men de andere keer, onder vier ogen, meer in bizonderheden afdalen zal. Maar zonder dit delen komt er toch niemand". (Kraan: id. 34).

In die richting gaat ook Tournier. Hij zegt toch: „Het heeft God behaagd de gemeenschap met mensen voor ons als voorwaarde te stellen tot gemeenschap met Hem". (TG. 212). Hij noemt die gemeenschap ook wel het „team". „Het „team", dat wil zeggen de gemeenschap van mensen die gezamenlijk zoeken te verstaan wat God wil, en die gezamenlijk er naar streven om die 'wil te verwezenlijken, is de voorwaarde voor een leven, dat door de Geest wordt geleid en tegelijk het noodzakelijk gevolg daarvan". (TG. 213).

Ik geloof niet, dat God zulks van ons eist. Wij moeten onze zonden voor Hem belijden; én voor de naaste, voor zover wij tegen hem, die naaste, gezondigd hebben. Dit is ook de betekenis van Jac. 5 vs 16. We moeten en mogen dat vers niet zó lezen, alsof er alleen maar staat: „Belijdt elkander de misdaden"; neen, er staat: „Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt". Bovendien handelt ook het voorgaande vers over ziekte én zonden! Ik geloof, dat Grosheide hier heel schriftuurlijk verklaart, als hij schrijft: „Bij zonden moeten we denken aan grote zonden, die krachtens haar natuur straf meebrachten of door God met ziekten werden gestraft. Want van die zonden sprak vs 15, gelijk ook hier ondersteld wordt, dat de zondenvergeving met genezing zal gepaard gaan. Zulke zonden moet men aan elkander beUjden, dat is, men moet meedelen, wat achter de ziekte, het oordeel, dat ieder ziet, als oorzaak ligt. Doet men dat niet, dan kan er niet gebeden worden." (K.V. op Jacobus, door F. W. Grosheide, 1935, pg. 71).

Maar nergens schrijft de Here ons voor, dat wij al onze zonden, en voor iedereen zullen gaan belijden!

Hoewel Tournier, als Buchmanniaan, wel voor dit „delen" voelt, kan hij dit toch moeilijk, om maar niet te zeggen, niet, doorzetten in zijn praktijk. In een artsenpraktijk is ook nog zoiets als geheimhouding! Bovendien zou een behandeling, die reeds op een zo sterk psychiatrische leest geschoeid is, als die van Tournier, geheel mislukken, als de patiënt niet de garantie had, dat, wat hij in tegenwoordigheid van zijn arts meedeelt, ook tussen die twee zal blijven!

P. JASPERSE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Christelijke geneeskunst en Buchman-beweging (IV)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's