GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Revue 1995 - pagina 37

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Revue 1995 - pagina 37

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

willen sparen voor hun pensioen of hoeveel zij overhebben voor het voorkomen van ecologische rampen. Beslissingen van deze soort, die consequenties hebben in de nabije of verre toekomst, worden in de conventionele economische theorie 'intertemporele keuzen' genoemd. Een interessant aspect aan deze intertemporele keuzen is dat mensen een systematische voorkeur aan de dag leggen voor het onmiddellijk verkrijgen van een goed; een voorkeur dus voor directe boven uitgestelde consumptie. Dit verschijnsel, 'positieve tijdsvoorkeur' genoemd, is empirisch goed gedocumenteerd. Het is verwant aan het economisch discontobegrip: de tegenwoordige waarde van een vordering is lager naarmate de vervaldatum verder in de toekomst ligt. In het conventionele economische kwantitatieve model, het zogenaamde 'discount-utilitymodel', wordt deze waardevermindering berekend volgens hetzelfde principe als de enkelvoudige rente. In hoeverre dit model bruikbaar is om intertemporeel keuzegedrag te beschrijven is de laatste tijd druk onderzocht door psychologen van de Vrije Universiteit. Een van de punten van kritiek is dat dit model een bepaalde consistentie in het keuzegedrag voorspelt die personen lang niet altijd blijken te vertonen. Dit wordt duidelijk in het volgende voorbeeld. Men vraagt een proefpersoon: "Denkt u in dat u een loterij wint en de keuze hebt onmiddellijk f 100,te krijgen of ƒ 11 O,- over vier weken. Wat zou u kiezen?" De meeste proefpersonen blijken een voorkeur te hebben voor het kleinere, maar eerder uitbetaalde bedrag. Zij laten daarmee dan wel een rente van 1 20 procent op jaarbasis schieten! Wanneer dezelfde mensen echter voor de keuze gesteld worden tussen f 100," over 26 weken of f 110,- over 30 weken, veranderen

velen van voorkeur. Ze willen in dit geval het hogere bedrag, ook al wordt dat, net als in het eerste voorbeeld, vier weken later uitgekeerd. Deze verschuiving van voorkeur is met de exponentiële functie van het discount-utilitymodel niet te verklaren. Een ander zonderling verschijnsel dat niet door discount-utilitymodellen verklaard kan worden, is het volgende. Als men proefpersonen laat kiezen tussen alle paren uit bijvoorbeeld vier alternatieven, dan blijkt dat zij zich niet altijd houden aan de regel van transitiviteit. Wanneer iemand A verkiest boven B, en B boven C, dan zou je verwachten dat hij ook A zal verkiezen boven C. Dat nu is lang niet altijd het geval. Uit het genoemde psychologisch onderzoek komt, naast deze twee, nog een groot aantal andere verschijnselen naar voren die met de traditionele economische modellen in strijd zijn. Psychologische modellen lijken dus een betere kandidaat om het intertemporeel keuzegedrag te beschrijven. Het is met name onrealistisch om aan te nemen (zoals conventionele economische modellen feitelijk doen) dat mensen er geheel zeker van zijn dat wat hun in het vooruitzicht gesteld is, ook werkelijk zal gebeuren. Een oude volkswijsheid luidt dan ook: 'Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht.' Inderdaad blijkt dat proefpersonen met tijd (dus met uitstel van behoeftenbevrediging) op een soortgelijke wijze omgaan als met onzekerheid in de vorm van een kleine kans op een bepaalde uitkomst. De meeste mensen mijden risico's: zij kiezen het zekere voor het onzekere, een voorkeur die vaak andere overwegingen overheerst. Met andere woorden: de positieve tijdsvoorkeur is (grotendeels) een gevolg van de voorkeur voor zekerheid. Verder is gebleken dat, in tegenstelling tot wat men op grond van economische

vnje Universiteit

amsterdam

theorieën zou verwachten, proefpersonen allerlei vuistregels gebruiken om een keuzeprobleem te simplificeren, wat met name het bovengenoemde onlogische intransitieve keuzegedrag zou kunnen verklaren. P.H.M.P. Roelofsma, 'Intertemporal Choice'. Amsterdam (diss. Vrije Universiteit) 1994. •

«-

'^h -1-

CN

-f

-»-

r^

^1

r^A

"^>. Csj

+

+

+ ••-j (-.i

rj

'^'j

• >

+

s;, II

N

l i

+

CN

^ r^^

+ •^~ -t~^ + r-J tv

N

+

W' iN

> •

i

-.

• * ,

4-

> + "^ I V

f j •-'.

\ i rsj

+ '^ <^\

N

N

><: li

II

II

II

II X

De faculteiten

35

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Revue | 104 Pagina's

Revue 1995 - pagina 37

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

Revue | 104 Pagina's