Studentenalmanak 1914 - pagina 147
FARRAGO 137
der zaak allereerst een bovenzinlijk, geestelijk karakter en kunnen
zij ook niet innerlijk aan elkander zijn tegengesteld. Geen van
drie valt met de zinnelijke, door de zintuigen waargenomene, em-
pirische werkelijkheid saam; zij verheffen er zich boven als nor-
men boven de natuurwetten, als ideeën boven de sensibele realiteit.
Ze zijn dus ook niet waar te nemen door de zintuigelijke kennis,
gelijk ook de dieren die bezitten, maar alleen door het hooger
kenvermogen van den mensch, door den geest, die in hem woont.
Zooals de waarheid hoog boven de werkelijkheid staat, zoo ver-
heft zich het goede boven het nuttige en het schoone boven het
aangename. Ze behooren alle drie tot de wereld der intelligibele
dingen, ook al verleenen objectief de zinlijk-waarneembare dingen
en subjectief de zintuigen van den redelijken mensch bij hunne
waarneming en verwerving onontbeerlijke diensten.
Hunne eenheid sluit echter onderscheid niet uit. Zakelijk,
rë, mogen ze één zijn; formeel, ratione ratiocinata en ratiocinante,
zijn ze toch van elkander verschillend. Het goede is evenmin met
WoLLASTON, als het schoone met BOILEAU tot het ware te herleiden;
ook valt het schoone niet met het goede, als bij de Grieken,
saam, noch ook is het goede, met HERBART, onder den ruimeren
naam van aesthetica naast het schoone te behandelen. Ook ligt
het onderscheid niet daarin, dat het schoone, in onderscheid van
het ware en goede, rust, vrede, genot verschaft. Want dat doen
het ware en het goede ook. Immers, als wij toenemen in kennis,
eene ontdekking doen of eene nieuwe waarheid ons invalt, dan
verheugen wij ons met groote vreugde; en het verrichten van
eene goede daad brengt als eerste loon vrede en zelfvoldoening
mede. Dat waarheid en goedheid niet altijd met schoonheid in
formeelen zin één zijn, leert ons vóór en boven alles het kruis van
Christus; het oog des geloofs moge er heerlijkheid in zien, de
Griek spotte met zijne dwaasheid, en de Jood nam er ergernis
aan; wie Christus aanzag met het lichamelijk oog alleen, vond
in Hem geene gedaante noch heerlijkheid, en geene gestalte, dat
hij Hem zoude begeerd hebben.
Maar waarheid is overeenstemming van denken en zijn, beant-
woordt aan de logische wet, en is dus zoodanig, dat de kennis
ervan ons behaagt. Goedheid is overeenstemming van moeten
(zullen, Sollen) en zijn, beantwoordt aan de zedewet, en is van
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's
![Studentenalmanak 1914 - pagina 147](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/studentenalmanak/studentenalmanak-1914/1914/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's