Studentenalmanak 1926 - pagina 140
128 HET TRAGISCHE
durch Mitarbeit von Seite der Weltanschauung entstehen" ^).
Voor verschillende gevaren moeten wij ons hierbij hoeden.
Allereerst mag het tragische zelf niet met de aesthetische
uitbeelding ervan in de kunst worden geïdentificeerd en dus
louter als een aesthetisoh phaenomeen worden beschouwd,
een fout, waaraan ook Joh, Volkelt in zijn „Aesthetik des
Tragischen" niet altijd ontkomt^). Ware dit zoo, dan zou
de leer van het tragische haar rijkste stof in de tragedies
der litteratuur vinden, terwijl deze in werkelijkheid slechts
zijdelings mogen meewerken en louter tot illustratieve
doeleinden dienen"). Evenmin is het tragische door enkele
psychische effecten bepaald en gaat het volkomen daarin op.
Gevoelens, die het tragische in ons opwekt, zijn van dit
verschijnsel zelf afhankelijk en niet andersom. D aarom geeft
de „definitie" van Aristoteles dat het tragische bestaat in
een katharsis, die door ,,vrees en medelijden" tot stand
komt, *] meer de begrenzing en wel de te nauwe begrenzing
van enkele „Nebengefühle des Tragischen" dan dat zij het
tragische bepaalt ^), indien het tenminste waar is, dat
^) Johannes Volkelt „Aesthetik des Tragischen" *, blz. 27, Mün
chen, 1923.
^] Ofschoon zelf van meening, dat „viel Einseitiges und Enges in den
Theorien des Tragischen daher stammt, dasz fast nur die Tragödie, und
in dieser wieder fast nur die Hauptperson, der „Held" beachtet wurde"
(ibl. 6), doet Volkelt echter deze concessie aan het aesthetische; „So
können wir dann sagen, dasz die tragischen Gefühle auch dort, wo sie
durch die Vorgänge des wirklichen Lebens erzeugt sind, nur dadurch
zu vollentwickelten tragischen Gefühlen werden, dasz sie den Typus
aesthetischer Gefühle annehmen" (blz. 23).
"] Vgl, Scheler, a.w., bl. 239: „ . . . . s o wird doch das Phänomen des
Tragischen nicht erst aus der künstlerischen D arstelling selbst ge
nommen".
*) Aristoteles: Ars Poëtica 1449, b 24 : Sl sKéoo ycal foßou
jzzpcdvou(T(x. TfiV TS>V T010ÓTWV 7rx3y]/ii.ó.Toiv näSfapa-iv. Zie voor versch,
verklaringen Windelband: Gesch, der abendl, Phil, im Alt. *, blz. 203,
München, 1923,
^) Volkelt, a.w., blz, 279 v.v, geeft de opvatting van Jac, Bernays en
Freiherr von Berger als „Nebengefühle auszeraesthetischer Art" en blz,
288 v,v. die van Baumgart, Klein, Zeller, Windelband en van zichzelf
als „Nebengefühle aesthetischer Art."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's
![Studentenalmanak 1926 - pagina 140](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/studentenalmanak/studentenalmanak-1926/1926/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's