GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1953 - pagina 243

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1953 - pagina 243

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

aan hogere geestelijke ontwikkeling, bijgeloof, valse bevindelijk-

heid, walgelijk zondag-christendom, eigenwettelijkheid en wat al

niet — het is overvloedig alom voorhanden. Doch zomin als de

hervormde kerk naar haar gebreken mag worden beoordeeld, is dat

bij de gereformeerde gezindte toelaatbaar. Haar moet niet ten kwade

worden nagehouden dat zij huivert voor de heiligheid des Heren,

dat zij weet, hoe onze God een verterend vuur is. Stellig ook pleit

voor haar, dat zij belijden wil de gekruisigde en opgestane Heer, dat

zij in haar goede vertegenwoordigers zich beijvert te bewaren, doch

tevens te bouwen, dat zij in het leven het christen-zijn tot tastbare

uitdrukking te brengen wenst.

Het is een weinig aanlokkelijk tafereel, dat hier geschilderd werd.

Er is reden voor de uitroep: Quis non fleret? — Wie zou niet

wenen. De gedeeldheid der kerk over de ganse wereld is zorgwek-

kend en voor ons is zij, omdat wij de werkelijkheid niet willen

ontvluchten, in Nederland bizonder benauwend. Het protestantisme

loopt allerwegen achteruit; daarentegen marcheert Rome voor-

waarts. Op eigen bodem is er wel een volop katholiek zuiden, is er

niet een krachtig reformatorisch noorden. Wij, protestantse christen-

intellectuelen zelf, liggen uiteen en kunnen elkaar niet ten volle

vinden. Voor het merendeel zijn wij — het kwam reeds ter sprake

— lauw of hoog-christelijk, lauw of hoog-kerkelijk, helaas niet

oecumenisch christelijk, niet oecumenisch kerkelijk. Nog al eens

hebben wij wèl het woord, niet de daad. Desondanks voelen wij

ons — daarvoor zijn we intellectueel — enigermate als de ruim

denkende, als de iets wetende, als de bewogen kerkmensen of chris-

tenen, de geestelijke voorgangers. Dus zal mijn slotoordeel stellig

hard aankomen dat wij, christen-academici, het er oecumenisch

slecht afgebracht hebben, ook indien er geen strenge maatstaf wordt

aangelegd. Hoezeer wij falen in vergelijking met een Paulus, die

zijn bestaan ten offer bracht voor de zaak der gemeente, in ver-

gelijking met een Athanasius en Augustinus, een Luther en Calvijn,

is duidelijk. Wij zijn tezeer gewend aan onze matheid om ons dit

aan te trekken.

In weerwil van dit alles ware het verkeerd in moedeloosheid te

eindigen. Christus heeft gebeden: Ut omnes unum sint — opdat zij

allen één zijn. Daarbij zijn ook wij inbegrepen. Een aards vader

geeft zijn zoon geen stenen voor brood, geen schorpioenen voor een

ei. De Vader in de hemelen heeft de toen nog op aarde levende en

lijdende Zoon willen horen: „Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs

Gij, Vader! in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn". Wij,

233

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

Studentenalmanak | 308 Pagina's

Studentenalmanak 1953 - pagina 243

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1953

Studentenalmanak | 308 Pagina's