GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 88

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 88

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

VERSLAG OVER Het jaar 1960 is voor de Vrije Universiteit in verschillende opzichten een belangrijk jaar geweest. In de eerste plaats kan hier de uitbreiding worden genoemd met enkele nieuwe afdelingen t.w. die voor de geologie (waarvan in het vorige verslag reeds melding werd gemaakt) en de culturele anthropologie, terwijl voorts in beginsel werd besloten tot de instelling van een opleiding in de geografie. Deze opleiding zal met ingang van de cursus 19611962 worden gerealiseerd. Een belangrijk feit was voorts, dat in het afgelopen jaar de nieuwe wet op het wetenschappelijk onderwijs — ter vervanging van de bestaande hoger-onder wijs wet — haar beslag heeft gekregen. Zij trad op 1 januari j.l. in werking. Die wet is — zoals reeds in enkele artikelen in het Vrije Universiteitsblad is uiteengezet — ook voor de bijzondere instellingen van hoger onderwijs van grote betekenis. Aan de ene kant heeft onze Universiteit meerdere erkenning gevonden: de bestaande voorschriften, die destijds ten waarborg van deugdelijkheid zijn getroffen, (commissie van toezicht; openbare promoties; goedkeuring van benoeming van hoogleraren, niet gepromoveerd in de faculteit van hun leerstoel), zijn vervallen, omdat onze Universiteit haar gelijkwaardigheid aan de andere Universiteiten heeft bewezen. Maar aan de andere kant is een nauwer verband gelegd van de bijzondere met de openbare instellingen: zij zijn verenigd in een Academische Raad, een lichaam van adviserende bevoegdheid, die o.m. over de ontwikkelingsplannen van de onderscheidene instellingen zal hebben te oordelen, terwijl voorts jaarlijks een algemeen financieel schema voor de gezamenlijke instellingen zal worden opgesteld. Ook overigens is de mogelijkheid van nauwere samenwerkingvan de openbare en bijzondere instellingen voorzien, b.v. in interuniversitaire instellingen voor bepaalde doeleinden, terwijl in de onlangs verschenen nota over de uitbreiding van het wetenschappelijk onderwijs de gedachte van - samenwerking van de gemeentelijke en onze universiteit wordt ge-

van de vereniging vooiH lanceerd voor de vierde tandheelkundige opleiding en een vierde technische hogeschool. Het spreekt wel vanzelf, dat bij alle begrip voor de plaats van onze Universiteit in het nationale geheel, te dezen toch de uiterste waakzaamheid zal zijn vereist, dat het eigen karakter van onze Universiteit niet in het gedrang komt, en de ter ontplooiing daarvan nodige vrijheid behouden blijft. Ten aanzien van de financiële verhouding brengt de wet ons een nieuwe opzet: het percentage van subsidie is — krachtens de reeds eerder getroffen voorziening met ingang van 1 januari 1957 — tot 95 verhoogd (met verbod van subsidie uit andere overheidskassen). Het „plafond" van de helft van de kosten van de openbare universiteiten, hetwelk in de bestaande regeling was opgenomen, is vervallen en als maatstaf is aanvaard, hetgeen naar de hier te lande heersende opvatting tot uitrusting en bestand van een universiteit behoort. Aan begroting en rekening worden hogere eisen gesteld, doch in beginsel is het repressieve stelsel — dus niet een voorafgaande goedkeuring van de begroting — gehandhaafd. Intussen is wel te verwachten, dat met name ten aanzien van de investeringsuitgaven, welke in de komende jaren voor alle instellingen grote offers van het Rijk zullen vragen, onze universiteit, indien de omstandigheden dit nodig maken, zekere beperkingen zal moeten inachtnemen, doch dit is dan een zaak van overleg met de regering. In de wet is de uitsluiting van de theologische faculteiten, wat betreft erkenning en subsidie, gehandhaafd. Doch bij de beraadslagingen in de Tweede Kamer is op nadere overweging van deze zaak aangedrongen en dienvolgens heeft de minister een commissie ingesteld, welke deze aangelegenheid nader zal bezien. Aan de hand van de inhoud van een eventueel tot stand komende regeling zal te zijner tijd zijn te oordelen, of en in hoeverre deze door onze universiteit zal kunnen worden aanvaard. Andere belangrijke momenten in de geschiedenis van het afgelopen jaar zijn de

!

1 1 | (:

I

1 j ; 'j

i

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 88

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1961

VU-Blad | 184 Pagina's