GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1962 - pagina 187

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1962 - pagina 187

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

theologische faculteit en dan kreeg je zoiets te horen als: we hebben Kampen toch al!" Merkwaardig is dat de heer Toren gedurende al de 56 jaren van zijn correspondentschap nimmer een V.U.-gebouw betreden heeft. Toch is hij heus wel eens in Amsterdam geweest, de laatste keer bij de viering van het 75-jarig bestaan van de Vrije Universiteit. „En heeft u toen niet....". De heer Toren onderbreekt: „Maar dat was toch in het R.A.I.-gebouw?". Het komt ons voor dat een bezoek aan de Keizersgracht hem nooit erg toegesproken heeft. „Ik ben toch geen student, ze zouden me zien aankomen". De heer Faber wijst hem er op, dat de laatste tijd geregeld correspondenten in de V.U.-gebouwen ontvangen worden, om ze het universitaire bedrijf wat naderbij te doen kennen, maar de heer Toren knikt alleen maar welwillend bij deze mededeling. Hij ervaart zijn onbekendheid met de vertrekken, waarbinnen de V.U. haar werk doet, niet als een gemis. Het gaat hem om de zaak. Daar liep hij steeds warm voor, daar loopt hij nóg warm voor. Het correspondentschap bestond voor hem bepaald niet uit het „nalopen" van contribuanten en leden, uit het ophalenvan-het-geld. Als dat ter tafel komt, wuift hij ongeduldig met zijn hand: dat is vers twee. Nee, 't ging de heer Toren er om dat contribuanten lid werden en dat leden hun bijdrage vergrootten. En, natuurlijk, dat er meer contribuanten en leden kwamen. Nu, wat dit betreft, de cijfers wijzen uit dat de arbeid van de heer Toren niet vergeefs is geweest. Bij zijn vertrek was de situatie zo, dat de 85 Oostwoldse contribuanten en leden samen 1233 gulden bijeenbrachten. Dit betekent een bijdrage van gemiddeld ƒ 14,50 per persoon, — en de heer Faber rekent vlug uit het hoofd uit, dat het landelijk gemiddelde ongeveer een tientje lager ligt! *

*

*

Intussen raakt de heer To/en niet verblind door cijfers, door een geldelijk succes, hoe verheugend én belangrijk op zichzelf ook. Die opbrengsten zijn voor hem het gevolg van wat wezenlijk is: kennis van en liefde voor de Vrije Universiteit. Veel bejaarde mensen kunnen zo zeggen: vroeger, ja toen wisten ze nog wat de Vrije was en wilde. Maar de heer Toren vertelt heel nuchter, dat 't eerder omgekeerd is. Juist in 't begin van zijn lange loopbaan als correspondent is hij zo vaak tegen onkunde opgebotst. Dan moest je van de grond af aan opbouwen en uiteenzetten, wat de betekenis van een eigen, een vrije

universiteit, was. De herinnering hieraan maakt hem nu nog verontwaardigd. Toch, en dat is de andere kant, heeft hij het nooit erg gevonden als de zaak niet direct vlot verliep. „Als het allemaal zo gemakkelijk was gegaan, was het ook niet zo mooi geweest, dit werk voor de V.U.". En: „we kwamen bijna altijd met blijde gezichten terug". „We", dat waren de heer Toren en de heer C. Boelens, met wie hij zo vaak op pad is geweest door het Groninger land. Verder was hij vaak de metgezel van de oude ds. Miedema, „ook zo'n vechtersbaas". „Ja, we gingen op groot wild af! En als je ergens de '. :'Ouw al half mee had, dan was je al een eind op weg", lacht de heer Toren. Mevrouw Toren deelt nóg een staaltje van de „strategie" van haar man mee: wanneer hij ergens helemaal bot gevangen had, was voor hem de kous niet af, maar stuurde hij een ander, onder het motto van: vreemde ogen dwingen....! 't Werk voor de V.U. heeft de heer Toren, sinds die gedenkwaardige dag in 1906, nooit een moment berouwd. Hij heeft er steeds tijd voor gevonden en die tijd altijd met grote vreugde gebruikt. „Als Boelens weer kwam, stond ik klaar". Wat de heer Toren wél verdriet deed, was als hij onkunde of, misschien nog erger, gebrek aan meeleven met de Vrije Universiteit ontmoette. „Dat deed me altijd weer zeer". Hij schudt het hoofd: (vervolg op pag. 12) 11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1962

VU-Blad | 193 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1962 - pagina 187

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1962

VU-Blad | 193 Pagina's