GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 56

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 56

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

keling der wetenschap en in de practijk der samenleving kan worden gebruik gemaakt. Degenen die zich zo met wetenschapsbeoefening bezighouden, moeten voorts ook belast zijn met de opleiding van opeenvolgende generaties jongeren, die door die opleiding worden bekwaamd tot eigen wetenschappelijke studie. Dit is wat ik onder het professioneel karakter van de universiteit versta, en ik meen dat dit niet verloren mag gaan. Wel ben ik gaarne bereid het coöperatieve karakter van de universita.ire arbeid meer nadruk te geven dan in het verleden wel is gebeurd. Het is eigenlijk geen nieuwe gedachte, want het was in oude tijden gewoonte degenen die aan de universiteit verbonden waren te zien als een door de dienst aan de wetenschap verenigde gemeenschap van mensen. De stichter d?zer universiteit placht bij plechtige gelegenheden zijn hoorders volgens een oud academisch gebruik als ,,commilitones", als medestrijders, aan te spreken, en de studenten waren daar uitdrukkelijk in begrepen. Het is mijns inziens te betreuren, dat aan de universiteit dit ideaal van samenwerking in gemeenschap van alle betrokkenen is verbleekt. De massaliteit van haar bedrijf en het in toenemende mate vóórkomen van dikwijls sterk gespecialiseerde beroepsopleidingen hebben daartoe medegewerkt. Het is m.i. dringend nodig dat door geschikte maatregelen getracht wordt die levende band tussen de leden der ,,civitas academica" te herstellen. Dit wil niet zeggen dat de wetenschapsbeoefening en de wetenschappelijke opleiding aan de universiteit geen specialisatie, mede met het oog op de behoefte der samenleving aan universitair geschoolde krachten, meer zouden mogen kennen. De universele wetenschapsbeoefening uit de tijd van Grotius en Erasmus behoort tot het verleden. Wel zou ik een lans willen breken voor een generalistische benadering in de vakwetenschappen, teneinde door het belichten van achtergronden en samenhangen een correctie op de specialistische benadering te geven, voorzover dit nog niet gebeurt. De ontmoeting van de wetenschapsbeoefening met de wijsgerige bezinning, en als achtergrond van deze met de levens- en wereldbeschouwing, zou in die generalistische benadering een ruime plaats moeten vinden, terwijl de confrontatie van de wetenschap met de eisen der menselijke waardigheid, in het belang van een verantwoorde vormgeving en toepassing van de resultaten der wetenschap in de samenleving, bij die generalistische en wijsgerige benadering tot ontvouwing zou moeten komen. Het is duidelijk dat de beoefening der wetenschap op waardevrije wijze, d.w.z. zodanig dat de vooronderstellingen op willekeurige wijze worden gekozen, en de keuze der doelstellingen bij de toepassing als een neutrale zaak wordt gezien, althans wanneer 'een en ander als exclusief-wetenschappelijk wordt aangeprezen, in mij geen verdediger vindt. Anderzijds betekent dit voor mij ook, dat er een nauw verband bestaat tussen wetenschap en geloof, en ik meen dat dit verband expliciet moet worden gemaakt. Daarom ben ik voorstander van een christelijke universiteit, die in haar grondslag de dienstbaarheid der wetenschap aan de gehoorzaamheid aan de goddelijke roeping, zoals die in het liefdegebod tot ons komt, en in het evangelie haar vervulling ontvangt, tot uitdrukking dient te brengen. Dit wil niet zeggen dat de universiteit en de wetenschap in dienst van een ideologie worden gesteld, maar dat zij juist tot ontmaskering der ideologieën kunnen komen. Ook betekent het niet dat de wetenschap aan een christelijke universiteit de wijsheid in pacht heeft, want de grondslag wekt juist op tot voortdurende discussie over de consequenties daarvan voor het werk aan de universiteit. De roeping, waaraan de grondslag voortdurend herinnert, richt haar spits tegen de onvrede en de ongerechtigheid die in de maatschappij heersen, en waarvan voor onze ogen onze medemensen bij duizenden dagelijks het slachtoffer worden. Wanneer we dit zien, kunnen wij ons niet laten bedwelmen door kapitalistische of communistische heilsstaatconcepties, noch ook door simplistische anti-communistische of anti-kapitalistische vooroordelen ons laten verblinden. Wij weten dan dat er iets anders nodig is dan het aanheffen van leuzen, namelijk Omslag van het vóór en tijdens de Utrechtse VXl.-dag druk gebruikte congresboekje, met de rappe tekeningen van Arend van Dam, waarvan we er in dit V.V.-blad een paar terugvinden.

10

zware arbeid om de nood te lenigen. Een voor mij heel belangrijk punt is het inzicht, dat alle noden die er in de wereld zijn, met elkaar samenhangen en dat bij alle aandacht voor het leed dat enkelingen en groepen treft, te weinig wordt gelet op de gemeenschappelijke nood der mensheid die in armoede, ziekte, honger, misdaad, wapengeweld, bedreiging van wereldvrede, rassenhaat, onrechtvaardige verdeling van welvaart en cultuur, vergiftiging van het levensmilieu, sluimerende en smeulende burgeroorlogen, en op vele andere wijzen aan de dag treedt. Wanneer men mij vraagt wat vandaag aan de dag de meest urgente roeping van de wetenschap en de universiteit is, dan zou ik willen antwoorden dat wij als mensen van wetenschap weliswaar de kleine locale problemen en de overal opduikende symptomen van verval en bederf niet over het hoofd moeten zien, maar dat wij sterke aandacht gaan geven aan de mondiale problemen van sociale, economische, politieke en morele aard. Ik wil daarmee zeggen dat wij deze problemen in onderling verband moeten zien en dat wij naar de wijze van de wetenschap en naar de aard van de universiteit daar in samenwerking tussen vakwetenschappen, faculteiten en universiteiten in binnen- en buitenland aan moeten gaan werken. In mijn diesrede heb ik er op gewezen, hoe de ogen daarvoor opengaan, en sindsdien ben ik steeds sterker tot de overtuiging gekomen, dat er een groot terrein van coöperatie tussen professionele krachten van internationale allure braak ligt, terwijl het van vitaal belang is de studenten daarvoor te interesseren en daarbij te betrekken, omdat zij als komende generatie dit niet spoedig voltooide werk moeten voortzetten en zo God wil een keer ten goede bevorderen in de fatale ontwikkeling die de mensheid bedreigt. Wij moeten onze schaarse tijd en krachten door onderlinge samenwerking bundelen, en ophouden met het links en rechts uitdelen van ongerechtvaardigde beschuldigingen en het lukraak stellen van voorbarige diagnosen. Ook binnen de universiteit moet een nieuwe geestdrift ons aangrijpen, zodat wij ophouden met het vinnig bevechten en onbarmhartig afmatten van elkaar, alsof wij elkanders vijanden in plaats van ,,commilitones" waren. Dit is wat ik ter toelichting en aanvulling op mijn referaat had willen opmerken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 56

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's