GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 70

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 70

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe dit ook zij, tot een verwezenlijking van het ideaal dat de senaat in 1895 voor ogen stond is het nooit gekomen. Toen in 1926 de interpretatie van het grondslagartikel opnieuw actueel werd — ditmaal in verband met de besluiten van de Gereformeerde Synode van Assen — moest de commissie die daartoe door de colleges van directeuren en curatoren was ingesteld, dit in haar rapport wel erkennen. Zij gaf dan ook aan deze colleges in overweging „het uiterst belangrijke vraagstuk van de wetenschappelijke formulering der gereformeerde beginselen opnieuw en met aandrang onder de aandacht van de senaat te brengen". Inmiddels is weer meer dan veertig jaar verstreken en bij alle respect voor het pogen in de jaren 1895 en later moet toegegeven worden, dat de toen ingeslagen weg onbegaanbaar is gebleken. Zo zien niet alleen de jongeren het maar evenzeer de ouderen onder ons. De benaderingswijze van toen spreekt de generatie van vandaag niet meer aan; de opvatting die men toen had aangaande de ,,gereformeerde beginselen" is bovendien in de praktijk niet voor wetenschappelijke uitwerking vatbaar gebleken. Daarbij ligt het verschil niet in de religieuze achtergrond waaruit deze benadering voortkwam. Kuyper's klassiek geworden uitspraak: ,,Geen duimbreed is er op heel het erf van het menselijk leven waarvan Christus niet zegt ,,Mijn"!" raakt ook het hart van de huidige generatie, al gebruikt zij liever de eenvoudiger woorden ,,Christus is Heer". Het probleem van het functioneren van de grondslag is intussen klemmend geworden. De enorme uitbreiding van het gebied van wetenschap dat aan de Vrije Universiteit wordt bestreken, en de vele specialisaties die zich daarbij voordoen, maken dat steeds vaker de vraag naar voren komt: ,,Wat houdt de van de docenten verlangde instemming met de grondslag nu concreet in". Het feit dat deze vraag in alle ernst wordt gesteld en dat een in algemene termen gesteld antwoord niet bevredigend wordt geacht, is verheugend. Aan de genoemde fundamentele bezwaren tegen het handhaven van de term ,,gereformeerde beginselen" in de formulering van de grondslag, kan nog een praktisch bezwaar worden toegevoegd. Nog altijd bestaat namelijk het hardnekkig misverstand, dat het woord „gereformeerd" duidt op een relatie tussen de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerken in Nederland. Men kan er natuurlijk op wijzen dat de grondslag geformuleerd werd toen de genoemde kerken nog niet bestonden. Men kan ook aanvoeren dat de bestaande relatie met deze kerken uitsluitend het onderwijs betreft dat gegeven wordt ten behoeve van de opleiding van haar predikanten. Men kan daaraan de nog essentiëler opmerking verbinden dat het woord „gereformeerd" in dit verband gebruikt, juist geen kerkelijke term is, maar bedoelt te verwijzen naar de Reformatie, d.w.z. naar die grote wending in het christelijk leven en denken, die niet alleen de kerkhervorming omvatte, maar die het gehele maatschappelijke en sociale leven in Europa heeft be-

a

invloed en die haar invloed ook heeft doen gelden op het gebied van onderwijs en onderzoek. Maar dit alles blijkt niet voldoende om het beeld dat men van de Vrije Universiteit in dit opzicht heeft, uit de publieke opinie weg te nemen. Hoewel dit op zichzelf uiteraard geen reden is tot een herformulering van de grondslag, toch is het niet zonder betekenis. Al deze overwegingen hebben ertoe geleid, dat reeds enige jaren geleden door directeuren en curatoren in samenwerking met de senaat een studiecommissie werd ingesteld, met de opdracht te adviseren over een mogelijke herformulering van het grondslagartikel in de statuten der Vereniging. Van het aanvankelijk resultaat van het werk van deze commissie is mededeling gedaan in de Algemene Vergaderingen van 1968 en 1969. Naar aanleiding daarvan ontvingen wij uit de Vereniging enkele reacties, waarmee rekening werd gehouden. Tenslotte werd het beraad afgesloten, door het besluit van directeuren aan de in 1970 te houden Algemene Vergadering het onderhavige voorstel tot wijziging der statuten voor te leggen. Overeenkomstig artikel 20 van de statuten is dit voorstel voor advies aangeboden aan de Raad van Bijstand. Deze Raad heeft in zijn vergadering van 24 januari 1970 in grote meerderheid besloten de Algemene Vergadering der Vereniging aan te bevelen het voorstel te aanvaarden. Het door de Raad opgestelde advies is hierbij opgenomen. 2. Toelichting bij het voorgestelde artikel 4 Dit artikel is bedoeld als vervanging van het eerste deel van het tegenwoordige artikel 4, welk deel luidt: „De Vereniging staat voor alle onderwijs, dat in haar scholen wordt gegeven, geheel en uitsluitend op de grondslag der gereformeerde beginselen " Het nieuwe artikel berust op de overtuiging, dat het grondslagartikel op een aansprekende, ook voor de buitenstaander duidelijke, wijze moet aangeven, dat de Vereniging — en de universiteit die van haar uitgaat — haar positie wil zien bepaald vanuit het hart van de Bijbelse boodschap. Het heeft de strekking enerzijds in de taal van onze tijd opnieuw duidelijk te maken wat de Vrije Universiteit beoogt en anderzijds te laten zien waardoor deze universiteit zich van andere onderscheidt. Wanneer zij die aan de Vrije Universiteit verbonden zijn, met deze religieuze positiebepaling ernst maken, zal het effect daarvan in het dagelijks wetenschappelijk bedrijf blijken. Met andere woorden: het gaat hier maar niet om een statisch gegeven waarmede men al of niet instemming kan betuigen, doch om een dynamisch beginsel dat in de praktijk van het leven moet functioneren, moet worden waargemaakt. Van het nu voorliggende ontwerp-artikel gaat naar ons oordeel een sterker appèl uit op degenen die er kennis van nemen, dan van het huidige artikel, omdat naar een dieper fundament is doorgestoten. ,,Gerefor-

meerde beginselen" immers kan men beschouwen als een neerslag van menselijk denken; ,,het Evangelie van Jezus Christus" heeft echter volstrekt andere dimensies en komt met gezag tot dat denken; het Evangelie legt op ons denken een fundamenteel beslag. Men kan van deze benadering der zaak ook zeggen dat zij in geconcentreerde vorm de gereformeerde beginselen weergeeft. Wanneer in het voorstel „het Evangelie van Jezus Christus" als grondslag is aangewezen, wordt daaraan toegevoegd: „dat naar de openbaring in de Heilige Schrift ", om de gedachte te vermijden, als zou er een tegenstelling zijn tussen ,,het Evangelie" en „de Heilige Schrift". In deze wijze van uitdrukken: „op de grondslag van het Evangelie" is ook een typisch gereformeerd element besloten, namelijk dat de belofte en de wet voor het menselijk leven uit het Evangelie wordt gekend. Ook de oproep tot dienst, welke het artikel behelst, is vanouds in gereformeerde kring gemeengoed geweest. Men heeft daar altijd opengestaan voor de gedachte dat de christen, als het Evangelie voor hem is gaan leven, daaruit deze consequentie heeft te trekken dat hij behoort te doen wat het Evangelie van hem vraagt: „God en de naaste te dienen". Intussen hoede men zich voor het misverstand, als zou bedoeld zijn de inhoud van het Evangelie samen te vatten in een oproep tot dienst. Van wat het Evangelie is en inhoudt, wordt hier stilzwijgend uitgegaan: de mens die het heil heeft ontdekt dat in het Evangelie verborgen ligt, deze mens wordt door dat Evangelie opgeroepen tot dienst. Het artikel zegt, dat het Evangelie „de mens in zijn gehele leven roept tot de dienst ". Daarmede wordt uiteraard niet in de eerste plaats bedoeld: het gehele leven naar tijdsduur gemeten — hoezeer ook op zichzelf juist — maar: het leven in zijn volle omvang, in al zijn verbanden. Met de omschrijving „de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest" willen wij aansluiten bij de christelijke belijdenis en opnieuw uitdrukking geven aan een centrale bijbelse notie waarin ook een duidelijk onderscheidend element besloten ligt. Al zou — terecht — kunnen worden opgemerkt, dat de dienst van God niet denkbaar is zonder de dienst aan de mens, toch scheen het ons toe dat de duidelijkheid ermee gediend zou zijn wanneer ook de „dienst aan de medemens" met zoveel woorden werd genoemd. Het woord „daarin" bedoelt de voor de christen onlosmakelijke relatie tussen zijn dienst aan de medemens en zijn dienst aan God aan te duiden. 3. Toelichting bij het voorgestelde artikel 5 Dit artikel is bedoeld als vervanging van het tweede deel van het tegenwoordige artikel 4, luidende: ,,en erkent mitsdien als grondslag voor het onderwijs in de godgeleerdheid de Drie Formulieren van Enigheid, gelijk die in het jaar 1619 door de Nationale

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1970 - pagina 70

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1970

VU-Blad | 187 Pagina's