GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 548

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 548

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

00

ö

u 0)

o

co >

leidt voor allen open moet staan, zonder eenzijdige begunstiging of partijdigheid. Maar de beste toestand voor de aard van de mens is die waarin, terwijl niemand armoede lijdt, niemand ernaar verlangt rijker te zijn, of enige reden heeft om te vrezen dat hij achteruitgezet wordt als gevolg van de inspanningen van anderen om zichzelf op te werken. Dat de energie van de mensheid een uitweg moet vinden in de strijd om rijkdom - zoals vroeger emplooi vond in ooriogsstrijd - totdat betere geesten erin slagen de anderen tot betere dingen op te voeden, is zonder twijfel verkieselijker dan dat zij stilstaat en stagneert. Grove geesten hebben nu eenmaal grove prikkels nodig en die moeten ze dan maar hebben. In de tussentijd mogen diegenen die het huidige zeer vroege stadium van menselijke verbetering niet als het uiteindelijke beschouwen, toch wel worden geëxcuseerd vanwege het feit dat zij betrekkelijk onverschillig staan tegenover de soort van economische vooruitgang die de felicitaties uitlokt van de doorsnee-politicus: enkel de toeneming van produktie en accumulatie. In verband met de veiligheid van de nationale onafhankelijkheid is het van belang dat een land niet te veel achterblijft bij zijn buurlanden in deze dingen. Maar op zichzelf zijn zij van weinig waarde, zolang als de bevolkingstoeneming of een andere oorzaak de massa van de mensen verhindert er enig voordeel van te plukken. Haan: In landen zoals Engeland is wat dit laatste betreft sinds u daar leefde inderdaad verandering ingetreden. De geboortecijfers zijn sterk gedaald en door verbeteringen in het onderwijs en de sociale wetgeving e.d. is er nu sprake van veel betere spreiding van de welvaart. Betekent dit dus dat u verder met het verschijnsel van de altijd durende toeneming van produktie en accumulatie, ook in de rijke landen van nu, toch minder moeite heeft? Mill: Ik zou niet weten waarom het een gelukwens waard zou zijn, dat personen die ai rijker zijn dan iemand hoeft te zijn, hun middelen nog weer zouden verdubbelen om dingen te consumeren die weinig of geen genoegen verschaffen behalve dat zij een teken van rijkdom zijn; of dat elk jaar een zeker aantal mensen van de middenklasse naar een hogere inkomensgroep verhuist of van de klasse met een hoog arbeidsinkomen naar die met een hoog arbeidsloos Inkomen. Het is alleen in de ontwikkelingslanden zo dat vermeerdering van de produktie nog een belangrijk doel is; wat economisch gezien nodig is in de meer ontwikkelde landen, is een betere verdeling - waartoe een strakkere geboortecontrole een van de onmisbare middelen is. Inkomensnivellerende maatregelen, of zij nu een rechtvaardig of een onrechtvaardig karakter hebben, kunnen dit alleen niet bewerkstelligen; zij kunnen de toppen in de maatschappij verlagen, maar zij kunnen op zichzelf genomen de lage niveaus niet permanent omhoog brengen. Aan de andere kant kunnen we aannemen dat deze betere verdeling van het bezit kan worden bereikt als het gecombineerde effect van de zorgvuldigheid en zuinigheid van de mensen, en van een wettenstelsel dat de gelijkheid van de vermogens bevordert, zoveel als mogelijk in verband met het recht dat ieder mens heeft op de vruchten, groot of klein, van zijn of haar eigen arbeid. Haan: l-loe kan dit volgens u in de praktijk worden bevorderd? MIN: We zouden ons bijvoorbeeld een beperking kunnen voorstellen van het bedrag dat iemand kan verkrijgen

24

als schenking of erfenis tot de omvang die voldoende is om te dienen als basis voor een zekere zelfstandigheid. Dank zij de genoemde tweevoudige invloed zou de maatschappij de volgende kenmerken vertonen: een goed betaalde groep van in ruime mate aanwezige werknemers; geen aanzienlijke vermogens, behalve wat verdiend en geaccumuleerd kan worden in een mensenleeftijd; maar een veel grotere groep mensen dan thans, die niet alleen ontheven zijn van ruwe lichamelijke arbeid, maar die voldoende vrij zijn van bemoeienis, zowel lichamelijk ais geestelijk, met technische details, om vrijelijk bezig te zijn met de gaven van het leven en voorbeelden daarvan te laten zien aan de klassen die voor hun ontwikkeling in minder gunstige omstandigheden verkeren. Deze maatschappelijke toestand, die zo veel verkieselijker is dan de huidige, is niet alleen volkomen verenigbaar met de stationaire toestand, maar lijkt ook op meer natuurlijke wijze in die toestand te passen dan in enig andere. Haan: Dit laatste lijkt mij een belangrijke conclusie. Gelijkheid van inkomens en vermogens past eigenlijk niet in ons type groel-economie, en omgekeerd, we kunnen uiteraard geen stopzetting prediken van de groei van de stoffelijke produktie, zolang dit betekent dat voor de lagere inkomenstrekkers dingen verder onmogelijk zullen blijven die de hogere inkomensklassen zich al wel kunnen permitteren. Dan zou stopzetting van de groei eenzijdig ten nadele zijn van de minder bevoordeelden en de ongelijkheid er zelfs door in stand gehouden worden, daar de rijkeren niet vrijwillg van hun voorrechten afstand zullen doen. Gelijkheid van inkomens en maatschappelijke kansen is dus nu meer geboden dan ooit. In dit verband wil ik u nog een andere vraag stellen. U sprak enkele malen over de noodzaak van geboortebeperking om permanent een hogere levensstandaard mogelijk te maken voor iedereen. Zoals ik al opmerkte, het geboortecijfer in de rijke landen is in de afgelopen 100 jaar inderdaad sterk gedaald. Maar daardoor kwam het zojuist door u genoemde ruime aanbod van werknemers in het gedrang dat onze groeimachine draaiende moet houden. In Europa werken op dit moment miljoenen zgn. gastarbeiders, wier positie in onze economieën een nieuwe ongelijkheid veroorzaakte. Zoals wat u opmerkte over geboortebeperking en minder gunstige ontwikkelingsomstandigheden in uw tijd betrekking had op de Europese arbeidersmassa's, zo heeft het in onze tijd vooral te maken met de mensen in de ontwikkelingslanden. De economieën van deze landen zijn, zoals onder meer uit de gastarbeid blijkt, geïntegreerd met die van de rijke landen, zodat uw nationale problemen onze wereldproblemen zijn. De hele internationale arbeidsverdeling is eigenlijk in belangrijke mate zo georganiseerd dat de arbeid van de ontwikkelingslanden, ook al vindt die plaats in die landen zelf, eigenlijk gastarbeid is ten behoeve van onze groei-economieën. Beschouwen we de wereld als geheel dan is hetzelfde probleem aan de orde dat u centraal stelde: dat van de ongelijkheid. Dus moet ik eigenlijk met een nieuwe vraag komen. Gesteld dat we op wereldniveau de ongelijkheid konden overwinnen, zou dan ook de reden vervallen voor bevolkingsbeperking en zou u dan nóg bezwaar maken tegen onbegrensde 'economische groei'? De Club van Rome gaat ervan uit dat in het jaar 2010 - wanneer de huidige wereldbevolking verdubbeld zal zijn - het technisch mogelijk moet zijn om nog alle mensen te voeden en te

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 548

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's