GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 385

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 385

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

MD nu^azine 31

„Een nieuw Europees Veiligheidssysteem zou eenvoudigweg Sowjet-overheersing betekenen"

Europees Veiligheidssysteem zonder Noordamerikaanse participatie bovendien de invloed van Moskou in Europa ontoelaatbaar zou vermeerderen. Secretaris-generaal van de NAVO, Brosio, noemde een Europese Veiligheidsconferentie ,,het mogelijkerwijs meest geperfectioneerde instrument van de Sowjet-Unie om haar hegemonie in Europa Ie vestigen, met alle politieke, economische, interne en externe gevolgen van dien voor alle Europese landen. E,en nieuw Europees Veiligheidssysteem zou eenvoudigweg Sowjet-overheersing betekenen".

Voorwaarden De Westerse landen reageerden dus aanvankelijk terughoudend en stelden aan het Oostblok een aantal voorwaarden, voordat aan een veiligheidsconferentie zou worden deelgenomen. Allereerst diende er een bevredigende oplossing voor de Duitse kwestie en Berlijn gevonden te worden. De Oost-politiek van bondskanselier Brandt vormde hierin een belangrijke factor. De regeringBrandt ging ervan uit, dat alleen ontspanning tussen Oost en West zou kunnen leiden tot de hereniging van de beide Duitslanden en niet andersom, zoals door de regeringAdenauer werd gesteld. Deze politiek resulleerde in verdragen tussen West-Duitsland met de Sowjet-Unie, Polen en de DDR, welke het proces van ontspanning aanzienlijk versnelden. De kans op het houden van een CEVS werd ook vergroot doordat de Sowjet-Unie accoord ging met de deelname van de Verenigde Staten en Canada aan deze conferentie, hetgeen een tweede voorwaarde van het Westen was. De derde voorwaarde betrof het Amerikaan.se verlangen om een conferentie te houden, waar over wederzijdse en evenwichtige troepenvermindering (MBFR; in Centraal-Europa gesproken diende te worden. De regering-.Nixon stond namelijk onder toenemende binnenlandse druk om eenzijdig de Amerikaanse militaire presentie in Europa te verminderen. De belangrijke oproep van de NAVO-landen in 1968 te Reykjavik om MBFR-onderhandelingen met het Oostblok te voeren, bleef lange tijd onbeantwoord. Pas in mei 1971 nodigde Breznjew het Westen uit „om de wijn van de onderhandelingen te proeven". Bovendien werd in december van dat jaar het

Viermogendhedenaccoord inzake Berlijn afgesloten. Kort hierop stelde Finland voor om op 22 november 1972 met de voorbereidende besprekingen voor de CEVS te beginnen. Een NAVO-reactie hierop bleef uit, totdat zekerheid werd verkregen van Moskou, dat besprekingen over troepenreducties omstreeks dezelfde tijd zouden kunnen beginnen. Ekze zekerheid verkreeg Kissinger tijdens een bezoek aan Moskou in september van dat jaar. Met het vervullen van deze laatste ,,lest van Sowjet-oprechtheid" was de weg vrij voor het houden van voorbereidende besprekingen in Helsinki.

CEVS Toen eenmaal besloten wa.s dat de Conferentie over Europese Veiligheid en Samenwerking zou doorgaan kwamen van 3 tot 7 juli 1973 in Helsinki de ministers van Buitenlandse Zaken van 35 landen bijeen. Uitgezonderd Albanië, dat met China de vrees koesterde, dat de Sowjet-Unie via de conferentie ,,rugdekking" zocht, waren alle Europese landen en de Verenigde Staten en Canada vertegenwoordigd. De ministers keurden in de eerste fase het werk van de ambassadeurs van deze landen goed, dat in moeizaam verlopen voorbesprekingen tot stand was gekomen. Vervolgens bekrachtigden zij de mandaten voor de commissies die in de tweede fase van de conferentie, in Geneve, het eigenlijke werk deden, namelijk het opstellen van de teksten die daarna in de derde fa.se in Helsinki ondertekend werden. fJe Westeuropese landen stelden aanvankelijk dat eerst moest blijken tot welke resultaten de conferentie leiden zou, alvorens zij zich vastlegden op welk niveau de ondertekening moest plaatsvinden. In tegenstelling tot de Oostbloklanden, die de conferentie op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders wilden afsluiten, vond het Westen het niveau van ministers van Buitenlandse Zaken voldoende. De conferentie heeft resultaat opgeleverd, maar dat resultaat heeft wel 22 maanden op zich laten wachten. Het is een periode geweest waarin de conferentie zich vaak uitzichtloos voortsleepte. Vele problemen hebben zich in deze maanden voorgedaan. Het resultaat is ten slotte een „package-deal" gcv/orden, een samengesteld pakket van ingewilligde verlan-

gens waar voor iedere partij iets inzit, maar voor geen van de partijen het maximale van wat zegewild heeft. De werkzaamheden in de tweede fase waren opgesplitst in zogenaamde ,,manden", zoals dat in het jargon van de conferentie heette. Een viertal commissies, met elk enige subcommissies, hield zich hiermee bezig. De eerste commissie hield zich bezig met vraagstukken betreffende de veiligheid in Europa, de eerste mand. De tweede mand betrof de vraagstukken van samenwerking op het gebied van de economie, de wetenschap, de techniek en het milieu en de derde mand had betrekking op zaken betreffende de samenwerking op humanitaire en andere gebieden. Tot slot was er nog de commissie die zich bezighield met de ,,follow-up" van de conferentie. De eerste en de derde mand leverden de meeste moeilijkheden op. Het Westen was bereid de SowjetUnie veel te geven van wat ze in de eerste mand verlangde, maar wilde daar met name in de derde mand iets tegenovergesteld zien. Via de eerste mand wilde Sowjet-Unie komen tot de bevestiging van de status-quo, de bestaande toestand in Europa. Het was voor deze bevestiging dat het Westen huiverig was. Binnen Europa was na de Tweede Wereldoorlog nog geen bevredigende regeling tot stand gekomen. De kwestie-Berlijn was nog onopgelost en de wederopneming binnen de Sowjet-Unie van Estland, Letland en Litouwen had het Westen niet vergeten. Ook de relatie tussen de Sowjet-Unie en de Oosteuropese staten werd door het Westen niet toegejuicht. Toch hadden de Westerse democratieën nooit anders dan in woord en gebaar misbaar gemaakt over die relatie. De veiligheid van de Westerse landen werd niet aangetast door het ingrijpen van de SowjetUnie in Hongarije (1956) en van de Warschau-Pact-legers in T.sjechoslowakije. In het Westen voelde de publieke opinie zich sterk bij deze invallen betrokken. Plannen om de relatie tussen de Sowjet-Unie en de Oosteuropese landen door middel van militaire interventie te veranderen behoorden niet tot de realiteit. Officiële erkenning van de status-quo was dan'ook geen verraad aan Oosteuropese landen. De verdeling was reeds lang geaccepteerd. Toen de,, Ost-Politik" van Wiily Brandt succes had, had Breznjew in feite wat hij wilde, erkenning

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 385

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's