GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 418

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 418

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

]ffl magazine 20 Natuurlijk zijn er talloze behoeften in de samenleving, maar de vraag is wat we met onze beperkte middelen kunnen realiseren." „Door te claimen, dat wij hoger onderwijs mogen volgen zoveel als we willen en door tegelijkertijd te claimen, dat we dan ook een werkkring moeten hebben die daarbij aansluit, maak je in feite inbreuk op de vrijheid van de bevolking om op een of andere manier haar behoeften-prioriteiten vast te stellen".

Kwelling De dag moet voor de aankomende academici met ouderwetse aspiraties een kwelling zijn geweest. Door tal van sprekers werd hem duidelijk gemaakt dat de vorm van onderwijsdie hij volgt, niet meer kan worden gezien als iets waarop hij een absoluut recht kan doen gelden, dat hij zich niet moet verbeelden dat de samenleving reikhalzend naar zijn bijdrage uitkijkt en dat hij — ook als hij aan het werk komt — toch nog een probleem blijft. Want als hij een stap op de ladder terug moet doen, staat hij vanzelf op de vingers van degenen vlak onder hem: de lager opgeleide. „Door een overschot aan hoger-opgeleiden worden de lager-opgeleiden verdreven uit hun traditionele posities. Dit leidt er toe, dat de gemiddelde inkomens van de hoger-opgeleiden dalen, maar ook van de gemiddelde inkomens van werkers met minder opleiding. Uitbreidingvan hoger onderwijs leidt dus niet zonder meer tot vermindering van inkomensverschillen tussen de verschillende opleidings-categorieën" (De Moor). Dankzijzijndiploma blijft de academicus vooraan in de rij staan, ook al zal hij daar geen werk vinden dat precies op zijn niveau ligt. En al werd dan enige malen de roep gehoord de academicus voortaan niet hoger te waarderen dan bij voorbeeld iemand die Hoger Beroeps Onderwijs (HBO) heeft gevolgd (prof. Kuiper omschreef de „echte" academicus als „iemand die plezier heeft in uitpluizen"; als een vervaardiger van „denktuig", die door zijn bepaalde begaafdheid niet méér rechten kan laten gelden dan mensen met andere vaardigheden. Manager of chef zou hij niet behoeven te zijn) zo gemakkelijk laten traditioneel gegroeid prestige en van oudsher getrokken scheidslijnen zich niet opzij zetten.

Ontplooiing Een paar jaar geleden worstelden de commissies HBOWO van de besturenraad prot. chr.-onderwijs en de VU met een soortgelijke problematiek. De commissies lieten hun gezamenlijke reactie horen op een voorontwerp van de wet „Ontwikkeling Hoger Onderwijs", afkomstig van de toenmalige onderwijs-minister Van Veen. Deze is, naar bekend, inmiddels opgevolgd door Van Kemenade en heeft een werkkring gevonden in de werkgeversorganisatie VNO; het bewuste voorontwerp belandde in de ijskast. Toch is het gepast om de reactie van de twee commissies in de herinnering terug te roepen. Daarin werd namelijk met zoveel woorden gezegd, dat je het streven om, losvan diploma's ook andere kwaliteiten dan alleen intellectuele tot ontplooiing te brengen, wel kunt vergeten, zo\ang „het bezit van het meest waardevolle diploma binnen de maatschappij economisch en cultureel hoger gewaardeerd wordt". Om een gelijkwaardige en reële verscheidenheid aan te brengen in de verschillende opleidingen is het niet voldoende dat alleen wordt gesleuteld aan opleidingen en diploma's, maar zullen er meer veranderingen nodig zijn, ,,juist ook buiten het onderwijs", volgens de commissies: „Veranderingen in het maatschappelijk, culturele en politieke klimaat van de Westeuropese samenleving". In een lijstje aanbevelin-

gen die tot een zodanige verandering zouden kunnen bijdragen schonken de commissies veel aandacht aan gelijke salarissen en promotiekansen voor HBO-ers en academici in de banen die door beide groepen kunnen worden vervuld. Men zocht het zo'n twee jaar terug dus nog vooral in een verheffing van de Hogere Beroeps Opleiding ten opzichte van de academici.

Stagnatie Wie zijn oor te luisteren legde op het congres van lAN, ving andere geluiden op. Niet de „groeiende" HBO-er kreeg daar de nadruk, maar ée „inkrimpende" academicus. Het was wél zo, dat ,,veranderingen buiten het onderwijs" keer o'p keer werden genoemd als oorzaak. Bedoeld werd dan de stagnerende economie. Ook hier leek de teruglopende economische groei te fungeren als een soort paardemiddel dat een mens tot anders denken brengt. In het al eerder genoemde VU-magazine-gesprek met prof. Albeda sprak deze toen nog het vertrouwen uit, dat de samenleving in staat zou zijn de academici te blijven opnemen, ook al zouden die niet echt meer met een studie beginnen bij wijze van „investering" voor later, maar om een „watbredere algemene ontwikkeling" te verkrijgen. De afgelopen jaren is de situatie er duidelijk somberder op geworden. Op het lAN-congres meende bij voorbeeld de heer Passenier dat het nodig zal zijn het „zeer dure universitaire systeem" kritisch te gaan bekijken, nu zowel het persoonlijke als het nationaal-economisch rendement van het onderwijs gaan dalen. Uitgangspunt daarbijzou een conceptie van het hele onderwijssysteem moeten zijn. In de mede door hem samengestelde RABAK-rapport werd opgemerkt dat het vanouds bestaande verband tussen opleiding en inkomen mogelijk zal worden doorbroken en dat men — om teleurstellingen te voorkomen — er goed aan zou doen de studenten daar alvast op te wijzen.

Totaalbeeld Dat waren dan meteenwel zo ongeveer de twee hoofdlijnen die te trekken vielen: de academicus (het hoger onderwijs)„/r?oefferf/g'" en er is behoefte aan een heroriëntering over het onderwijs als geheel; aan een n i e u w „ f o taalbeeld". Het zal ook wel geen toeval zijn geweest dat een van de inleiders dr. mr. G. J." Leibbrandt, directeurgeneraal voor het hoger onderwijs op het ministerie van Van Kemenade, de deze zomer verschenen Contourennota ter sprake bracht. Daarin werd een toekomstbeeld van het gehele onderwijs geschetst. Deze nota, aldus dr. Leibbrandt, „wijst erop, dat onderwijs meer is dan een toeleveringsbedrijf van geschoolde mankracht voor de arbeidsmarkt Het is primair een welzijnsvoorziening, gericht op persoonlijke ontplooiing van mensen en op maatschappelijke voorbereiding in veel ruimere zin dan de beroepsuitoefening alleen."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 418

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's