GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 407

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 407

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1(0 magazme 9

Bestuurskundig Onderzoek Oost-Nederland, destijds mede uitgevoerd door dr. (toen nog drs.) Breunese (zie VU-magazine van juni 73). In het onderzoek werd een schets geleverd van wat in de toekomst een provincie zou moeten zijn, die niet alleen door vakbroeders en door ,.Den Haag". maar ook in het gebied zelf (Twente) met enig enthousiasme werd ontvangen. Meer dan dat. Den Haag ging akkoord en stelde geld beschikbaar waarmee de voorgestelde plannen ten uitvoer zouden kunnen worden gelegd. Nu echter van de gemeenten in het streekgewest Twente wordt gevraagd daadwerkelijk taken te bundelen of over te dragen, aarzelt men de grote stap te nemen. De discussies zijn heropend. De verwarring is groot. Waarmee maar gezegd wil zijn, dat een onderzoek, ook al zit dat nog zo goed in elkaar, ook al is er van alle zijden bereidheid om het uit te voeren, toch nog de mist kan ingaan door oorzaken die niemand kon voorzien (óf het ook in de toekomst onuitgevoerd zal blijven kan natuurlijk net zo min worden voorspeld, als het feit dat het min of meer onder tafel zou raken).

Visie Is dat niet het lot van alle bestuurskundig onderzoek? wilde VU-magazine weten van dr. Breunese. Deze gaf toe, dat de bestuurskundige en zijn onderzoeken altijd speelbal zullen zijn van de politiek, maar dat het afhangt van de visie van de onderzoeker óf, en in welke mate dat het geval zal zijn. In zijn proefschrift stelde hij een onderzoeksmethode voor, die de haalbaarheid van allerlei aanbevelingen die aan onderzoek plegen te worden vastgeknoopt zou kunnen verhogen en tevens de opdrachtgever die voornamelijk onderzoek zou willen laten doen om b.v. uitstel van executie te bewerkstelligen of om prestige te winnen (zie het begin van dit verhaal) zou kunnen „ontmaskeren". Een methode die de onderzoeker als het ware dwingt dieper dan tot dusver in de praktijk te duiken, vandaar de naam: ,,praxeologischemethode". Bij veel onderzoek dat in de jaren '50 en '60 werd verricht werd de zogenaamde „empirisch-analytische" methode gebruikt. Een van de natuurwetenschappen „geleende" methode, waarin objectiviteit en feitelijkheid voorop gaan en waarin o.m. herhaal-

baarheid van het onderzoek en voorspelbaarheid van de uitkomsten worden geëist. Dr. Breunese waardeerde in deze methode datje er feiten mee kunt vaststellen en analyseren, maar hij had er tegen, dat je met die feiten dan verder weinig kunt aanvangen. Bij gebruik van de empirisch-analytische methode kun je ten slotte zeggen: de zaak zit zus en zo in elkaar. Maar wanneer moet worden aangegeven hoe het anders zou kunnen — en dat is waar de meeste opdrachtgevers om vragen — laat deze methode de onderzoeker in de steek.

Denkpatronen Het moet de bestuurskundige niet alleen gaan om inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals die officieel vastliggen, hij moet zich met veel meer bezighouden: „De bestuurskunde moet vat krijgen op wat zich werkelijk afspeelt", schreef dr. Breunese en de denkbeelden en opvattingen van de betrokkenen zijn dan wel zo belangrijk. Het gaat om ,,de onderliggende denkpatronen". aldus dr. Breunese, die zich verwerkelijken in het bestuurlijk handelen. „Het gaat erom te zien hoe waarden (idealen of principes) door menselijk handelen gestahe krijgen. Er dient een brug geslagen te worden tussen idealen en feiten". Maar hoe krijg je zoiets subjectiefs als „onderliggende denkpatronen" ?i\i onderzoeker in je vingers? Hoe werk

je er mee in een onderzoek of bij het geven van advies?.

Ruwe schets Misschien kan dat het best worden duidehjk gemaakt met een ruwe schets van de praxeologische methode. Ze kent de volgende fasen: — om te beginnen moet de onderzoeker er achter zien te komen waarom de opdrachtgever onderzoek wil laten doen; wat zijn uitgangspunten zijn. Wat is het probleem waarmee men zit? Is er eigenlijk wel een probleem? — Is men het daar over eens, dan moet worden nagegaan of onderzoeker en opdrachtgever dezelfde begrippen hanteren. Bestaat er overeenstemming over de officiële weergave van het probleem in allerhande stukken. — Deze fase is eigenlijk een rechtvaardiging van de twee vorige: waar doe je het voor? Vaak zal in deze fase de „burger" of de ^,gemeenschap" die zo goed mogelijk moeten worden gediend naar voren komen. — De drie vorige fasen hadden een min of meer globaal-principiële, idealistische inslag. Nu moet er „kritisch worden gerelativeerd", dat wil zeggen: nagegaan moet worden, wat de posities en de belangen zijn van de verschillende ..partijen" in het te onderzoeken gebied. Als opdrachtgever zal men

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 407

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's