VU Magazine 1976 - pagina 375
Wl magazine 21
Fragment uit onderzoeksrapport
De kerkdienst! - Waar beginnen w e aan?
Over de kerkdienst is veel te zeggen. Dat isookgebeurd, in woord en geschrift. Nu eens In de taal van de vaktheologie, dan weer in woorden van geloof en aanbidding. Enkele voorbeelden kunnen dit illustreren. De Catechismus van Heidelberg (1563) geeft (zondag 38) alsuitleg van het vierde gebod:,,... dat ik vooraf op de sabbat dat is op de rustdag, trouw tot Gods gemeente l^om om Gods Woord te horen, de Sacramenten te gebruiken. God de Here openlijk aan te roepen en de armen christelijke hulp te betonen". De auteurs hebben deze woorden kennelijk nog niet duidelijk genoeg gevonden, zodatze er nadrukkelijk aan toevoegden:,,... dat ik alle dagen van mijn leven mijn boze werken opgeef, de Here door zijn Geest in mij laat werken en aldus de eeuwige sabbat reeds in dit leven aanvang".
^^ent tussen
Een tweede voorbeeld komt uit de pen van Abraham Kuyper, die een boel< schreef over „Onze Eredienst" (1911), een opvallende daad gezien de tijd waarin het gebeurde en de bepaald niet grote belangstelling voor liturgische vragen bij degenen voor wie hij het schreef. In een hoofdstuk onder de titel „de vergadering der geloovigen" lezen we (blz. 16): „... dat onze gewone godsdienstoefeningen niets anders zijn dan pubHeli e vergaderingen, van de corporatie genaamd: de Gemeente, waarvan de leden bekend zijn, en die, door den kerkeraad opgeroepen, onder leiding van een der leeraren als voorzitter, samen zijn, niet om te beraadslagen, maar om te handelen, d. i om uitvoering te geven aan den eeredienst waartoe ze geroepen zijn...". De godsdienstuitoefening der Gemeente" moet aan drie condities voldoen (blz. 2b). „...niet alleen Ie een saamvergadering der Gemeente: en 2e een ontmoeting tusschen de saamv erg aderde Gemeente en haar God; maar ook 3e een saamvergadering onderling en een ontmoeting van het Eeuwige Wezen onder de besprenging van het bloed Christi"' z ij n. Berkhof levert het derde voorbeeld in „Christelijk geloof" (1973). De samenkomst van de gemeente is een uitdrukking — zo zegt hij — van „de ontmoeting tussen God en zijn volk". „Zij is de weerspiegeling en representatie van het verbondsgebeuren. De Heer en zijn gemeente zijn in een gestructureerd geheel van woord en antwoord te zamen". (blz. 393). „In deze samenkomst oefenen we ons (dus) in de concentratie op God, in de verheffing van het hart en in het verliezen van onszelf in de aanbidding. Dat vervreemdt ons echter niet van elkaar, maar smeedt ons integendeel samen tot een gemeenschap. En het vervreemdt ons evenmin van de wereld daarbuiten, omdat de samenkomst juist een toerusting is voor de dienst in het gewone leven, en ook op zichzelf als beleving van het verbond een sprekend en winnend teken naar buiten toe bedoelt te z/y>j"(blz.394).
Maximum-minimum Over elk citaat zou veel te zeggen zijn, maar dat is nu niet de bedoeling. Eén facet willen we naar voren halen, verwijzend naar wat geschreven werd aan het begin van deze paragraaf. Daar werd gezegd, dat het ons te doen is om de manier waarop over de kerkdienst gesproken en geschreven wordt. Die „manier waarop" zou mer\ „maximaal" kunnen noemen. In grote en verheven woorden wordt gezegd hoe de kerkdienst naar zijn bedoeling is. Het accent ligt op de woorden „naar zijn bedoeling". Hoe het feitelijk toegaat is een heel andere vraag! Maximaal is wat iets ten diepste wil zijn en eigenlijk ook wezen moet. Het is een spreken vanuit de volmaaktheid van de vervulling; de achttien-karaats
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976
VU-Magazine | 487 Pagina's