GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 390

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 390

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mü magamie 36

samenleving waarin ieder mens al meer tot zijn recht komt, en waarii\ sprake is van een verantwoord beheer van in de schepping gegeven mogelijkheden? Slaagt de VU er in de zucht naar eer en prestatie van staf en studenten in te dammen en te vervangen door een houding van dienstbaarheid tegenover en verantwoordelijkheid voor de medemens? Wat komt er terecht van een medeverantwoordelijkheid voor onderzoek en onderwijs elders in de wereld, met name in de derde wereld? Het zijn vragen die tot bescheidenheid oproepen. Want eerst als deze vragen niet meer behoeven te worden gesteld, kan gezegd worden dat de VU is wat zij pretendeert te zijn: christelijke universiteit. Het zijn v r ^ e n waarmee ieder aan de VU bezig moet zijn, overeenkomstig de verantwoordelijkheid die ieder heeft. Voor het Bestuur van de Vereniging, evenals voor het Universiteitsbestuur, is de afstand tot degenen die dagelijks in onderwijs en onderzoek of in techniek en administratie werken zo groot, dat alleen grote lijnen aandacht kunnen krijgen. Dat is trouwens voor de buitenstaanders niet anders. En omdat kwesties waarvoor duidelijke verschillen in benadering bestaan dan nog extra belichting krijgen, ontstaat een vertekend beeld. Uit de zaken die recentelijk vanuit de VU de pers haalden, moest soms wel de indruk worden ontvangen dat er aan de VU maar één zaak speelt: wie mogen er nu aan de VU meebesturen en wie niet? Deze vraag krijgt ook binnen de VU zoveel aandacht, dat het lijkt alsof er voor niets anders tijd meer is. Die vraag zélf is overigens van belang, maar tegen de achtergrond van hétAföorgaande toch maar van betrekkeli^e waarde. Het eigenlijke werk aan de VU (onderwijs en onderzoek), wordt immers gedragen door al die kleinere werkeenheden (vakgroepen) waarin ten volle deelnemen met name de leden van de vaste wetenschappelijke staf, mensen die ieder op hun wijze hebben gezegd te willen proberen aan de bovengenoemde verwachting te beantwoorden.

Besturen Het spreekt vanzelf dat de vras^: ,,Wie mogen aan de VU meebesturen?", aan de VU veel aandacht krijgt.

Immers diegenen die bestuursverantwoordelijkheid dragen bepalen de richting waarin de VU zich ontwikkelt. Dat is juist, als maar nooit wordt vergeten dat de werkers in de vakgroepen eigenlijk voor die ontwikkeling de eerste verantwoordelijkheid dragen. Het past echter ook er aan toe te voegen dat de innerlijke gedrevenheid en de diepste bedoelingen van welke bestuurder ook, door het ondertekenen van een formele verklaring niet zal worden beïnvloed. Met andere woorden: als de gestelde vraag moet worden beantwoord met ,,niet zonder meer ieder", dan zal geen enkel toeiatingscriterium, hoe mooi beschreven ook, in staat zijn de rol over te nemen van het geweten: ben ik als bestuurder van harte bereid de zaak waarom het gaat te dienen zoals van mij gevraagd wordt? De vraag naar de toelatingsvoorwaarde voor leden van besturen en raden, zoals deze aan de VU al geruime tijd speelt, kan eerst verstaan worden als we teruggaan naar 1972. In dat jaar heeft de VU zelfbestuur gekregen; het was een direkt vervolg op de invoering van de Wet Universitaire Bestuursorganisatie (WUB), die de rijksuniversiteiten en -hogescholen zelfbestuur had gegeven. Tot die tijd trad aan de VU het Bestuur van de Vereniging tevens op als College van Direkteuren, maar nu zijn Universiteitsraad (te beschouwen als een algemeen bestuur) en College van Bestuur (dagelijks bestuur) daarvoor in de plaats getreden. De leden van de Universiteitsraad worden gekozen door en uit de universitaire gemeenschap, en op grond daarvan kan de raad met recht beschouwd worden als representatief voor de VU-gemeenschap. Bij de totstandkoming van de Universiteitsraad rees de vraag of van de leden van die raad niet instemming met de doelstelling van de VU gevraagd moest worden. Het is een voor de hand liggende vraa^, die - het zij nogmaals gezegd - in het totaal van de VU slechts beperkte betekenis moet worden toegekend. Aanvankelijk is de vraag bevestigend beantwoord. Doch hiertegen is van meet af aan bezwaar aangetekend omdat met name studenten, maar niet alleen zij, het een aantasting achtten van de in de WUB beschreven ,,demokratische rechten". Daarmee is het spanningsveld (als je

het zo wilt noemen) tussen de christelijke doelstelling en de demokratisering aangegeven, en het antwoord is steeds geweest dat ieder aan de VU weet aan een bijzondere universiteit te studeren of te werken en dat niemand verplicht is de VU tot werkterrein te kiezen. Nog vorig jaar heeft de Universiteitsraad heel duidelijk gezegd dat, als er al van prioriteiten sprake moet zijn, de doelstelling vóórgaat boven de democratisering en dat de doelstelling al het werk aan de VU moet beheersen en doordringen. Reeds in 1972 is na uitvoerige berziadslagingen met betrekking tot de universiteitsraad een oplossing gevonden die aan het voorgaande overigens niets af doet. In gezamenlijk overleg tussen het Bestuur van de Vereniging en het Universiteitsbestuur heeft toen een rol gespeeld dat verschillende mensen instemming met de doelstelling ervaren als een kerkelijke belijdenis waaraan zij (nog) niet toe zijn. Dat beraad leidde tot de invoering van wat nu heet ,,de bereidverklaring". Van leden van de Universiteitsraad werd gevraagd te verklaren dat ze bereid zijn naar hun vermogen in de geest van de doelstelling te werk te gaan, op basis van een persoonlijke instemming dan wel op basis van bekendheid met de doelstelHng. Deze bereidverklaring wordt vandaag de dag misschien genuanceerder bekeken dan ten tijde van de invoering. Maar nooit mag uit het oog worden verloren dat er geen loyaliteitsbetuiging mee bedoeld is, geen uiting van respect tegenover de christelijke VU in het algemeen. Integendeel, vanaf de totstandkoming ervan is een positieve instemming bedoeld, en dat komt tot uitdrukking in de woorden te-werk-gaan. En, zo kan in oprechtheid gesteld worden, wie komt er überhaupt verder dan een in de geest van de doelstelling handelen waar er sprake is van een dienen van God en Zijn wereld?

,, Aanspreekbaar" Deze bereidverklaring heeft vanaf 1973 gefunctioneerd voor leden van de Universiteitsraad. Uit debatten van zijn vergaderingen blijkt ook regelmatig door welke geest de leden gedreven worden, al is het niet voor ieder even gemakkelijk het evenwicht te vinden tussen verdraagzaamheid en beginsel. Maar binnen de raad is het gemeen-

j

| ,

i r j L 1 i f < i { 1 1 1 c 2

I f

e y

.

\ r e n k g fo v

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 390

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's