GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1978 - pagina 470

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1978 - pagina 470

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

wJ magazine 28 geest wetenschappel ijk moet gestreden worden ". In een lange beschouwing, waarin hij de grondslagen van beide verenigingen onder de loupe neemt, komt Rutgers tot de conclusie dat de grondslag waarop het „aanvullingsplan" is gebaseerd „uiterst vaag, dubbelzinnig en tegenstrijd i g " is en ook „los en zwevend". Volgens de analyse van Rutgers is deze grondslag met opzet zo geformuleerd omdat men de voorstanders van de ethische richting niet heeft willen uitsluiten. Met de grondslag van het „stichtingsplan" ligt het, volgens Rutgers, geheel anders. Wat de Dordtse vaderen ook mag worden verweten, onduidelijk waren ze niet. Je kunt het met hun beschouwingen oneens zijn (en de moderne en Groningse theologen zijn dat dan ook), maar, aldus Rutgers, „twijfelachtig is die formule dan toch voor niemand. En de voorstanders van het stichtingsplan hebben haar met opzet gekozen, omdat zij juist een beslist Gereformeerden grondslag wilden, en dan in de beschouwingen van de Dordtsche vaderen de Gereformeerde beginselen zuiver en duidelijk vonden uitgesproken". Met het feit dat de grondslag van de ,,aanvullers" afkomstig is van Groen, is Rutgers gauw klaar. De bewuste zinsnede kwam destijds voor in een veel langer betoog, dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet. Zo'n uitspraak kan niet uit de context worden gelicht en als grondslag gaan fungeren. Bovendien is er dertig jaar verlopen sinds de bewuste zin voor het eerst werd gebruikt. Er is intussen heel wat gebeurd; de opkomst, bloei en crisis van de ethische richting vond, om maar wat te noemen, in die periode plaats.

Opeobaar Midden in het strijdgewoel legt Kuyper verantwoording af voor het feit dat hij zijn conflicten op straat, d.w.z. in het openbaar uitvecht. In dat stuk geeft hij tevens aan welke plaats de wetenschap z.i. hoort in te nemen. „Men duidt het ons (...) euvel, dat'in een weekblad, voor de ooren van een tot oordeelen, zoo het dan heet, onbevoegd publiek, geschillen ter sprake komen, die tusschen mannen van wetenschap op wetenschappelijk terrein behoorden beslecht te worden". Kuyper bestrijdt in de eerste plaats dat er van een publiek sprake zou zijn, dat niet tot oordelen bevoegd is. In de gereformeerde kerk heeft nooit een tegenstelling bestaan tussen een volgzame kudde" en een groep die voor de leken denkt. Van alle leden van diekerk wordt verwacht dat ze zelf thuis zijn in de bijbel en de belijdenisgeschriften; sterker nog: ze hebben de plicht „ o m in de lagere en hoogere colleges meê over de leeraars recht te spreken. Recht te spreken, ja, wel waarlijk en dat wel in alle zaken van leer en belijdenis, ook al kenden ze geen a voor een b Latijn en al was het onderscheid tusschen Hebreeuwsche en Grieksche letters hun zelfs verborgen gebleven. Mannen, die nooit meer dan lezen en schrijven leerden, waren, mits in Godes Woord thuis en ervaren, alleszins tot rechtspraak zelfs over doctoren in de hooge godgeleerdheid bekwaam". Kuyper haalt tal van vporbeelden aan waaruit blijken moet, dat belangrijke zaken, die het leven van

de gemeente raakten, altijd ,,voor de ooren des volks" werden uitgevochten. „En de apostelen dachten er zoo weinig aan „in een wetenschappelijk hoekje" de levensquaestiën der gemeente buiten haar om af te handelen, dat ze veeleer niet schroomden openlijk, ten aanhore van het publiek, elkander te bestraffen, en voor de ooren der gemeente waarschuwden tegen ketterij bij leeraars en gemeentehoofden. Van dat ,,wetenschappelijk" afdoen der zaken derhalve schijn noch schaduw, en nog veel minder het minste spoor van eenige valsche cameraderie, die om den ,,collega" toch maar te sparen, het kan aanzien dat men Gods heiligheden al minder spaart en daardoorfeitelijktoont, geen wachthond te zijn die onmiddellijk bast en aanslaat, gelijk de profeet het uitdrukt, zoodra men zijn heer te na komt." „De wetenschap is er om het leven en niet het leven om de wetenschap. Dus gaat het leven altijd voor en mag de wetenschap nederig achteraankomen om het leven te begrijpen. Zoo had de wetenschap nu bewezen, uitgemaakt en beslist, dat èn handel én woeker vrij moest zijn. Daar viel niet meer over te disputeeren. Dat was zeker. Maar zie, nu komt uit het leven verzet. De maatschappij woelt tegen dat resultaat in. En nu gaat het zoo, dat men eerst de quaestie bij belanghebbenden ter sprake brengt en eerst daarna de fout zal gaan opzoeken, die de ditmaal domme „wetenschap" gemaakt had. En zoo had ook hier „de wetenschap" bewezen, uitgemaakt en beslist dat de Bijbel niet Gods Woord, door mythen ontsierd en slechts ten deele vertrouwbaar was. Ook dat was nu geen quaestie meer. Dat stond vast. „Gods Woord in de schrift!" werd nu zelfs der orthodoxen leuze. Maar zie, ook daartegen komt nu verzet uit het leven op. De gemeente wil dat niet. Ze voelt dat ze daar niet bij leven kan. De Geest in haar getuigt datdatn/e^waaris. En ook nu begint men niet met eerst wetenschappelijk te disputeeren, maar met eerst dien levensnood zich te laten uitspreken, dien te prikkelen, dien tot klare uiting te brengen, en eerst daarna zal het taak der betere wetenschap zijn de fout de feilende wetenschap op te sporen".

Adbeslën Tenslotte kan worden gemeld dat het de VU-vereniging goed gaat. Al wordt van etisch-irenische kant gesuggereerd dat het plan alweer van de baan zou zijn. De Heraut van 1 december zegt dat er,,reeds genoegzaam adhaesiën" zijn binnengekomen om verder naar buiten te kunnen treden. Dat zal dan „Donderdag e.k. den 5den December des namiddags te half één uur, te Utrecht in het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen" gaan gebeuren. Bovendien zegt drie weken later Rutgers in zijn stuk over de twee plannen, dat er onder het grote aantal adhesiebetuigingen „ook dezulken (zijn) die eerst meer met aanvulling waren ingenomen". „Laten beide plannen slechts hoe langer hoe meer openbaar worden, opdat de gemeente des te beter kunne zien en oordeelen; en laat ieder die er iets van zeggen kan door woord of geschrift daartoe medewerken".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1978 - pagina 470

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's