GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 481

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 481

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

)B\ MAGAZINE 9

\

)

; ;

;

I i

I

' f" ^ '

I t

ten bouwstoffen aan voor het te houden verhaal. Echter: tot de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid lag de uiteindelijke beslissing over de inhoud bij het Staatshoofd. Tijdens de roerige periode rondom de Belgische Opstand was wel een frekwenter overleg van de Koning met zijn adviseurs nodig; in de eerste tijd was er zelfs dagelijks beraad, maar dit vond meestal plaats met een zeer beperkt aantal personen, de Kabinetsraad. Maar vooral tijdens het bewind van de meer beïnvloedbare Koning Willem II ontwikkelden de ministers zich geleidelijk meer tot raadsheden dan tot dienaren van de Kroon en werd in toenemende mate rekening gehouden met wat zij in de Troonrede wensten te zien opgenomen of geschrapt. Vrij scherpe oefende een der ministers namelijk op het ontwerp voor de Troonrede van 1844. ,,Zowel buiten als in de kamer zal de buitengewone beknoptheid dezer Troonrede, zo afstekend bij alle vorige, opzien baren. Nog nimmer is in zoodanige rede tot zoo weinig bijzonderheden gekomen. Ik zie er geen heil maar veeleer nadeel in thans van de gewone wijze af te wijken. Het zal ook bevreemding baren dat niet eens de belangrijkste wetten worden aangegeven welke de Regering voornemens is aan te bieden .'' Neen, ik vergis mij niet, dit is geen citaat uit een van de media naar aanleiding van de jongste Troonrede, maar een officieel stuk uit 1844. Toen de Kamer in haar Adres van Antwoord zich ook enige kritiek veroorloofde werd de Koning zo boos dat hij uitriep ,,Dan in 't volgend jaar geen Troonrede". De Koning keerde zich vooral tegen de wens tot Grondwetsherziening die door de Kamer was uitgesproken. Het ging toch immers zo goed in ons dierbaar Vaderland? Na uitvoerige diskussies in Kabinets- en Ministerraad ging de Koning door de knieën: hij zou dezitting van 1845 wel openen op de gebruikelijke wijze. Maar hij kon het toch niet laten in zijn toespraak tot Hunne Edelmogende Heren hen op vriendelijke wijze de oren te wassen.

Snikkend Maar eenjaar later ging de Koning tot verbazing van zijn ministers bij de voorbereiding van de Troonrede voor 1847 plotseling overstag. Hadden de vele al of niet vermeende persdelikten gevolgd door persprocessen toch indruk op hem gemaakt? Hoe het zij, de

Koning neemt nu zelf het initiatief en deelt zeer bewogen, volgens een der aanwezigen snkkend, zijn toehoorders mede, dat hij besloten heeft dat herziening van de Grondwet noodzakelijk is. En de Troonrede van 1847 bevat aan het eind dan ook de mededeling dat de Koning tot het inzicht is gekomen dat herziening van de Grondwet zeker met betrekking tot het kies- en stemrecht noodzakelijk is. En daarmee staan we aan de vooravond van de belangrijkste grondwetsherziening van de vorige eeuw. De Troonrede van 16 oktober 1848 getuigt wel heel duidelijk van 's Konings ommezwaai. Van te verwachten wetsontwerpen wordt nauwelijks gesproken, maar uitvoerig geeft de vorst uiting aan zijn dankbaarheid voor wat er is gebeurd. ,, Terwijl vele staten van Europa door geweldige beroeringen tot in hun diepste grondvesten worden geschokt en het burgerbloed daar de straten verwt mogt dit land van de hitte van de burgertwist en de rampen van wanorde en regeeringloosheid blijven bewaard, ja, werd door dit land het voorregt genoten dat de wetgevende magt zonder stoornis met volkomene onafhankelijkheid hare uitgebreide voor het lot des lands zoo beslissende taak rustig volbracht." Inderdaad, de historie vermeldt terecht dat deze Koning in zeer korte tijd van konservatief Uberaal was geworden. Deze Troonrede was de laatste waarop de Kabinetsraad onder voor-

zitterschap van de Koning een beslissende invloed had. Voortaan zou, geheel overeenkomstig de ministeriële verantwoordelijkheid het concept buiten aanwezigheid van de Vorst door de Ministerraad worden opgesteld. Kort na het aanvaarden van de nieuwe Grondwet overleed Koning Willem II en in zijn eerste Troonrede op 17 september 1849 scheen zijn opvolger zich geheel te schikken in de nieuwe situatie. ,,Gij zult U hebhen bezig te houden met het overwegen van zoodanige verordeningen als naar de tegenwoordige ontwikkeling raadzaam zullen worden gekeurd. Daarin wensch ik beraden, standvastig voor te gaan. Daartoe roep ik Uwe bezadigde, eendragtige medewerking in". Het lijkt alles nogal pais en vree, maar in de toekomst zou wel blijken hoeveel moeite Koning Willem III had met het con amore aanvaarden van de konstitutionele monarchie. Dat bleek bijvoorbeeld ai in 1852. Nadat het kabinet-Thorbecke het ontwerp-Troonrede aan de Koning had gezonden stuurde reeds de volgende dag de direkteur van zijn Kabinet het ontwerp terug met de mededeling dat Zijne Majesteit zich met het ontwerp verenigde behoudens de wijzigingen welke Hoogst Dezelve daarop had aangebracht.

Ingrijpend De door de Koning voorgestelde wijzigingen en schrappingen waren echter zo ingrijpend dat de Ministerraad eerbiedig onder zijn aandacht bracht dat zij zich er niet mee kon verenigen en alleen op een paar ondergeschikte punten de Koninklijke voorstellen overnam. De vorst legde het hoofd in de schoot maar het zou niet de laatste maal zijn dat Staatshoofd en ministers met elkaar in aanvaring kwamen. Hoe zeer de Koning en het kabinet-Thorbecke op principiële punten van inzicht verschilden is o.m. duidelijk gebleken bij de Aprilbeweging, ontstaan als reaktie op het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. Op deze overbekende kwestie ga ik nu niet nader in. Hier zij alleen gememoreerd dat de minister van Rooms-Katholieke Eredienst het niet eens was met hetgeen in de Troonrede overde op stapel staande wet op de kerkgenootschappen was medegedeeld. Dat hij hetzelfde jaar als Nederlands gezant naar Parijs vertrok zal niet los van deze kontroverse hebben gestaan. Een kleine twintig jaar later, in 1872, deed zich opnieuw een kontroverse voor tussen de tijdelijke voorzitter van

| j I * \ | \ \ I !

:i

| ' ! !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 481

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's