GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 125

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 125

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ magazine 35 gen van de eeuwigheid. Grote beeldhouwers en schilders bijvoorbeeld, die het menselijk schoon laten zien in een heerlijkheid en een majesteit die boven het reële uitgaan, geven een voorproefje van hoe het zijn zal op de Nieuwe Aarde. De kunst vormt zo ,,een tusschenschakel tusschen het leven hier en het leven aan de overzijde van het graf.'' Dat kunstenaars überhaupt in staat zijn om het schone uit te beelden is overigens niet aan henzelf te danken maar aan de Heilige Geest. ,,Oefening haart nimmer kunst. Kunst wordt alleen uit God geboren." De genade van God schenkt ons de kunst om ons menselijk leven hier op aarde ,,. . .te verheffen, te verrijken, te veredelen." ,,Zo vertoont van lieverlede heel ons menselijk leven een schooner gelaat, een harmonischer vorm. die onwillekeurig ook op den menschen zelven inwerkt en hem manieren en levensvormen eigen maakt, waardoor zijn gestalte, en voorkomen en optreden hooger komt te staan. Wie een beeltenis van Gladstone met een counterfeitsel van de Zulu-Koning Dingaan vergelijkt, tast het onderscheid." Kunstenaars hebben dan ook de priesterlijke dienst om naar het hogere te wijzen, naar het rijkere, het meer edele. Wanneer een kunstenaar dit hoge en verhevene laat zien en horen, dan pas voldoet hij aan zijn ware roeping. Kunst, aldus Kuyper, is een gave Gods en heeft tot taak zijn naam groot te maken.

De gevaren van kunst Kende Kuyper theoretisch gezien kunst een hoge roeping toe: namelijk het uitbeelden van het schone en verhevene, in de praktijk was het in de kunst voor hem allerminst rozegeur en maneschijn. Het grondprobleem lag in het feit dat kunst zowel het goede als het kwade kan dienen. Het gif van de zonde heeft immers ook de kunst niet gespaard. ,, Weet nu . . . een ieder, hoe uiterst zeldzaam het is, in de kunstenaarswereld vrome en volijverige belijders van 's Heeren Naam te vinden, en hoe omgekeerd, in brede kringen van het kunstenaarsleven, zelfs de zedelijke ordinantien licht geteld worden, dan blijkt reeds hieruit, hoe het kunstgenie en de geest van het kindschap Gods, volstrekt geen tweeling zusters van nature zijn." Daarbij komt dat de kunst machtig is, óók als voertuig van het kwade: ,,De kunst kan niet alleen veel schade aanrichten, maar feitelijk sticht ze

veel kwaad; en het is schuldige oppervlakkigheid, dat zoo menig minnaar van de kunst ook onder de verlosten des Heeren, nog altoos weigert dit te erkennen." In feite is Kuyper dan ook over de kunst van zijn eigen tijd bepaald niet te spreken. In de kunstenaarswereld, verzucht hij, heerst een te sterke jacht op faam en, erger nog, een jacht op geld. De laag-bij-de-grondse, zo niet zondige smaak van het publiek wordt gevolgd. Dit geldt vooral voor het toneel. Toneel is een volstrekt verwerpelijk verschijnsel voor Kuyper. Toneelspelers moeten zichzelf in zoveel rollen inleven dat zij hun eigen persoonlijkheid verliezen. Bovendien: ., . . .geen schouwburg bloeit zonder offers van vrouwelijke achtbaarheid te vergen." Wat die eerbaarheid betreft is Kuyper helemaal een kind van zijn puriteinse tijd: kunst, betreurt hij, zoekt maar a l ' te vaak triomfen ten koste van eerbaarheid en schaamte. .,Zij acht zich ter wille van haar kunstideaal, van de zedewet te mogen en moeten emanciperen.. . En dit gaat zoover, dat men in onze grote musea Jonge dames kan vinden, die, van publiek omringd, zich niet schamen openlijk en voor aller oog, de schaamdelen van een manlijk figuur te zitten schilderen." Vooral ook het huren van jongens en meisjes door schilders en beeldhouwers voor studies naar het naaktmodel vindt hij een stuitende zaak.

Onreine stemmingen Sinds de kunst zich van het heilige heeft losgemaakt, kent zij geen remmen meer, en legt hij zich alleen nog maar toe op de streling der zinnen. Bedroevend vaak heeft zij aan alle schaamtegevoel het zwijgen opgelegd.

,,Sanherib"s Leger Vernietigd'' door J. Villegas uit TAFREELEN UIT DE HEILIGE SCHRIFT

het dierlijke zelfs als ideaal gekozen en zich gespecialiseerd in het afbeelden van zinnenprikkelde taferelen. Niet alleen het hedendaagse toneel is een triomf der onkuisheid, ook zangers roepen herhaaldelijk onreine stemmingen op. De roman is naar zijn mening zelfs ontaard in een soort pornografie . Tegen de stichters van al dit verderf wordt Kuyper niet moe te herhalen: ,, Van de wet Gods kan ook de Kunst geen dispensatie verleenen, en de Kunst onteert zich zelve, door die emancipatie te zoeken. Wat niet in beeld of op het doek kan gebracht worden zonder het offer der eerbaarheid te vorderen, of de schaamte te kwetsen, moet eenvoudig wegblijven. De Kunst is niet autonoom." Zelfs in het esthetisme van mensen als Allard Pierson bespeurt Kuyper niet alleen zonde maar een ware afgoderij. Deze kunstaristokraten, zoals hij ze noemt, hebben iets dweperigs over zich ten aanzien van kunst. Ze hebben schatten over voor kunst en prikkelen daardoor de hoogmoed van de kunstenaars. Ze geven zich net zo roekeloos over aan de kunst als de alkoholist aan de drank. De tempelen van kunst, musea en concertgebouwen, nemen voor deze groep de plaats in van de tempelen der aanbidding, kerkgebouwen. ,,Niet de apostelen en profeten en martelaren spreken hun toe, maar de groote corypheeen der kunst bevolken hun artistisch pantheon." Een bezoek aan een koncert kan daarom het karakter aannemen van een soort afgodsdienst. Het zijn deze gedachten, door Kuyper niet in z'n absoluutheid gesteld, die op veel van zijn volgelingen diepe indruk hebben gemaakt en ook hun houding in sterke mate hebben bepaald.

Het vrome en het schone Zoals gezegd beschouwde Kuyper de kunst als een gave Gods met als hoofdopdracht zijn naam groot te maken. Wanneer de kunst dit niet deed, wanneer zij zich autonoom opstelde of zich dienstbaar maakte aan het kwade, was zij voor de calvinist onaanvaardbaar. Voor deze laatste horen het schone, het goede en het ware geheel bij elkaar. ,,Daarom kan geen afgodstempel ooit een schonen indruk maken. De waarheid ontbreekt er." Het omgaan met kunst was voor de calvinist Kuyper vooral een religieusethische zaak. Genieten van kunst zondermeer was er nauwelijks bij, leek in feite bijna onmogelijk. Er was geen scheiding te maken tussen het

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 125

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's