GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 163

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 163

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

een woenighe ghemaeckt in der ewicheit. Vor god die daer he vet verleent sinte Appollonien genadetebewisen over alle crancken ende besondertden ghenen te toosten, die den swaren tantsweer Uden, dat se mits haren bede mogen werden verlost, wi biden di dattu ons wilste verleenen ghesondichede in siele en in live op dat wi mogen ontgaen die vreselike pine der hellen dweick ons geve die derlevet." Ook in Museum Het Catharijneconvent te Utrecht en het Bisschoppelijk Museum te Haarlem worden enkele getijdenboeken bewaard met een gebed tot de H. Apollonla. Helaas heeft geen van deze handschriften een door ons zo verlangde miniatuur. Het Catharijneconvent bezit een handschrift met een versierde pagina met haar gebed in het Nederlands: ,,Oracio: Die gloriose bruyt cristi sinte Apollonla verblijt haer inden daegen gheen beloften en mochten haer beroeren noch piin vervaren. Al ghewont mitter minnen voer si totten heer. O heilige ioncfrou sinte Apollonia bit voer denghenen die gepiinicht worden in horen tanden." Het getijdenboek no. 95 werd te Utrecht vervaardigd, in 1482. De tekst van het gebed luidt: Van sinte apollonla oincfrou O edel ende reyne maghet die god almachtich wel behaghet appollonia bid voer ons den here dat winiet ghequellet en werden om onse misdaet der sonden uut droefnisse ende siecten der tanden of des hoefdes ende al des lichaems vers Mit dynre ghedaente mit dyrne scoenten Sie vroemelic gae voert ende reguier O Almachtig god ende scepper om welkers min die heilighe maghet ende martelaerster appollonia die bitteren ende qualike quetsinghe der tanden stancachteliken gheleden heeft wi bidden verleen ons wi die haer ghehuechnisse stadeliken begaen ende vieren verlosset te werden van alle droefnisse ende pyn der tanden. Ende bewaert nu in allen tiden van droefnisse des hoefdes ende leidet nu nae armoede ende onnoselheit de ellenden tot die ewighe blyscap des levens overmits Jezus Christus onse here Amen. Het Bisschoppelijk Museum te Haarlem bewaart een grote verzameling handschriften. Daaronder zijn bijna zeventig middeleeuwse getijden- en gebedenboeken van Nederlandse oorsprong. Handschrift no. 61 Is een kalender van het bisdom Utrecht, waarin een gebed tot de H. Apollonla voorkomt.

,,Myn kaeckebeenders en het out gebit in stucken" 1500, waarop Sint Apollonla staat afgebeeld met een verhaal over de bijbelhorende geschiedenis der marteling: Die legende van Cinte Appollonia, Appollonia was gepijnt van een tyrant die geheten was Alexandriam ende hy wildese dwingen den afgoden te offeren ende haer gelove achter te laten Doe si dat niet doen en woude geboot Alexandriam datmense soude slaen met roeden ende datmen al haer tanden uten hoofde soude trecken Ende doe hise onberoerlick sach staen ende leet de grote pine verduldelick om christuswil so wert daer een groot vier Als appollonia dit vier sach viel sie op haer knyen ende sloegh haer ogen op ten hemel ende badt gode, so wie haer passie bedocht mit een pater noster dat hi verlost soude werden vanden tantsweer. Ten hant quam daer een stemme uten hemele ende sprac haer dus toe Appollonia haeilige maget gods, onse heere jezu Christus u brudegom heeft u bede gehoert ende tsaI geschien. Als sinte appollonia dit hoerde op spranck si indien viere van den handen des pijnres ende vervelde die martelye blidelick ende voer tot Christum indem hemel. Van de kerkelijke gewaden die in hun prachtige uitvoering dienden ter opluiste-

vu-Magazine 10 (1981 )4 (april)

Na de vele vroege voorbeelden van de verering van de H. Apoilonia in Nederland blijkt toch, dat terwijl de reformatie ten noorden van de grote rivieren zijn beslag heeft gekregen, de verering voor onze heiligen in het zuiden des lands zonder onderbreking is voorgegaan. Vele bewijzen zijn er niet voor, wel zijn uit de 17e, 18e en 19e eeuw nog een groot aantal bidprentjes, zgn. ,,santjes" bewaard gebleven. In het Aartsbisschoppelijk Museum te Utrecht, het Bisschoppelijk Museum te Haarlem, het Museum te Breda en ook in de kollektie Kalman Klein zijn vele voorbeelden te aanschouwen. Ze werden eerst geschilderd op perkament, later op papier, werden gegraveerd en ten slotte gedrukt. Meestal is de beeltenis van Apoilonia alleen voorzien van „St." of ,,H. Apoilonia" in gevarieerde schrijfwijzen. Sommigen hebben de signatuur van de graveur en zijn daardoor naar plaats en tijd te rangschikken. Enkele vertonen een rijmpje in onze taal en behoren daardoor onmiskenbaar tot ons kultuurbezit. In enkele kerken in België worden die gedrukte santjes nog verstrekt, voorzien van een gebed voor de H. Apoilonia. Soms ook geeft men aluminium draagpenninkjes met de voorstelling van de heilige, waardoor het tanden krijgen vergemakkelijkt zou worden. In zijn boek „Altaargeheimenissen, ontvouwen in drie Boecken" (Keulen 1645) van onze grote dichter Joost van den Vondel, staat een afbeelding van St. Apoilonia, gevolgd door haar legende. Dan volgt een lang gedicht van Apoilonia aan Dionys, waarin Vondel in dichtvorm nogmaals de marteling verhaalt, en daar zijn fantasie wel wat erg de vrije teugel laat. Op de laatste bladzij van dit gedicht van zeven pagina's komt dan toch het gebeuren nog eens in Vondels bloemrijke taal.

De tekst luidt: O heilighe appollonia (lonia) bidt god voor diegene die inden tanden syn ghepynt overmits misdaet horen sonden usiliter. Bidt voor ons heilighe apollonla. Dat wi weerdich moeten O goedertieren volwerdende beloften goedertieren hem die ghewerdicht hebste te geven de heiliger martelarse Sinte appolonia mit uuttreckinghe haer tanden vanden wreden rechter sege de verwinninghe wibiddi verleen ons dat wi overmits hor ghebet van sweringe der tanden ende van alle quaden moeten werden verlost Overmits cristen onsen here Amen. In de kollektie Kalman Klein bevindt zich een blad uit een Delftse passionale, ca.

ring van de liturgie is in ons land niet veel bewaard gebleven. De reformatie eiste haar tol, door slijtage gingen vele teloor. Toch is van het laat-gotisch borduurwerk op deze gewaden nog wel wat bewaard gebleven. Het zijn vooral de kazuifels en de daarop genaaide geborduurde stroken, de aurifrisiae, de gediend hebben voor de uitbeelding van het leven van Christus en de heiligen in de naaldkunst. Een overzicht van dit laat-gotisch kerkelijk borduurwerk is gepubliceerd door mej. dr. Beatrice Jansen. Zij noemt in ons land acht koorkappen en dalmatieken waarop ook een voorstelling van de H. Apoilonia voorkomt. De heilige is meestal afgebeeld op een rechthoekig gedeelte, staande tussen twee zuilen die een baldakijn dragen.

Een „Santje" van de H. Apoilonia (Aartsbisschoppelijk Museum, Utrecht)

,,Zoo trecktsze met een tang, en klopt met palmenhout, (Na zoo veel tergens, na al 't heen en wederrucken) Myn kaeckebeenders en het out gebit in stucken; Een onverdraeghbre pyn voor een bedaeghde maeght. Ten waerzy 'tdroegh om hem, die meer om haerverdraeght. En tangre maeghden sterckt myn tanden dus gebroken,

149

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 163

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's