GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1982 - pagina 148

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1982 - pagina 148

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nico Schouten doorliep het orthod xe gymnasium van Ds. Van Lingen te Zetten. Kuyperzag dit instituut aanvankelijk ais toeleveringsschool voor de VU, maar de kontakten werden in de loop der jaren wat stroever en toen kreeg het inmiddels opgerichte Gereformeerd Gymnasium in Amsterdam deze rol toebedeeld. Pas veel later kwam uit dat Schouten na enkele jaren van school verwijderd was. Reden: „tegennatuurlijke" neigingen. Hij kwam in Zeeland terecht, gaf zich daar uit voor predikant en leidde tal van kerkdiensten. Toen Schouten al tegen de dertig liep, kwam hij als student op de VU aan. Hij huurde een kamer bij een hospita. Op een nacht liet hij een broer of neef logeren. De hospita sliep die nacht slecht. Ze hoorde almaar vreemde geluiden die haar ernstig verontrustten. De volgende morgen sprak zij Schouten daarover aan die echter heel boos werd en ontkende dat er iets bijzonders gebeurd zou zijn. Hij daagde haar uit naar Kuypertegaan om haar verhaal waar te maken. De hospita liet het daar aanvankelijk bij, maar stapte later alsnog naar de Senaat en deed verslag van haar vreemde nacht. En toen kwam er een tuchtzaak van. Gesprekken met de rektor-magnifikus, professor Dilloo, en professor De Savornin Lohman volgden. KuyperenDeSavomin Lohman waren intensief lietrokkenbijde zaai( van de homofiele student Schouten. Voor hem was er geen „vergeven en vergeten" bij

Schouten heeft altijd ontkend dat er die nacht iets gebeurd zou zijn. Eind '84, begin '85 wordt in de Senaat over een voorstel tot verwijdering van Schouten gestemd. Niet allen blijken het ermee eens, maar het voorstel behaalt een meerderheid. Schouten houdt echter de eer aan zichzelf (al wordt vermoed dat er enige druk achter zat) en vertrekt met stille trom. Op 5 januari 1885 meldt rektor Dilloo Schoutens vertrek in het inschrijvingsalbum. De buitenwereld merkt niets van de hele zaak. Een ,,verdwijntruk" bevordert dat. Nice's naam wordt niet opgenomen in het Verenigingsjaarboek. Is het aan de VU bij deze ene zaak gebleven, wat de homofilie betreft? Veel zekerheid is daarover niet: tuchtzaken werden achter volledig gesloten deuren behandeld en bereikten zelden de buitenwacht. Maar van een heksenjacht of een permanente wering aan de VU is nooit iets gebleken, al lag daaraan meer een houding van „wat niet weet, wat niet deert" tegenover de gereformeerde buitenwacht ten grondslag dan een welbewuste aanvaarding van homofielen.

Een slot op de mond De schattingen lopen uiteen van tienduizend tot een half miljoen. Het laatste getal is volgens verscheidene auteurs waarschijnlijker. We hebben het over homo's die in de nazi-gaskamers stierven. 134

nis gaat: „Het is wel duidelijk dat hier een opzettelijk vergeten in het spel is: een verdringing van hoogst onaangename dingen die als beschamend gevoeld worden. Dan krijgt men de situatie: vergeet het maar, nooit meer over praten." In 1811 werd overigens de-strafbaarstelling van homoseksualiteit in ons land geschrapt. Een uniek feit, want in de ons omringende landen werd deze juist ingevoerd. Waren we zo verdraagzaam? 't Had meer te maken met de opvatting dat de staat geen zedenmeester mag zijn. De burgers moesten zelf maar uitmaken wat hun houding was. In de negentiende eeuw wordt over homofilie niet of in heel bedekte termen gesproken: het „bestaat" niet meer. De homo's passen zich daarbij aan en leven hun leven in zwijgzaamheid en geslotenheid. In 1911 wordt de juridische vrijheid van de homo's gedeeltelijk teruggedraaid met de invoering van het bekende artikel 248-bis: homoseksuele handelingen tussen meerder- en minderjarigen worden strafbaar, vooral op aandringen van gereformeerden en katholieken. De socialisten en progressieve liberalen protesteren maar hun stem is te zwak.

Dat het lot van homoseksuelen veel minder bekend is dan dat van joden zit 'm in het gebrek aan geschiedkundig onderzoek. En de historici die zich er wél aan waagden, stuitten op een muur van zwijgzaamheid. Homoseksuele overlevenden uit concentratiekampen houden nog méér een slot op de mond dan hun heterofiele lotgenoten. Jouw verhaal vertellen betekent immers tegelijkertijd uitkomen voor je seksuele gerichtheid. En veel reden om de heterofiele meerderheid te vertrouwen hebben homoseksuelen nog steeds niet, ook niet van degenen die zich „verdraagzaam" opstellen. Zo ondernam in Nederland rond 1975 het COC nogal wat pogingen om homo-vervolgden of hun familieleden aan de praat te krijgen over oorlogservaringen. Men moest de zaak opgeven: bijna niemand durfde. Wat er na de oorlog in Duitsland (maar in andere landen ligt de zaak niet veel anders) ook werd gedaan om het nazisme uit te bannen, de artikelen 175 en 175a (verbod op alle homoseksuele uitingen), het laatste ingevoerd tijdens het Hitlerbewind, werden pas in 1969 afgeschaft. Homoseksuele overlevenden, houden dus meer dan anderen, een slot op de mond.

Het gordijn valt

Onze verborgen homoseksualiteit De mate van vrijheid voor homoseksuelen valt, vreemd genoeg, altijd af te leiden uit het geschatte percentage homoseksuelen. In autoritaire staten „bestaat" het verschijnsel niet, of is met de vestiging van het bewind,.verdwenen". Het geschatte percentage homo's ligt daar op nul. Na de eeuwwisseling taxeerden gereformeerde voormannen het aantal bedrijvers van sodomie op ongeveer twee procent. Tien jaar terug schatten vooruitstrevende mensen het percentage op misschien wel vijf. Tegenwoordig zijn percentages van tien in omloop en de vooruitstrevenden van nu zeggen zelfs dat iederéén iets, meer of minder, vgn homoseksualiteit in zich heeft. Onthullend waren al in 1946 de cijfers van de Amerikaan Kinsey die na een grootscheeps onderzoek in de Verenigde Staten konkludeerde dat één op de drie mannen en één op de acht vrouwen minstens eenmaal homoseksueel kontakt heeft gehad. Bij de ongehuwde mannen was dat zelfs meer dan de helft en bij de vrouwelijke opzichzelfstaanden een kwart. En dat waren dan nog alleen degenen bij,wie het kontakt „tot een orgasme" voerde.

Willem III voerde een tamelijk homo-vriendelijk beleid

Ons slechte geheugen De homovervolging kent een lange traditie. Zo brak in 1730 in ons land een grootscheepse reaktie los na een tijdperk van betrekkelijke vrijheid voor homo's onder de, naar men zegt, homofiele stadhouder Willem de Derde. De ekonomie belandde na zijn dood in een dal en dat werd gezien als een straf van God voor seksueel ontoelaatbare vrijheden. Veel homoseksuelen vonden hun levenseind aan de galg en van de homosubkultuur bleef nagerioeg niets over. Nog rond 1800 worden vele homoseksuelen aan de galg gehangen. Maar ook dat was niet afdoende: dikwijls werd met het lijk nog allerlei vernederends gedaan. We hebben een „slecht geweten", aldus dr. H. C. Jelgersma in zijn boek „Galgebergen en galgevelden", als het om ons geheugen van de geschiedevu-Magazine 11 (1982) 4 (april)

In datzelfde jaar richt de liberale jonkheer mr. Schorer een emancipatiebeweging voor homo's op, ongeveer te vergelijken met het na-oorlogse COC. Aanvankelijk heeft Schorerde wind mee met zijn „Nederlands Wetenschappelijk Humanitair Komité", (NWHK) opgericht naar het suksesvolle Duitse voorbeeld. De Duitse tegenhanger bewerkte mede een geweldige opbloei in de jaren twintig van de homokultuur, vooral in Berlijn. Eén van Hitlers eerste daden is de vernietiging hiervan en de homoseksuelen behoren tot de eersten die de koncentratiekampen bevolken. Ook in Nederland komt het NWHK in de jaren twintig en dertig onder steeds sterkere aanvallen te staan, vooral van de kant van gereformeerden, nationaalsocialisten en katholieken. Een verbod lukt niet, wel het zwartmaken van de t)eweging. In 1925 bijvoorbeeld houdt de protestant dr. K. J. Bult een rede over seksuele opvoeding op het kongres van jeugdarbeid waar hij homoseksuelen verleiding van jongeren aanwrijft en daarom waarschuwt voor de propaganda van het NWHK: „Niet God, maar de duivel houdt hier zijn slachtoffers gevangen ". Opvallender is vaak de zwijgzaamheid die rondom het onderwerp wordt betracht. In de meeste handboeken over seksualiteit en ethiek van voor 1940 komt het onderwerp niet of zeer bedekt ter sprake. Een enkeling, zoals ds. J. J. Knop Czn in „Kuischheid" klaagt heel even over de zedelijke achteruitgang, die blijkt uit de tegennatuurlijke omgang als in Sodom maar laat daar ogenblikkelijk op volgen: „ Wij laten het gordijn hier vallen". En A. Kuyper in E Voto IV (1894) gebruikt een zelfde beeld: „Verder biijve de sluier er over hangen" nadat hij heeft gewaarschuwd tegen sodomie, die vooral bij mannen voorkomt en — de indruk bestaat — ook bij vrouwen. De schuld ligt bij de emancipatie: daardoor wordt het verschil tussen man en vrouw afgezwakt. Andere auteurs zien, met niet weinig verbeeldingskracht, de oorzaak van homoseksualiteit, of uranisme, zoals homoseksualiteit toen vaak werd genoemd, liggen in zelfbevlekking, de vroegste jeugd, verleiding, de duivel, minderwaardigheidsgevoelens, angst voor de vrouw, gebrek aan zelfvertrouwen en geestelijke abnormaliteit. 11 (1982)4 (april)

Wie aldus in de put was geraakt, kon zich weer laten opkrikken door prof. dr. J. Waterink, de VU-hoogleraar opvoedkunde. Hij ontving tientallen jonge mensen op zijn spreekuur die overtuigd waren dat ze homoseksueel waren. Na enkele gesprekken waren ze daar meestal van afgeholpen, berichtte de therapeut. Waterinks therapie: de aandacht niet op jezelf richten en bidden. In 1929 ondernemen rechtse katholieken een aanval met het geschrift „Antihomo, een geschrift teaen de weekdieren onze samenleving". Homo's worden daarin als volgt aangesproken: „Gij, uranische ratten, gij, onvruchtbare echtverbrekers, gij, homoseksuele honden, gij, lesbische krengen, gij, rottend vulsel van deze samenleving". In de jaren dertig voeren de katholieken een „Aktie voor God" en bepleiten de vernietiging van het NWHK. Enkele jaren later stelt prof. mr. J. M. van Bemmelen in het Nederlandse Juristenblad (2 sept. 1939) dat homoseksuelen geen recht hebben op juridische bescherming, zoals het NSB-blad „Volk in Nood" enkele rtiaanden eerder al (24 jan. 1939) met godsdienstige argumenten de homofilie aan de kaak stelde: „Van den eersten dag af dat het Nederlands nationaal-socialisme het te zeggen zou hebben in dit, ons arme vaderland en onder dit, ons bedrogen volk, wordt deze pest uitgeroeid met wortel en tak, want de NSB weigert de vloek Gods over dit volk te laten dalen."

Wat De Jong vergat In 1939 organiseert de Katholieke Artsen Vereniging een kongres in Nijmegen. Ook hier wordt homo's niets bespaard. Zo roept dr. Barnshoorn, geneesheer-direkteur van de katholieke psychiatrische inrichting in Heiloo uit dat homo's „ vraatzuchtige monsters" zijn die „aan de zedelijke volksgezondheid knagen". Tegen hun „verdierlijkende homosexuele ontucht" moet „een krachtig ethisch bolwerk" worden opgericht. Het kwam allemaal door gebrek aan gezag in de maatschappij: „Giftige zwammen groeien bij voorkeur op rottende bodem". Op het kongres wordt gepleit voor het opruimen van de emancipatiebeweging van Schorer. Het kongresverslag verschijnt onder kerkelijke goedkeuring op 27 januari 1941. Dr. J. B. M. Veraart, voorzitter van het kongreskomité, schrijft in het voorwoord dat in de „nieuwe orde" die opgebouwd wordt nu de Duitsers ons land bezetten, geen plaats meer kan zijn vooreen emancipatiebeweging van homofielen. Al deze konfessionele en nationaal-socialistische wensen worden in de oorlogsjaren werkelijkheid. Als de Duitsers Den Haag binnentrekken, mei 1940, gaan ze vrijwel rechtstreeks naar het kantoor van het NWHK. Jonkheer Schorer zag de bui hangen en had enkele uren eerder het archief vernietigd. Zó wist hij vele mensenlevens een gewisse ondergang te besparen, maar de geschiedschrijver van nu houdt een aantal lege bladzijden in zijn boek. Het NWHK wordt door de Duitsers opgeheven. Al snel verbieden de Duitsers homoseksuele kontakten. Seyss Inquart vaardigt op 31 juli 1940 een verbod uit op „wiedernatürlichen Unzucht". Het verbod gold alleen mannen. „Het hoofdstuk dat De Jong vergat" noemde dr. Rob Tielman, socioloog aan de Utrechtse universiteit en 135

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1982 - pagina 148

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1982

VU-Magazine | 484 Pagina's