GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 462

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 462

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

gaan leiden. Zonder twijfel is Van Bruggen, een administrateur uit De Bilt, de belangrijkste man van het gezelschap, de inspirator, de man ook die de leden moed inspreekt bij de vele tegenslagen in de sombere jaren dertig en de idealen hoog wil houden. Van Bruggen beschikt over een scherpe pen en via het Vredesorgaan wordt menige boeiende polemiek met tegenstanders en tegenstrevers uitgevochten. Aanjhr. D. J. de Geer, kamerlid voorde CH en later minister-president, stuurt hij drie Open Brieven over diens uitspraak dat met de bewapeningswedloop in die tijd de volkeren bezig waren ,,aan de bouw van een groot lijkenhuis, met een enthousiasme als goldt 't een feestgebouw". De Geer krijgt een vergelijking voorgeschoteld van twee zakenlieden, waarvan de een door een klein gemeenheidje het hoofd boven water kan houden in de felle concurrentiestrijd met de ander die op nog veel gemenere wijze zaken doet. De zakenman van de kleine gemeenheid is evenwel lid van de Kerk en wordt door de dominee vermaand. Vraag aan De Geer: ,,Als Gij te kiezen hebt tussen lijnrecht in strijd handelen met de eisen van het Evangelie, of óndergaan en het terrein vrij geven aan de slechtere elementen, mag dan zélfs ook maar één seconde door U overwogen worden: dan maar met bloedend hart in strijd handelen met het Evangelie? Neen toch?". Maar De Geer blijft op zijn standpunt-staan dat de bewapeningswedloop weliswaar waanzin is maar dat hij niet ziet hoe dat vraagstuk opgelost kan worden zonder afdoende internationale afspraken en zeker niet via de door de Vereeniging voorgestane weg van nationale ontwapening. In zijn Derde en Laatste Open Brief dankt Van Bruggen Zijne Exc. voor de hoogstaande kritiek, maar hij kan niet nalaten op te merken: ,, Zij hééft mij niet o vertuigd''. Vaak ook gaat de pennestrijd tegen dominee's die in een of ander kerkorgaan zich laatdunkend over de Vereeniging of het standpunt van het antimilitarisme uitlaten. Zo krijgt in 1940 nog een Belgische dominee er fiks van langs die ten aanzien van het anti-militarisme had opgemerkt dat toch ook een egel niet voor niks zijn stekels van God had gekregen. Van Bruggen: ,,Er is niet één mensenkind geboren, Dominé, met bajonetten op z'n ruggetje, of met 'n vlammenspuitje op z'n buikje, of met 'n natuurlijk bommen-reservoir, dat na een druk op 't naveltje telkens een bom laat vallen." ,,Dat gij met zo'n belachelijke argumentatie aan durft te komen, gij een gestudeerd

388

Geref. Vereeniging voor Daadwerkelijke VredesocHe Secrefariaaf: O. W. DE GRAAF, St-aHonspiein 18, Heerenveen

GETUIGENIS Aan d e Christ'eliike Kerken in alle l a n d e n Broeders en Zusfers De Gereformeerde Vereeniging voor Daadwerkelijke Vredesactie voelt zich gedrongen tot U te komen met een getuigenis, zijnde tevens een opwekking tot een getuigenis inzake het probleem van den oorlog. Het is volgens de publieke opinie een niet te loochenen feit, dat de leuze van „nationale ontwapening" in diserediet is; dat de zaak van de nationale ontwapening hopeloos staat. Wij zijn geneigd dat te onderschrijven, wanneer wij een oogenblik alle hoogere leiding uit het leven wegdenken. Dan is het inderdaad zoo, dat de nationale ontwapening een hopelooze zaak is geworden. Doch wij kunnen ons onmogelijk vanwege dat feit verblijd gevoelen, noch komen in een stemming van triomfantelijkheid. Integendeel, wij meenen, dat met groote schaamte en verslagenheid moet worden erkend, dat geen volk bereid is den eisch van nationale ontwapening voor zich te aanvaarden, om dien eisch daarna met te meer klem aan de andere volken als plicht te kunnen voorhouden. Dat de algemeene mentaliteit wordt getypeerd door de opvatting, dat men het verkeerde pas zal laten varen, indien een ander dat ook en gelijktijdig doet, is, menschelijk bezien, eer aanleiding tot groote verslagenheid dan tot zekere welvoldaanheid. Naast den onwil om nationale ontwapening te aanvaarden, moet voorts geconstateerd worden, dat de leiders en machthebbers der volken onmachtig blijken te zijn (kwade trouw zij uitgeschakeld) om internationale ontwapening door te voeren. Zoodra men over dit punt gaat onderhandelen, openbaart zich een weergalooze spraakverwarring. Geen conferentie is dan ook zóó roemloos aan haar einde gekomen, als de groote wereld-ontwapeningsconferentie, welke onder plechtige bedediensten in alle kerken haar arbeid in Februari 1932 aanving. In ernstige bewoordingen heeft men bü den aanvang der conferentie elkander bezworen, dat deze conferentie moest slagen, zou de wereld niet met ontzaglijke snelheid een nieuwe oorlogscatastrophe tegemoet snellen, en de bewapeningswedloop (hèt groote gevaar voor den vrede) niet opnieuw^ beginnen. Welnu, als 't ware ongemerkt is deze conferentie verloopen; gesloten is ze nog nimmer, maar de bewapeningswedloop is hèt groote, beangstigende feit van den dag. Wie in deze dagen zijn hoop op menschen, op prinsen, heeft gebouwd, ziet alle verwachting de bodem ingeslagen. Van den mensch is geen heil te verwachten. Voor wat den mensch aangaat is de zaak van den vrede hopeloos verknoeid. We werken samen de plannen uit van den nieuwen oorlog, die onvermijdelijk komen moet. We kunnen ook niet anders! Toch, er is nog één lichtpunt, één mogelijkheid. Als degenen, die Jezus Christus belijden als hun Heiland en Zaügmaker, als Redder der wereld, die wereld welke God zóó liefheeft, dat Hij ter barer redding Zijn lieven Zoon niet gespaard heeft; — als de leden der Christelijke Kerken zich hun roeping bewust worden en gemeenschappelijk aan volken en overheden in den naam des Heeren toeroepen: „Houdt op!", dan is er nog redding van het gevaar, dat ons leven in gelijke mate bedreigt. Om de Kerken tot dezen roep over de wereld op te wekken, richten wij dit getuigenis tot de Kerk van Jezus Christus in haar verschillende openbaringsvormen. Maar dan sta ook onmiddellijk voorop, dat dit getuigenis niet geboren is uit den zucht tot vermaning en bestraffing, doch alleen uit de oprechte begeerte, dat de Gemeente van Jezus Christus thans doen zal, wat alleen zy kan doen in gehoorzaamheid aan haar Koning: de wereld helpen, redden uit de klauwen van het gruwelijk oorlogsgeweld, dat het leven der raenschheid omknelt. Dit getuigenis richten wij tot de Kerken in het onwankelbare geloof, dat we één zijn in Jezus Christus; dat niets ons van Hem, en niets ons van elkander, die toch tezamen het ééne lichaam vormen, scheiden kan. In het zeker weten ook, dat Jezus Christus door en in Zijn Gemeente tot het woeden van golven en orkanen Zijn koninklijk Woord wil spreken, dat de stormen doet bedaren. Dit getuigenis richten wij tenslotte tot de Kerken, gedreven door de liefde tot de Kerken, en tot al degenen, die met ons den Heere Jezus Christus hartelijk liefhebben. Mogen wü gelooven, dat dit woord ter inleiding in staat zal zijn ons getuigenis tot U een goeden ingang te verzekeren, het zü ons vervolgens vergund op te merken, dat ons getuigenis in de eerste plaats behoort te zijn een belijdenis van groote schuld en zonde. Wü weten dat heel de wereld schuldig staat voor God, en de oordeelen Gods over de wereld ook hieruit zeer zeker zijn te verklaren. Maar wü weten met even groote stelligheid, dat er niet alleen een oordeel Gods is, doch ook een rijke genade Gods in Jezus Christus, die heel de wereld omvat. Die genade behoort ook tot openbaring te komen in de uiterlijke verschijning van de Gemeente des Heeren, die een lichtbaken in onze wereldzee heeft te zijn. En juist wanneer we denken aan wat de Kerken hadden kunnen zijn, en hoe weinig zij voor de wereld sian geweest, dan moet droefheid ons vervullen vanwege de plichtsverzaking en de ontrouw, waaraan wy allen, niemand uitgezonderd, als Christenen, als navolgers en belijders van Christus, schuldig staan. Vragen wij ons af of wij in de oorlogsjaren 1914—1918 als Christenen, ook als Kerken, te kort zijn geschoten in onze roeping, dan behoeven wij slechts de feiten in de herinnering op te roepen, en het bescha-

Kop van een Getuigenis Aan de Christelijlce Kerken in alle landen: „...nu hebben de Kerken in het volle besef van hare eenheid, het woord te laten hooren dat aan den oorlog een ,halt' toeroept..." (10 maart 1934)

man, gij een Dominé. Schaam u 'n beetje, zulle!" Dilemma Van Bruggen mag ook graag zijn gevoelens omzetten in een gedicht en af en toe maakt hij korte verhalen, gelijkenissen bijna, waarin hij de lezers een les voorhoudt of andere lezers aan het denken wil zetten. in nummer 11 van 1936 worden we onder de kop ,,Wat moet ik doen, Dominé?" de studeerkamer van een dominee binnengeleid die daar juist een catechismuspreek aan het voorbereiden isover,,Gijzultnietdoden". Achtereenvolgens, het is de tijd van de Italiaanse inval in Abessinië, het tegenwoordige Ethiopië, krijgt de domi-

nee bezoek van Haile Selassie en 6. l\4ussolini. Haile Selassie krijgt de opdracht te vechten als een christen: ,,lk zou bidden om bewaard te blijven voor wat den soldaat tot een beest kan verlagen". Mussolini blijkt niet mee te willen werken aan de onderwerping van het voor hem vreemde volk. ,,Als ge werkelijk om Godes wille niet kunt wat de overheid van U w i l " krijgt hij het advies dienst te weigeren ook al staat daar officieel de kogel op. Even later realiseert de dominee dat hij daarmee de man eigenlijk de dood injaagt. Maar er wordt alweer geklopt en Yluriv, ,,die vliegenier" van de Volkenbond komt binnen. Ook hij heeft advies nodig want hij is opgeroepen voor oorlogsdienst. Indringend wordt zijn

vu-Magazine 12 (1983) 10 november 1983

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 462

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's