GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 328

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 328

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

^^Ss^^ie^tt^ ^^n^^^ waarin ik dingen opschreef die ik zelf nauwelijks ten volle kon begrijpen. Ik had daarbij dan soms het vage gevoel: ach, dat is de profeten ook overkomen, dus ik bevind me niet in slecht gezelschap... Of ik nostalgische verlangens naar die 'geloofszekerheid' heb, wil je weten? Nee hoor. Dat dacht ik niet. Misschien wèl als je doelt op dat alomvattende, het complete van dat wereldbeeld... Maar ik denk dat die reminiscentie iets is dat je bij veel meer mensen aantreft, bij meer dichters en schrijvers vooral, nog afgezien van hun precieze milieu van herkomst. Dat is niet zozeer een religieuze kwestie. In mijn geval betekent het n\et: 'concreet dingen terug willen hebben'. Meer de herinnering aan hoe 't was om betrekkelijk probleemloos te leven. En dat bestaat niet meer. Niet voor niets ben ik in de slotregel van dit gedicht op zoek naar 'iemand met angst voor zekerheid en droogte'. Ik ben in mijn jeugd voortdurend geconfronteerd geweest met mensen wier zekerheden in aantal en omvang alleen maartoenamen naarmateze ouder werden. Het hoogstellen van de twijfel ben ik er toen niet tegengekomen. Mij leek het daarom prettig om iemand als autoriteit te kunnen accepteren die toegeeft 't ook allemaal niet te weten en die juist daaraan zijn kracht ontleent. Zekerheid en droogte stel ik in de slotregel daarom aan elkaar gelijk. Zekerheid is dor, leeft niet meer."

Reflectie op afstand ,,En als je 't dan echt heel concreet wilt weten: ik ben in een dorp opgegroeid en in dat dorp weer in een vrij kleine gemeenschap van zo'n driehonderd christelijk gereformeerden. Dat was dan in verhouding nog niet eens zo streng: wij mochten op zondag wel balspelen mits naast het huis. Op die manier. Er waren in onze omgeving nogal wat mensen van de gereformeerde gemeente. Die waren veel strenger. Wij hadden als jongens dus iets van: 't kan altijd nog erger. Maar het was in alle opzichten een kleine, besloten gemeenschap waar bovendien erg veel mensen familie van elkaar waren. De helft van de mensen in onze kerk waren wel neven of achterneven van mijn vader bij voorbeeld. Zo'n familieverband heeft z'n prettige kanten, maar aan de andere kant weet je bij wijze van spreken van de wereld niet af." Twijfel en poëzie gaan, ook bij jou, tiand in hand. Kun je stellen dat de poëzie begint waar de zekerheid verdwijnt? "Daar zit wel iets in, ja. Ik heb heel lang de illusie gehad dat mijn eigen ontwikkeling parallel liep aan de ontwikkeling van mijn omgeving. Ik ontwikkelde mij, was niet anders dan anderen en ging er dus van uit dat die zich ook wel zouden ontwikkelen. Tót ik op een gegeven moment ontdekte dat dat niet zo was. Toen merkte ik dat de anderen nog steeds zo dachten als ik vroeger dacht. Dan blijkt dat je uit elkaar bent gegroeid. Daar kwam het doorbroken isolement bij. De buitenwereld waarvan je geleerd had dat die niet deugde, bleek niet zo slecht als ik dacht. Juist in christelijke studentenkringen signaleerde ik de hypocrisie, bij wat geacht werd de toekomstige gereformeerde in-

266 • IS^^i.

telligentia te zijn. En die stak sterk af bij de open houding die ik bij anderen ontmoette. Is daar die twijfel uit voort gekomen? In ieder geval is die daar wèl z/c/7föaar geworden. Toen ik nog in 's Gravendeel woonde schreef ik ook al wel poëzie. Maar in Amsterdam is zich dat sterker gaan ontwikkelen. Reflectie bleek pas goed mogelijk op afstand. Pas achteraf — niet eerder — kun je vaststellen dat poëzie de mogelijkheid gaf de afstand te overbruggen. Zeker in mijn eerste bundel, de 'mocassins', waren dogmatisme en koppigheid hetgene waartegen ik me afzette." Hier bloeide de vroomheid/ als nooit tevoren, maar met stokken en/ hooivorken stormden de boeren de oogst/ van het eiland, verdronken de vruchten,/ de dag en hun lijf en dreven stijf koppig/ alsof ze nog leefden./ Zij hoopten op/ licht, maar konden slechts ademloos staren. Een fragment uit 'Vierstromenland' (IV, Hoekse Waard), opgenomen in Zuiderents in '68 verschenen debuutbundel, dat de elementen weergeeft die weerstand bij hem opriepen. "Dat licht", zo verklaarde hij later aan Tom van Deel, "is ook het religieuze licht. Ik denk dat ik het toen allemaal zo cryptisch geschreven heb om niet te schokkend voor mijn omgeving te zijn. De mensen uit mijn verleden hadden zich generaties lang met cryptische teksten beziggehouden, zondag aan zondag. Zij zouden me begrijpen, maar de buitenwacht niet. Dfe zou m'n vuile was alleen maar zien als beeldrijke poëzie. Maar misschien was ik ook wel duister, omdat ik van mezelf nog niet wist waar ik uit zoukomen." Niet schokken en geen vuile was. Zuidert was bepaald niet uit op een radicaal afwijzen van dat religieuze verleden, maar leefde, eenmaal in Amsterdam, onmiskenbaar in een gespleten wereld, liever gezegd: in twee werelden. Dat, toen hij met zijn eerste bundel het masker van halsstarrigheid en schijnheiligheid van dat verleden aftrok, hij niettemin, naar eigen zeggen, ,het hele gezicht meetrok", was zijns ondanks. "Nogal rigoureus" en "apocalyptisch", zo omschreef hij die daad ooit zelf. En dat uitgerekend zijn eigen omgeving de strekking van deze gedichten, door de duistere, dichte taaiconstructies heen, niet opmerkte is hem tegengevallen, naar hij in gesprek met Van Deel naderhand bekende. Zuiderent nu: "Dat bleek een wat ingewikkelde weg van communiceren, ja. Het zal ook wel te maken hebben gehad met mijn onvermogen om directte zijn. Ik heb thuis nooit gezegd: ik stop ermee. Dat had ik getracht zichtbaar te maken in mijn gedichten en dat hoeft dan niet nog eens plat gezegd. Als je 't plat zegt is het ook zo definitief. Net alsof je op dat moment een beslissing neemt. Maar zo is het niet. 't Is een langzaam proces.

A, «L, L^i'/:

a/^_lrC'^

H A'Q^

:Ti Al.

f..

Het gedicht 'Tuin der Wetenschap', waarvan In dit artikel sprake is, vond zijn definitieve vorm pas na negen versies. Hier afgedrukt zijn de allereerste, nog handgeschreven, en de voorlaatste versie. De eerste strofe Is vanaf het begin vrijwel compleet aanwezig. De derde strofe ontstaat het laatst: pas in de zevende versie, de tweede zin daaruit zelfs pas in de definitieve.

Maarterugblikkend op je vraag betwijfel ik of je in z'n algemeenheid kunt stellen dat de twijfel altijd poëzie voortbrengt. Wel is naar mijn gevoel zeker, datje met dogma's geen kunst kunt bedrijven. Ik heb een hekel aan dogma's. Ze zijn zo onvruchtbaar."

De balans hersteld Na de ontreddering en onzekerheden die in Geheugen voor landschap zo sterk doorklinken, wordt het VU-magazine, 14e jaargang nr. 7, juli/augustus 1985 I ^ t e

tel

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 328

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's