GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 57

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 57

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

pen te noemen — ontstonden vragen naar het eigen verleden. Jonge historici kregen steeds meer oog voor deze vragen en bovendien was onder hen de roep om een maatschappelijk relevante wetenschapsbeoefening erg groot. Vanaf die tijd zijn veel boeken geschreven over deze groepen aan wie de officiële geschiedschrijving in de jaren daarvoor nauwelijks enige aandacht had besteed. Voor het schrijven van deze geschiedenissen was het bronnenonderzoek in archieven zoals de historicus dat vooral vanaf het begin van de negentiende eeuw zo punctueel had gedaan, niet altijd mogelijk. Ook de archieven zijn samengesteld door koningen, bestuurders en andere machthebbers en over het gewone volk, over het werk van vrouwen, over de visie van de inwoners van de landen in Afrika, Azië of ZuidAmerika treft men er vaak niets. De historische feiten moesten elders gezocht worden. Historici ontdekten dat men het verleden niet altijd uit de geschreven bronnen hoeft te halen. Aarzelend werden de eerste interviews door historici afgenomen. Oude mensen interviewen om van hen over het verleden te vernemen, is een hachelijke zaak. Het is moeilijk na te gaan in hoeverre iemands herinneringen betrouwbaar zijn en in hoeverre de geïnterviewde bereid is de hele waarheid, voor zover hij die nog weet, te vertellen. Bij sociologen en antropologen werden onderzoeksmethoden 'geleend' om een instrument als het interview op betrouwbare wijze te kunnen hanteren. Ook werden bronnen ontdekt die nooit in archieven bewaard zijn, zoals populaire tijdschriften, pamfletten en tekeningen. De aandacht van historici voor beeldmateriaal is de laatste jaren toegenomen. Men heeft ontdekt dat op eenvoudige prenten vaak veel valt te zien over het dagelijks leven, maar ook dat een schilderij of tekening de houding van de schilder ten opzichte van hetgeen hij tekent verraadt. De kennis die kunsthistorici hebben opgebouwd over de betekenis van symbolen in oude schilderijen is alweer een voorbeeld van wetenschappelijke kennis uit een andere discipline die door historici kan worden aangewend. In de toekomst zal de historicus trouwens in toenemende mate aangewezen zijn op beeldmateriaal voor zijn onderzoek. Beelden uit journaals en documentaires, foto's gemaakt door professionals en amateurs voor allerlei doeleinden zijn voor veel mensen tegenwoordig een belangrijker informatiebron dan het geschreven woord. Wil de historicus dus onderzoek doen naar onze tijd dan zal hij dit soort bronnen moeten gebruiken en het is dus goed als hij zich nu al bezint op de methoden die daarbij gebruikt moeten worden. Beeldmateriaal vraagt om een andere aanpak dan geschreven bronnen.

VU-MAGAZINE -

FEBRUARI 1986

Men ziet onder jonge historici momenteel niet alleen een tendens om beeldmateriaal een grotere plaats te geven dan de obligate illustraties die vroeger de boeken van historici sierden. Historici zetten ook hun eigen werk op him. Het maken van een documentaire kan tegenwoordig als afstudeerscriptie gelden. De makers van een him weten uit eigen ervaring wat de problemen van het medium zijn en kunnen daardoor beter met het materiaal omgaan als het op onderzoek aankomt.

H

et vinden van wetenschappelijk verantwoorde methoden om het nieuwe materiaal te gebruiken neemt veel tijd in beslag en zorgt soms voor felle discussie onder de vakbroeders. Dan blijkt ook dat de 'objectieve wetenschap' niet zo'n toepasbaar streven is. Over wat objectiviteit is en in hoeverre men daar naar moet streven lopen de meningen uiteen. Sommigen menen dat de gevestigde wetenschap de term objectiviteit misbruikt om het gelijk van machthebbers aan te geven. Het is in hun visie de logica van de machtigen. Vrouwen uit de arbeidersklasse kunnen op eenzelfde gebeurtenis een totaal andere kijk hebben dan bij voorbeeld een ofhcier van justitie, zonder dat men kan zeggen dat één van beiden ongelijk heeft. Het weergeven van verschillende meningen, ontwikkelingen en handelswijzen, zonder daarin de visie van de tijd waarin de onderzoeker leeft, te mengen, is een van de moeilijkste, zo niet de onmogelijke taak van de historicus. Statistisch materiaal lijkt op het eerste gezicht het tegengestelde van de diversiteit van meningen en visies. Nog vaak worden cijfers als 'objectief' geïnterpreteerd. Het verzamelen van statistische gegevens over het verleden, vooral over perioden waarvoor geen uitgebreide cijfermatige gegevens in de archieven voorhanden zijn, is een betrekkelijk recente onderneming. Historici die zich bezighouden met de studie van de volkscultuur gebruiken deze cijfers steeds vaker als een soort ruggegraat van hun werk. Ze geven er dingen mee aan als, hoeveel buitenechtelijke kinderen er mogelijk waren in een bepaalde stad of hoe

groot een bepaalde beroepsgroep was, hoeveel men verdiende en wat men, gezien de prijzen van het graan en andere eerste levensbehoeften, met dat inkomen kon doen. Vroeger leidde dit tot bijna onleesbare boeken over de economische geschiedenis. Nu vormen deze gegevens een basis waarop onderzoek naar de activiteiten van gewone mensen wordt gefundeerd. De nieuwe weg die de geschiedbeoefenaars zijn ingeslagen door het kiezen van andere vraagstellingen en het schrijven over andere groepen van de bevolking heeft tot de verrassende ontwikkeling van nieuwe methoden en het aanboren van nieuw materiaal geleid. De studie van de cultuurgeschiedenis op een moderne wijze heeft zich een plaats verworven in de gevestigde geschiedwetenschap en er is veel belangstelling voor van zowel studenten als geschoolde historici. Van het laatste getuigden de grote aantallen bezoekers voor het congres van het Tijdschrift voor Theoretische Geschiedenis. Mevr. dr. M. E. H. N. M. Out hield de laatste lezing tijdens deze bijeenkomst. Zij constateerde dat de nieuwe aanpak van het verleden in Nederland tamelijk lang op zich heeft laten wachten. Cultuurgeschiedenis is tot op een recent verleden op een vrij traditionele wijze beschreven. Een standaardwerk als de Algemene Geschiedenis der Nederlanden, waarvan in de jaren zeventig een nieuwe uitgave verscheen, heeft nog steeds hoofdstukken over cultuur waarin uitsluitend de zaken behandeld worden die traditioneel onder cultuur met een hoofdletter C vallen. Voor zaken als volkscultuur is daar nog geen ruimte. Toch vond mevrouw Mout redenen om grote verwachtingen te koesteren voor de toekomst van de geschiedschrijving over Nederlands cultureel verleden in de ruimste zin van het woord. Volgens haar is er langzamerhand reeds zoveel gedaan op dit gebied dat men aan een samenvattende studie over de zeventiende eeuw zou kunnen gaan denken. Dat lijkt dan een studie te worden waar door velen met belangstelling naar uitgekeken zal worden. D Karin van Lierop is liistoricus en free-lance journalist.

Een detail van 'Bij de Haarlemmerpoort', waarop duidelijk te zien is dat de roeiers vrouwen zijn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 57

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's