GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 420

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 420

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

uitoefening. Dit pakket blijkt bovendien van nut voor het regelen van de onderlinge hiërarchie tussen artsen en verpleegsters. Het onderstreept de ondergeschiktheid van de verpleegsters — zonder uitzondering vrouwen — aan de artsen die dan nog uitsluitend in de mannelijke variant voorkomen. De verpleegster is in die visie de trouwe hulp van de arts. Haar werkzaamheden zijn afgeleid van de zijne, want voor het 'echte' medisch handelen is ze namelijk volkomen ongeschikt. In dit alles klinkt de traditionele man-vrouwverhouding sonoor door. Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat, naarmate de evolutie van de medische wetenschap in deze eeuw voortschrijdt, de artsen het risico zien toenemen van de steeds geavanceerdere opleiding die verpleesters krijgen. Wanneer verpleegsters in opleiding een teveel aan medische kennis krijgen bijgebracht, dan zou dat uiteindelijk wel eens afbreuk kunnen doen aan de voorheen zo onaantastbare machtspositie van de arts, dacht menig geneesheer geschrokken. Die angst leidt onder meer tot bezwerende formuleringen in leerboeken voor de verpleegopleiding: "Uw medisch weten is dus van een ander gehalte dan dat van den geneesheer. Geneeskundige boeken zoudt gij waarschijnlijk in het geheel niet begrijpen. Gij zijt nooit tweedehands geneesheren, geen plaatsvervangers, doch slechts deskundige verpleegsters." Niettemin blijft de ontwikkeling van het verpleegkundig beroep gelijke tred houden met die van de medische wetenschap. Zo blijft gedurende de laatste decennia bijvoorbeeld het aantal specialismen binnen de geneeskundige wereld gestaag toenemen. En aangezien het werkterrein van de verpleegkundige dan al volledig wordt afgebakend door die specialismen, betekent dat tegelijk een noodzaak tot het aanbrengen van verfijningen en specialismen binnen de verpleegkundige opleidingen. Een hoger niveau in het verpleegkundig onderwijs, met name op theoretisch gebied, is het logische gevolg.

O

ndanks het volstrekt vrouwelijke beeld dat men in die tijd nog van het beroep van verpleegster heeft, brengt de uitoefening ervan van oudsher handelingen met zich mee die in feite steeds als typisch mannelijk zijn beschouwd. Het tillen en 'keren' van patiënten en — in een later stadium — het omgaan met allerhande technische apparatuur. En een zekere mate van mannelijkheid wordt al zeker als noodzakelijk beschouwd voor wie het ooit nog eens tot hoofdzuster brengen wil. De als grap bedoelde anecdotes, waarin hoofdzusters als kenau figureren, zijn talloos. Het benadrukken van als typisch mannelijk beschouwde eigenschappen komt in een stroomversnelling, wanneer, na 1950, het verpleegkundig beroep steeds technischer

370

De verpleegster als trouwe hulp van de arts: 'afgeleide werkzaamheden'

van aard wordt. De werkzaamheden verplaatsen zich meer en meer van het verzorgende naar het medisch-technische vlak. De dagen van het verpleegvak als een vrouwenberoep bij uitstek, lijken dan geteld. Dat is zéker het geval wanneer rond 1970 met het doorbreken van de traditionele man-vrouwverhoudingen een voorzichtig begin wordt gemaakt. En nog een andere ontwikkeling blijkt naderhand erfgoed van die roemruchte jaren zestig en zeventig. De sociale wetenschappen beleven een gigantische opwaardering en maken bijgevolg een stormachtige groei door. Het sociaal-psychologische aspect krijgt op de golfslag van die beweging een zwaar accent, óók in de verpleging. Het 'begeleiden' van de patiënt bereikt in de gezondheidszorg een hoge plaats op de prioriteitenlijst, en het aanleren van het hoe-en-wat daarvan neemt in de verpleegopleiding ongekende proporties aan. Tegelijk betekent die aandacht voor de sociaal-psychische begeleiding van de patiënt een taakverruiming voor, en een vergroting van de autonomie van de verpleegkundige (want zo mag de verpleegster van weleer dan inmiddels wel worden genoemd). Onmiddelijk na de tweede wereldoorlog maakt het aantal mannen in de verpleging een groei door. Dat wil zeggen: de gediplomeerden die de verpleegopleidingen afleveren, zijn vaker dan voorheen van de mannelijke kunne. Maar dat betekent nog niet direct een toename van het aantal verplegers in de algemene ziekenhuizen. De gediplomeerden vinden vaker een werkkring als 'verbandmeester' bij bedrijven of bij de GG&GD, waar zij bijvoorbeeld worden ingezet bij het ambulancevervoer ('lekker scheuren' met een ziekenwagen appeleert immers meer aan de traditionele mac/io-gevoelens van het 'man-zijn'). Helemaal onbegrijpelijk is dat ook vanuit andere optiek niet. Mannelijke verpleegkundigen worden, vooral in het begin, nog wel eens met de nek aangezien: mannen in een vrouwenberoep, dat moeten wel homosexuelen zijn... Niettemin oefenen mannelijke verpleegkundigen al snel die functies uit, welke als

typisch mannelijk gelden. Ze worden vaker aangesproken voor taken waarvoor mannen geacht worden de geschikte eigenschappen te bezitten: technisch vernuft en lichaamskracht.

A

ls gezegd neemt echter rond 1970 ook in de ziekenhuizen het aantal verplegers toe. Deels is dat het gevolg van een aarzelende culturele doorbraak in het rigide denken over de rolverdeling tussen man en vrouw. Maar ook andere maatschappelijke ontwikkelingen liggen aan die verandering ten grondslag. Zoals de algehele schaalvergroting, die het gevolg is van de explosieve groei van de bevolking na '45. Het aanbod van patiënten neemt dienovereenkomstig toe, terwijl de emancipatie inmiddels al zover is voortgeschreden, dat meisjes die een voortgezette opleiding en, naderhand, betaald werk ambiëren, niet langer uitsluitend in de verpleging aan de slag hoeven. Het tekort aan verpleegkundigen wordt, in die naoorlogse jaren, al spoedig nijpend. En tenslotte wordt ook als gevolg van de steeds technischer opererende gezondheidszorg meer en meer een beroep gedaan op mannelijke kandidaten voor het verpleegkundig beroep. Een sterk staaltje van de manier waarop die werving ter hand genomen wordt, levert een voorlichtingsfolder uit 1971, uitgegeven onder auspiciën van de Federatie van Verenigingen onder de titel: 'De man in de verpleging': "Uiteraard appeleren de technisch-organisatorische aspecten van de gezondheidszorg ook aan de natuurlijke capaciteiten van de man. In het sterk gedifferentieerde beeld van de beroepsontplooiing vinden we de mannelijke verpleegkundige in onze tijd terug als praktijkverpleegkundige op de verzorgingsafdelingen, als docent bij de opleidingen en als leidinggevende kracht op de stoel van de verpleegkundig directeur." 'Vanaf dat moment begint zich een tendens af te tekenen die de vrouw haar bevoorrechte positie in althans dat éne beroep zou doen verliezen. Tegen de achtergrond van de vrouwen- èn mannenemancipatie op het eerste gezicht een niet onwelkome ontwikkeling, zij het dat de traditionele verhou-

VU-MAGAZINE — NOVEMBER 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 420

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's