GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1993 - pagina 217

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1993 - pagina 217

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

R

H A

hoogleraar criminologie de opvolger zou worden van Willem Nagel. Over zijn onderzoeksprogramma was nog niet al te veel zeker. O p zeker moment publiceerde het tijdschrift K R I een artikel waarin een tipje van de sluier opgelicht werd: Buikhuisen zou hersenonderzoek gaan doen bij criminelen om uit te vinden of er een aangeboren of erfelijke afwijking in het brein aanwezig was, die hun verdorven neigingen zou kunnen verklaren. Hij zou elektroden in het brein van de criminelen willen plaatsen en op medische wijze de 'deviant' tot normaal gedrag proberen te brengen. Het was een gerucht met een zekere kern van waarheid. Buikhuisen was inderdaad geïnteresseerd geraakt in fysiologische theorieën over de oorzaken van misdaad. Een zo'n theorie luidde dat misdaad veroorzaakt werd door 'een laag activatie-niveau van het centrale zenuwstelsel'. Anders gezegd: het probleem bij misdadigers is dat ze enkele normale menselijke emoties nauwelijks kennen. Vele mensen zullen misschien ooit de verleiding gehad hebben een bank te beroven, of een huis leeg te halen. Maar de potentiële crimineel ziet daar van af omdat spontaan een krachtige emotie opwelt: angst. Plotseling realiseert men zich een verbod te overtreden en wat de consequenties daarvan kunnen zijn. De paniek slaat genadeloos toe. Dat angstgevoel is bij de meeste mensen een effectieve misdaadbarrière. Misdadigers, zo luidt de theorie, lijden daarentegen aan 'onderprikkeling', ze hebben veel krachtiger prikkels nodig om tot hetzelfde gevoel te komen. De angstgevoelens worden bij hen in veel mindere mate geactiveerd. Zij overtreden de maatschappelijke verboden zonder enige gêne, zonder geprikkeld te worden door verterende gevoelens van angst en berouw. Welnu, als de diagnose eenmaal is gesteld, is de therapie niet ver weg. Er zou bijvoorbeeld aan een hormoonbehandeling gedacht kunnen worden voor de criminelen, om op kunstmatige wijze te bewerkstelligen wat bij andere mensen al 'van nature' in het brein aanv/ezig is. De ontdekking van die fysiologische benadering was een openbarmg voor Buikhuisen. Hij was een criminoloog die zich altijd al wel geïn-

A

teresseerd had voor biologische verklaringen van menselijk gedrag. Maar zijn perspectief daarbij v/as dat van law and order. Over de provo's had hij bijvoorbeeld gezegd dat de natuur hen slecht bedeeld had. Als mensen verderfelijke eigenschappen hebben, aangeboren of erfelijk, m o e t j e die onderdrukken. Desnoods met harde hand. Maar zijn benoeming tot hoogleraar betekende een inhoudelijke perspectiefverschuiving. Geen repressie meer maar preventie en genezing. In enkele interviews wordt Buikhuisen geschetst als een sociaal bewogen man. Voor hem is de misdadiger een zieke die ons aller medelijden verdient; we moeten aUes in het werk stellen om hem van zijn misdadige eigenschappen af te helpen. Het beste had Buikhuisen met de mensen voor, hij was voorstander geworden van een 'zachte' aanpak, en toch riep hij alleen maar agressie op. H o e kon dat nu? Onwetendheid, zou een antwoord kunnen zijn. In de publieke opinie bestond het idee dat Buikhuisen aan de hersens van mensen zou gaan zitten morrelen, en dat hij bij criminelen een elektroshock-achtige therapie zou gaan toepassen. Indianenverhalen ongetwijfeld, maar ze bleven onweersproken. Hetgeen kwam omdat Buikhuisen zelf nog maar heel vage ideeën had over wat voor onderzoek hij wilde gaan uitvoeren. Fundamenteler was de kritiek van collega-criminologen. H u n kritiek v/as dat Buikhuisen de misdaad individualiseerde. In de criminologie was in jaren zeventig de gedachte gemeengoed geworden dat misdaad een maatschappelijk probleem is. De vraagstelling van veel wetenschappers was er op gericht er achter te komen hoe mensen tot misdadigers 'gemaakt' worden door hun jeugd, door maatschappelijke achterstelling of het justitieel apparaat. Als een jongere ooit een misstap heeft begaan, vindt een stigmatisering tot crimineel plaats en wie eenmaal dat stigma heeft opgedrukt gekregen, loopt het risico zijn leven lang daaraan vast te zitten. Omdat de gestigmatiseerde geen kans gegund wordt in de samenleving, is er geen andere mogelijkheid dan een leven in het criminele circuit. Een ontsnappingsroute is er niet.

L

D

De beschuldiging aan Buikhuisen luidde dat hij de stigmatisering versterkte; dat hij de schuld van de misdaad weer helemaal in de persoon van de crimineel zelf plaatste. De maatschappelijke omstandigheden blijven veilig buiten schot. Buikhuisen zag zichzelf als een helper; de crimineel is iemand die lijdt aan dwangmatige neigingen en moet leren zijn vrijheid en autonomie te heroveren. De tegenstanders van Buikhuisen zagen het iets anders: de biologisch geïnteresseerde criminoloog is een gev/iekste manipulator die denkt het menselijke bewustzijn v/el eventjes naar eigen hand te kunnen zetten. Geen opvoeding tot vrijheid maar een terreur van de witte jassen. Mogelijk dat al die tegenstanders hun eigen angsten op de zwijgende of zich in vage formuleringen hullende Buikhuisen projecteerden. O o k in latere jaren slaagde Buikhuisen er niet in de vermoedens en verdenkingen te bevestigen ofte ontzenuwen. Zijn onderzoek kwam niet echt goed van de grond en in de loop van de jaren tachtig trok hij zich helemaal terug uit de wetenschap. Misschien dat die pogingen om misdaad te verklaren vanuit biologische overwegingen toch niet zo vruchtbaar waren, als ze aanvankelijk leken. Of zou hem het werken stelselmatig onmogelijk zijn gemaakt? Buikhuisen is ervan beschuldigd criminelen te stigmatiseren. O p het hoogtepunt van 'de affaire-Buikhuisen' klaagde de hoofdpersoon er over zelf gestigmatiseerd te zijn. Hij moet gevoeld hebben hoe het is om als crimineel bejegend te worden en hoe moeilijk het is voor een crimineel om een plek te veroveren in de samenleving. In die zin vormt Buikhuisen zelf het levende bev/ijs van de theorie van zijn tegenstanders dat een crimineel niet geboren maar gemaakt wordt. Hij werd de proefpersoon in een sociaalwetenschappelijk experiment. Buikhuisen kreeg van de tegenstanders van stigmatisering het stigma van crimineel in de wetenschap opgedrukt. En een stigma, dat is bekend, daar kom je niet snel eventjes vanaf.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1993 - pagina 217

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's