GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 256

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 256

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

zodanige complexiteit, dat hun ontstaan onmogelijk langs de weg van een simpele mechanistische evolutie kan worden verklaard.

Doelgericht De biochemicus Jacques Monod die door het, samen met anderen, ophelderen van de structuur van de nucleïnezuurketens in het celgenoom bekend werd, noemt de doelgerichtheid (teleonomie) een der hoofdkenmerken van het leven. Als, schrijft hij, een ruimteschip afkomstig van Mars de aarde zou bezoeken en de meegevoerde registratieapparatuur een aards fototoestel zou bestuderen, dan zou deze buitenaardse wezens tot de conclusie moeten komen dat hier sprake is van een voorwerp, dat met een bepaald doel - in dit geval het opvangen van beelden - geconstrueerd werd. Tot precies hetzelfde besluit zouden deze wezens echter gekomen zijn als deze een oog te beoordelen had gekregen. Ook hier: een lens, een diafragma, een 'sluiter', een lichtgevoelig membraan, enzovoort. Monod gebruikt dit voorbeeld "om te onderstrepen, hoe willekeurig en onvruchtbaar het zou zijn, als men zou loochenen dat het natuurlijke orgaan - het oog - het eindresultaat van een project is, terwijl men wèl bereid is dit van een fototoestel te zeggen."

Zo mogelijk nog indrukwekkender dan de bovengenoemde vormen van onderlinge afhankelijkheid is de foutloze, streng gereguleerde samenwerking van een groot aantal verschillende organen in het dierlijk lichaam. Ik kies enkele voorbeelden uit vele: Ten eerste de regulering van de calcium-concentratie in het bloed. Deze wordt dankzij enige hormonen, waarvan sommige calcium-verhogend en andere calcium-verlagend werken, uiterst nauwkeurig op een bepaald niveau gestabiliseerd. Een geringe verlaging zou de dood ten gevolge hebben, daar de prikkeloverdracht in het zenuwstelsel dan niet meer zou functioneren. Een verhoging zou schadelijk zijn wegens kalkafzettingen in allerlei weefsels. Dit betekent dat de klieren, die de calciumverlagende, respectievelijk -verhogende hormonen aan het bloed afgeven, precies tegelijkertijd in het lichaam van het eerste dier waarin deze regulering nodig was, moeten zijn ingebouwd. Er moet aan deze inbouw een plan ten grondslag liggen, want dat deze gelijktijdigheid louter toeval zou zijn zal ook de stoutmoedigste beoefenaar van de waarschijnlijkheidsrekening niet voor mogelijk houden. Tweede voorbeeld is glucose-, een stof die als energieleverancier voor het zenuwstelsel onontbeerlijk is, daar dit andere voedingsbestanddelen (zoals vetzuren) niet als brandstof kan gebruiken. Het is dus van belang dat glucose steeds leverbaar is. Voornamelijk twee hormonen zorgen voor het transport: adrenaline levert glucose uit de 'voorraadkast' (de lever) aan het bloed af, en insuline zorgt voor het transport vanuit het bloed door de celwand heen naar het binnenste van de cellen. Ook hier weer: de produktieplaatsen (klieren) van op zijn minst deze twee hormonen moeten tegelijkeitijd beschikbaar zijn geweest. Men kan nu nog een stap verder gaan en vaststellen dat deze beide regulatiesystemen ook weer ondeding afhankelijk zijn, zoals ik met een voorbeeld wil duidelijk malcen. De invloed van calcium op het zenuwstelsel wordt door calcium-iorieri uitgeoefend, dat is: door dat deel van de in het bloed opgeloste calcium-atomen dat een elektrische lading draagt. Een stabilisering van de ionisatiegraad van calcium is echter zonder regulering van het zuur/baseevenwicht in het bloed niet denkbaar en dit evenwicht is weer afhankelijk van de regulering van de natrium-, kalium-, en glucose-stofwisseling. Zo leidt bijvoorbeeld een te gering glucose-verbruik door de cellen (bij gebrek aan insuline) tot verzuring van het bloed (acidose) als gevolg van een stijging van het vetzuurgehalte. Het is duidelijk dat het aantal activiteiten waarvan moet worden aangenomen dat zij ooit precies tegelijkertijd begonnen zijn, enorm groot is. Zó groot, dat aan de conclusie niet valt te ontkomen, dat iedere nieuwe soort direct in zijn definitieve vorm en bloc is verschenen (dat wil zeggen: is geschapen): schepping uit het niets!

WETENSCHAP,

CULTUUR

Talloze gegevens uit paleontologie en biologie leiden tot de conclusie dat de term 'evolutie' niet meer kan worden gebruikt in de zin van het ontstaan van soorten, geslachten, dierklassen, enzovoorts, uit elkaar, beginnend met eencellige wezens en opklimmend tot de zoogdieren en de mens. De soms grote verschillen tussen levensvormen voor en na catastrofen en het plotseling verschijnen van totaal nieuwe, vaal<: uiterst gecompliceerde structuren en regulatie-systemen, laten geen andere gevolgtrekking toe dan dat de verschillende vormen van leven onafhankelijk van elkaar ontworpen en geschapen zijn. Bij deze 'Schepping uit het niets' werd kennelijk gebruik gemaakt van 'bouwplannen' van reeds bestaande levensvormen, of levensvormen die vroeger bestonden. Men kan dit bijvoorbeeld afleiden uit het verschijnen en weer verdwijnen van 'kieuwspleten' in het begin van de ontwikkeling van het menselijk embryo, of uit de aanwezigheid van rudimentaire (niet ontwikkelde) poten bij walvissen. Op puntige wijze vatte de Leidse farmacoloog piof. S.E. de Jongh dit in de jaren vijftig als volgt samen: "Blijkbaar drong zich het gebruikmalcen van vroegere patronen scheppingstechnisch op"..! De Schepping is klaarblijkelijk miraculeus. Alles verschijnt als bij toverslag, uitgedacht en gerealiseerd vanuit een werkelijkheid, waartoe wij met onze zintuigen gewoonlijk geen toegang hebben: Gods werkelijkheid. De titel van dit opstel is dus eigenlijk onbevredigend, want deze werkelijkheid is niet 'niets'. Ik heb de titel gekozen om te doen uitkomen dat elke levensvorm apart geschapen is. Dr F. Paesi (1914) studeerde medicijnen in Amsterdam en promoveerde in 1946. Tot 1958 was hij verbonden aan het Pharmacologisch Laboratorium van de Rijksuniversiteit Leiden, aanvanicelijk als medewerker van prof.dr S.E. de Jongh, later als docent en conservator. Van 1958 tot 1981 was hij werkzaam bij de afdeling Pharma Forschung van C.I.B.A. in het Zwitserse Basel.

e) SAMENLEVING

18

- ]UNJ

1996

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 256

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's